Page 33 of 244

I
31 De totale kilometerstand
wordt weergegeven in
deel 1
van het display en
de stand van de dagtel-
ler in deel 2
(zie hoofd-
stuk "Kilometertellers").
Kilometerteller (A en B)
INFORMATIE DISPLAY
IN
STRUMENTENPANEEL
Weer
gave van de informatie
Druk, als het contact aan gezet is, op
de knop INFO
op het dashboard links
van het instrumentenpaneel om de vol-
gende gegevens achter elkaar weer te
geven:
- de kilometerteller A,
- de kilometerteller B,
- de onderhoudsindicator,
- de koelvloeistoftemperatuur,
- de actieradius,
- de boordcomputer,
- het instellingenmenu.
Deze geeft de afstand
en het aantal resterende
maanden weer tot de vol-
gende onderhoudscon-
trole overeenkomstig het
onderhoudsscherma van
de fabrikant (zie hoofdstuk
"Onderhoudsindicator").
Onderhoudsindicator
Bij draaiende motor geeft
deze de temperatuur van
de koelvloeistof weer (zie
hoofdstuk "Indicator
koel-
vloeistoftemperatuur").
Koelvloeistoftemperatuur Bij een draaiende mo-
tor geeft deze het aan-
tal kilometers weer dat
nog afgelegd kan wor-
den met de resterende
brandstof in de tank, af-
hankelijk van het gemid-
delde verbruik over de
laatste gereden kilometers (zie hoofd-
stuk "Actieradius").
Actieradius
Deze geeft het gemid-
delde verbruik, de ge-
middelde snelheid en het
momentele verbruik weer
(zie hoofdstuk "Boord-
computer").
Boordcomputer
Als de auto
stilstaat
,
kunnen de volgende
parameters gewijzigd
worden (zie hoofdstuk
"Parameters van de
functies"):
- de taalweergave,
-
de eenheid voor de
temperatuurweergave,
-
de eenheid voor het brandstofverbruik,
- de keuze voor het opnieuw initiali-
seren van het gemiddelde verbruik
en de gemiddelde snelheid,
- weergave-interval van de herinne-
ring voor pauze (rusten).
Instellingenmenu
Page 34 of 244

I
!
!
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
32
De totale kilometerstand
wordt weergegeven in zone
1
van het display en de ge-
deeltelijke kilometerstand in
zone 2
.
KILOMETERTELLERS (A/B)
Systeem om de totaal afgelegde af-
stand door de auto tijdens de levens-
duur te meten, evenals de dagelijkse
of andere afstanden tot aan nulstelling
door de bestuurder.
Nulstelling
Druk, met het contact aan, langer dan
2 seconden op de knop INFO
tot de
nullen verschijnen. Bij draaiende motor geeft
deze de temperatuur van
de koelvloeistof weer.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Als de wijzer het kritieke
gebied aan
de rechterzijde nadert, is de tempera-
tuur te hoog.
Als de motor te heet wordt, gaat het pic-
togram knipperen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Zet de motor niet meteen af, maar laat
deze nog enkele minuten draaien.
Wacht, indien koelvloeistof moet
worden bijgevuld, tot de motor is
afgekoeld. Het koelcircuit staat
onder druk.
Bij draaiende motor
wordt weergegeven hoe-
veel kilometer u nog met
de resterende hoeveelheid
brandstof kunt rijden, aan
de hand van het gemid-
delde brandstofverbruik tij-
dens de laatste kilometers.
ACTIERADIUS
Zodra de actieradius minder dan 50 km
bedraagt, worden streepjes weergegeven.
Ga zo snel mogelijk tanken. De weerga-
ve van de actieradius wordt bijgewerkt.
Draai de vuldop eerst twee slagen los
en laat de druk ontsnappen, om elk ri-
sico op brandwonden te vermijden.
Verwijder de vuldop pas als de druk
van het systeem is, en vul indien nodig
koelvloeistof bij.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats. De afstand kan plotseling wijzigen
door een verandering van rijstijl of
helling, als die een aanzienlijke ver-
laging van het momentele brandstof-
verbruik tot gevolg heeft.
Als u slechts enkele liters tankt, zal
niet de juiste waarde worden weer-
gegeven. Vul de tank dus zo vol mo-
gelijk.
Wanneer u de accukabels los-
neemt wordt het vorige brandstof-
verbruik gewist, de aangegeven
waarde zal dan afwijken van de vorige,
voor het losnemen van de accukabels.
De weergegeven afstand dient slechts
als indicatie.
Page 35 of 244

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
33
ONDERHOUDSINDICATOR Nulstelling van de onderhoudsindicator
Het CITROËN-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats voert deze hande-
ling uit na elke onderhoudscontrole.
Als u zelf de onderhoudscontrole van
uw auto uitvoert, volg dan de volgende
procedure:
)
zet het contact af.
)
druk een aantal keer op de knop
INFO
tot de onderhoudsindicator
verschijnt.
)
druk een aantal keer op de knop
INFO
en houd deze gedurende enke-
le seconden ingedrukt tot de onder-
houdssleutel begint te knipperen
.
)
druk een aantal keer op de knop
INFO
als de onderhoudssleutel
knippert om de weergave "---"
te la-
ten veranderen in " CLEAR
" en ver-
volgens in de resterende tijd tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole.
controle is overschreden
Werking
Als u het contact aan zet, dient u een
aantal keer achter elkaar op de knop
INFO
te drukken tot de onderhoudsin-
dicator in beeld verschijnt. De kilome-
terteller geeft de resterende kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudscon-
trole aan en de verstreken tijd geeft het
aantal maanden tot de eerstvolgdende
onderhoudscontrole aan.
Na een bepaalde afstand en tijd,
wordt de weergave "---"
opnieuw ge-
initialiseerd en wordt de resterende
tijd tot de volgende onderhoudscon-
trole aangegeven. De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van de eerstvolgende onderhoudscon-
trole volgens het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhouds-
indicator op basis van twee parame-
ters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole (in maanden).
De factor tijd kan worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers, af-
hankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
Voorbeeld
: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
7.300 km.
Het pictogram "--"
blijft weergegeven
zolang de eerste onderhoudscontro-
le van een nieuwe auto niet is uitge-
voerd.
Voorbeeld
: de indicator geeft aan dat de
datum voor de onderhoudscontrole is ver-
streken. Deze onderhoudscontrole moet
uitgevoerd worden door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Elke keer als het contact wordt aangezet, wordt
de melding "PERIODIC INSPECTION"
gedu-
rende enkele seconden weergegeven om aan
te geven dat de onderhoudswerkzaamheden
zo spoedig mogelijk uitgevoerd moet worden.
Page 36 of 244

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
34
BOORDCOMPUTERGemiddeldbrandstofverbruik(l/100km of km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde
verbruik sinds de laatste
nulstelling van de boord-
computer.
Dit getal kan verhoogd worden door
een verandering in de rijstijl of van
het landschap, die een aanzienlijke
variatie van het momentele verbruik
tot gevolg heeft.
Gemiddelde snelheid(km/h of mph)
Dit is de gemiddelde
snelheid sinds de laat-
ste nulstelling van de
boordcomputer.
Nulstelling
Bij inschakeling van het contact, wordt
bij de nulstelling overgeschakeld van
de handmatige naar de automatische
stand.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats wan-
neer er tijdens het rijden horizontale
streepjes in plaats van cijfers op het
display verschijnen.
Huidige
brandstofverbruik
(l/100 km of km/l of mpg)
Dit is het brandstofver-
bruik dat geregistreerd
is tijdens de laatste se-
conden.
Weergave
Druk bij ingeschakeld contact herhaal-
delijk op de knop INFO
aan de linkerzijde
van het dashboard om de verschillende
informatie weer te geven:
- gemiddeld brandstofverbruik,
- gemiddelde snelheid,
- momenteel brandstofverbruik. Druk minimaal twee seconden op de
knop INFO
zodra gewenste informatie
op het display verschijnt om alle gege-
vens te resetten.
Automatisch
Als de contactsleutel langer dan 4 uur
in de stand OFF staat wordt alle infor-
matie automatisch gereset.
Page 37 of 244

I
!
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
35
Als de auto stilstaat
,
kunnen de volgende func-
tieweergaven worden ge-
wijzigd:
- opties voor het wis-
sen van het gemiddel-
de brandstofverbruik
en de gemiddelde
snelheid,
- de eenheid van het brandstofverbruik,
- de eenheid voor de temperatuurweer-
gave,
- de taalkeuze,
-
inschakelen/uitschakelen geluidssignaal
van de knop INFO
,
- weergave-interval van herinnering pau-
ze (rusten),
- fabrieksinstellingen herstellen.
WEERGAVEMOGELIJKHEDEN
FUNCTIE
S
Hiermee kunt u de weergave van ver-
schillende functies instellen.
Om de weergave van functies te
wijzigen, moet de auto stilstaan
met het contact aan.
Trek de handrem aan en zet de ver-
snellingshendel in neutraal.
Als de auto rijdt
, worden de instel-
lingen niet weergegeven als u op de
knop INFO
drukt.
De diverse menu's kunnen voor instru-
mentenpaneel type 1 en instrumenten-
paneel type 2 verschillend zijn.
Druk, met
het
contact aan
, herhaal-
delijk op de knop INFO
links op het
instrumentenpaneel tot op het scherm
"SETTING MENU" verschijnt.
Werking
)
druk op de knop INFO
en houd deze
gedurende enkele seconden inge-
drukt om het menuscherm weer te
geven.
Druk op de knop INFO
en houd
deze gedurende enkele seconden
ingedrukt om het menuscherm weer
te geven.
Bij weergave van het menuscherm,
als er gedurende 15 seconden geen
handeling wordt uitgevoerd, wordt
het scherm met parameters van de
functies weergegeven.
)
druk in het menuscherm op de knop
INFO
om een functie uit de volgen-
de lijst te selecteren:
MENU 2/3:
- a/b
(taalkeuze voor weergave op
het scherm van het instrumenten-
paneel en het navigatiescherm),
- inschakelen/uitschakelen ge-
luidssignaal
van de knop INFO
,
- ALARM
(wijzigen van weergave-in-
terval van de herinnering voor rus-
ten "REST REMINDER"),
- keuze van het geluid
van de rich-
tingaanwijzers,
- inschakelen / uitschakelen van
het verbruik op dat moment
,
MENU 1/3:
- 1 - 2
(opties voor wissen van gemid-
deld brandstofverbruik en gemid-
delde snelheid),
- UNIT
(keuze voor eenheid brand-
stofverbruik),
- keuze voor eenheid temperatuur-
weergave
,
- LANGUAGE
(taalkeuze),
MENU 3/3 :
- RESET (fabrieksinstellingen op-
nieuw instellen).
Page 38 of 244