Page 137 of 276

6/
RIJDEN
OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE
SNELHEID
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de
snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht
wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt
, wordt de
begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas
wordt losgelaten.
UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE
)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. De
snelheidsbegrenzer wordt niet meer op het display weergegeven.
STORING
In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de
ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het
gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 138 of 276

SE
T/+LIM
IT
CRUISE 0 II
S
ET/–
136
SNELHEIDSREGELAAR
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een
constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het uitschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig
met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van het ESP.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden
gewist.
STUURKOLOMSCHAKELAAR
De functies van de snelheidsregelaar worden bediend met de
stuurkolomschakelaar.
1.
Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
Toets voor het programmeren van een snelheid en het verlagen van
de ingestelde snelheid.
3.
Toets voor het programmeren van een snelheid en het verhogen
van de ingestelde snelheid.
4.
Toets voor het uitschakelen / hervatten van de snelheidsregeling.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te
allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen. Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig.
Om de snelheidsregelaar te kunnen inschakelen, moet de ingestelde
snelheid minimaal 40 km/h bedragen en moet aan een van de
onderstaande voorwaarden worden voldaan:
- bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de
vierde versnelling zijn ingeschakeld,
- bij auto's met automatische transmissie moet bij handmatig
schakelen minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld,
- de stand D
van de automatische transmissie moet zijn
geselecteerd.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk
worden overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende
het gaspedaal los te laten.
Page 139 of 276
6/
110km/h110
CRUISE Pause
offkm/hP
SE
T/+LIMIT
CRUISE 0 I
I
SE
T/–
RIJDEN
WEERGAVE OP HET DISPLAY
De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
Snelheidsregelaar uitschakelen / hervatten van de
snelheidsregeling.
6.
Snelheidsregelaar geselecteerd.
7.
Ingestelde snelheid.
PROGRAMMEREN
)
Draai de knop 1
in de stand "CRUISE"
: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (OFF/Pause).
)
Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het
gewenste niveau te brengen en vervolgens op de
toets 2
of 3
te drukken (bijv.: 110 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met
de toetsen 2
en 3
:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
)
Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op
de toets 4:
het uitschakelen wordt bevestigd op
het display (OFF/Pause).
)
Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk
nogmaals op de toets 4
.
Page 140 of 276

138
OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE
SNELHEID
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat
de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de
ingestelde snelheid.
UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE
)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. De snelheidsregelaar
wordt niet meer op het display weergegeven.
STORING
In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer
u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge
verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer
druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 141 of 276

6/
... BIP ... BIP ... BIP ...
RIJDEN
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te
blijven en is zelf verantwoordelijk.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die aanvankelijk
wel worden gedetecteerd, worden door dode hoeken in het
detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich vlak bij
de auto bevinden.
PARKEERHULP
Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper
obstakels in de nabijheid van de auto (personen, auto's, bomen,
slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
PARKEERHULP ACHTER
De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet
meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal
gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of
links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan
dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Page 142 of 276

140
Uitschakelen/activeren van de parkeerhulp vóór en achter
Grafische weergave
PARKEERHULP VÓÓR
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en
wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10 km/h voor de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de
auto bevindt.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie
seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid
hoger wordt dan 10 km/h.
De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het
multifunctionele display worden blokjes weergegeven die het pictogram
van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht
genaderd is, verschijnt ook het symbool "Gevaar" op het display.
De functie kan worden uitgeschakeld door deze knop in te drukken.
Het verklikkerlampje in de knop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de functie weer geactiveerd.
Het verklikkerlampje dooft.
Page 143 of 276

6/
RIJDEN
Uitschakelen/activeren parkeerhulp achter
De parkeerhulp kan worden geactiveerd of uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Raadpleeg voor meer informatie over de toegang tot het menu
van de parkeerhulp het hoofdstuk over het instellen van de
uitrustingen van uw auto.
STORING
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen
van de achteruitversnelling dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel branden en/of wordt er een bericht op het
display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal
(korte pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de
sensoren niet zijn bedekt met modder, ijs of sneeuw. Bij het
inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal
(lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
Als de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h, kan de
parkeerhulp geluidssignalen geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt gemonteerd
(auto's voorzien van een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fietsendrager).
Page 144 of 276
142
Innovatie voor optimale prestaties
De afdelingen Research & Development van TOTAL
ontwikkelen voor PEUGEOT smeermiddelen die
geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in
auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast.
U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties
van de motor van uw auto.
Een optimale bescherming van uw motor
Wanneer u het onderhoud van uw PEUGEOT laat
uitvoeren met TOTAL smeermiddelen, zorgt u voor
betere prestaties en een langere levensduur van de
motor waarbij het milieu wordt gerespecteerd.
AANBEVOLEN