Page 33 of 276

1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te
schakelen.
Voorgloeien
dieselmotor
permanent. Het contactslot staat in de
tweede stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden.
Handrem
permanent. De handrem is aangetrokken of
niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap
het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie
over de handrem.
Mistlampen
vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Airbag vóór aan
passagierszijde
permanent op het
display van de
waarschuwingslampjes
voor de
veiligheidsgordels en
de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar op het dashboard
aan passagierszijde staat in de
stand " ON
".
De airbag vóór aan
passagierszijde is geactiveerd.
Plaats
in dit geval geen
kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de stoel van de
voorpassagier. Als u geen kinderzitje op de stoel van de voorpassagier
wilt plaatsen, is het raadzaam de airbag vóór aan
passagierszijde in te schakelen.
Zet de schakelaar echter altijd in de stand "OFF"
als u een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel van de
voorpassagier wilt plaatsen.
Page 34 of 276

32
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie
handmatig is uitgeschakeld.
Hierbij kan een geluidssignaal worden weergegeven.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto
wordt het branden van het verklikkerlampje ook gecombineerd met:
- een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel
en een melding op het multifunctionele display,
of
- een pictogram en een melding op het centrale display van het
instrumentenpaneel.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Airbag vóór aan
passagierszijde
permanent, op het
pictogrammendisplay
van de
veiligheidsgordels en
de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar op de zijkant
van het dashboard aan
passagierszijde staat in de stand
" OFF
".
De airbag vóór aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel plaatsen. Voordat u een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel bevestigt, dient u altijd
de airbag vóór
aan passagierszijde uit te schakelen.
Vergeet nadat u het kinderzitje hebt verwijderd niet om de
schakelaar in de stand "ON"
te zetten om de airbag vóór
aan passagierszijde weer in te schakelen.
ESP/ASR
permanent. De toets in het midden van het
dashboard wordt ingedrukt. Het
bijbehorende verklikkerlampje
gaat branden.
De volgende functies worden
uitgeschakeld.
- dynamische
stabiliteitscontrole (ESP),
- antispinregeling (ASR),
- automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten. Druk nogmaals op de toets om deze functies handmatig
weer in te schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld als
de motor wordt gestart.
Page 35 of 276

1/
5090
130
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B
, is de temperatuur te hoog. Het verklikkerlampje te
hoge koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie
met het verklikkerlampje STOP
, een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
MOTOROLIENIVEAUMETER
Bij het aanzetten van het contact worden de onderhoudsinformatie
en het motorolieniveau gedurende enkele seconden tegelijkertijd
weergegeven.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor ten
minste 30 minuten niet heeft gedraaid. De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele
minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
)
wacht tot de motor is afgekoeld,
)
draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen,
)
verwijder vervolgens de dop,
)
vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
offkm/h90
OIL OKOlieniveau
correct
Page 36 of 276

34
Olieniveau correct
Als de aanduiding "OIL"
knippert of een waarschuwingsmelding op het
instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met het verklikkerlampje
service en een geluidssignaal, is het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Als de aanduiding "OIL --"
knippert of een waarschuwingsmelding
op het instrumentenpaneel verschijnt, duidt dit op een storing in de
motorolieniveaumeter. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor de plaats van de peilstok en
het bijvullen van motorolie voor het motortype van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
-
A
= maxi; het oliepeil mag nooit boven het niveau A
uitkomen (kans op schade aan de motor),
-
B
= mini; als het oliepeil niet boven het niveau
B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto
voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld
via de vuldop.
Olieniveau
correct
Olieniveau niet
juist
Meting olieniveau
ongeldig
Page 37 of 276

1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
ONDERHOUDSINDICATOR
De informatie van de onderhoudsindicator verschijnt gedurende enkele
seconden na het aanzetten van het contact. De onderhoudsindicator
geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende
onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de
onderhoudsindicator op basis van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie
op het centrale display van het instrumentenpaneel.
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole
is 1000 km tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de
onderhoudssleutel branden. Het centrale display van het instrumentenpaneel
geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole
bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan 1000 km
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:
De sleutel blijft branden
op het kleine
display om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
Onderhoud over
2800 km of
9 maanden
2800km
Onderhoud over
900 km of
2 maanden
900km
Page 38 of 276

= 0
36
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de sleutel knipperen
om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd
moeten worden.
Voorbeeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole met 300 km
overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:
De sleutel blijft branden
op het
kleine display om aan te geven dat er
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
hadden moeten worden.
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen
kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als het interval van twee jaar is
overschreden.
Op 0 zetten van de onderhoudsindicator
Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.
Deze informatie verschijnt gedurende de handmatige controleprocedure.
)
Druk kort op de knop "CHECK/000"
.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven
op het centrale display van het instrumentenpaneel en verdwijnt
vervolgens weer.
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan
de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen. De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:
)
zet het contact af,
)
druk op de knop "CHECK/000"
en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het centrale display van het instrumentenpaneel
"=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt van het kleine display.
Onderh.
overschr. met
300 km
-300km
Page 39 of 276

1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
HANDMATIGE CONTROLE
Met deze functie kunt u de staat van de auto (waarschuwingen en de
status van te configureren functies - "geactiveerd" of "uitgeschakeld")
en de informatie over het onderhoud controleren.
)
Druk bij draaiende motor kort op de knop "CHECK/000"
van het
instrumentenpaneel om de handmatige controle te starten.
Als er geen enkele storing wordt gesignaleerd, verschijnt de melding
"CHECK OK"
op het centrale display van het instrumentenpaneel.
Als er een "kleine" storing wordt gesignaleerd, verschijnen de
desbetreffende waarschuwingspictogrammen en vervolgens de melding
"CHECK OK"
op het centrale display van het instrumentenpaneel.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als een "ernstige" storing wordt gesignaleerd, verschijnen alleen de
desbetreffende waarschuwingspictogrammen op het centrale display
van het instrumentenpaneel. Laat het systeem door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
KILOMETERTELLER/DAGTELLER
De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden
weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.
Kilometerteller
)
Druk bij aangezet contact op deze knop en houd deze ingedrukt tot
de dagteller op 0 staat.
Dagteller
De dagteller geeft het aantal verreden kilometers weer sinds de laatste
keer dat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
10
3070
50
904.5
65
4
/min1000km/
CHECK/000
km/h90LIMIT Pause
10
CHECK/000
3050
13 0110907
05
0
3010
6
7 5
4
/min1000
km/hmph5.5
offkm/h90
CHECK
OK
Diagnose OK
/1/
04
/1hh
Page 40 of 276

00.5
16
7
60
6
12
93
55
50
45
40
353025
20
15
1
0
5
38
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
U kunt de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht
van de omgeving. De dimmer van de dashboardverlichting kan alleen worden gebruikt
als de verlichting van de auto is ingeschakeld, uitgezonderd de verlichting overdag.
Actief
)
Druk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te
variëren.
)
Als de verlichting de zwakste stand heeft bereikt, laat de knop dan
los en druk hem opnieuw in om de verlichting weer feller te maken.
of
)
Als de verlichting de sterkste stand heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de verlichting weer zwakker te maken.
)
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet worden ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met verlichting overdag, in de dagstand staat.
KLOKJE
Het analoge klokje bevindt zich tussen de centrale ventilatieroosters op
het dashboard en is niet voorzien van een instelknop.
Raadpleeg voor het op tijd zetten de paragraaf over het
configuratiemenu van uw multifunctionele display.
Het klokje wordt gesynchroniseerd met de tijd op het multifunctionele
display; zodra de tijd op het display gewijzigd en opgeslagen wordt,
verdraaien de wijzers en worden ze telkens na het aanzetten van het
contact gesynchroniseerd met de door u ingestelde tijd.