Page 129 of 237
120
Wiel verwisselen
- Open het deksel bij de dorpel om bij de bout van de reservewielhouder te komen.
- Draai de bout los met de wielsleutel tot de reservewielhouder volledig gezakt is. - Neem de reservewielhouder los van de
haak en plaats het reservewiel bij het te
verwisselen wiel. 3. RESERVEWIEL
- Het reservewiel is vanaf de achterzijde bereikbaar.
- Open de achterdeuren. U kunt de plafonnier inschakelen voor
extra licht.
Page 130 of 237

Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WEG
7
4. VERWISSELEN
Draai de krik niet uit voordat de wielbouten
van het te verwisselen wiel iets zijn
losgedraaid en het wiel dat zich schuin
tegenover het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
- Verwijder de wieldop door deze los te
trekken met behulp van het hiervoor
bestemde gereedschap.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen wiel.
Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik op een stevige ondergrond staat en zich
loodrecht onder het steunpunt bevindt.
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het wiel. Speciaal gereedschap voor auto's met
lichtmetalen velgen
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen:
- Verwijder de sierdop met het speciale
gereedschap voor lichtmetalen velgen.
- Alle wielen zijn voorzien van een slotbout.
- Deze bouten kunnen alleen met een speciale dopsleutel (deze wordt u bij
aflevering van uw auto, gelijktijdig
met de codekaart, overhandigd) en
vervolgens met de wielsleutel worden
losgedraaid.
Page 131 of 237
122
Wiel verwisselen
- Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en verwijder de
krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder. - Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog
met behulp van de bout en de
wielsleutel. Controleer of het wiel en
de reservewielhouder goed vast zitten
tegen de vloer van de auto.
-
Let erop dat u het deksel bij de dorpel sluit.
- Berg de sierdop op in de auto.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt.
Gebruik nooit ander gereedschap in plaats
van de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast.
Page 132 of 237

123
Sneeuwscherm
SNEL WEER OP WEG
7
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren. Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange
afstanden, laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en de
bandenspanning van het noodreservewiel
door het PEUGEOT-netwerk controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
- Breng het afneembare sneeuwscherm
aan in de richting van de centreerstift A
op de voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als de buitentemperatuur hoger
is dan 10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger trekt.
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
Page 133 of 237

123
Sneeuwscherm
SNEL WEER OP WEG
7
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren. Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange
afstanden, laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en de
bandenspanning van het noodreservewiel
door het PEUGEOT-netwerk controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
- Breng het afneembare sneeuwscherm
aan in de richting van de centreerstift A
op de voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als de buitentemperatuur hoger
is dan 10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger trekt.
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
Page 134 of 237
Lamp vervangen
LAMPEN VERVANGEN
Type C
Halogeenlamp: duw
de borgveer open en
verwijder de lamp uit de
lamphouder.
Type A
Glassokkellamp: de lamp
is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de
lamp daarom voorzichtig los.
LAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen . Verwijder ze als volgt:
Type B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Wacht na het uitschakelen van de
verlichting enkele minuten alvorens
een halogeenlamp te vervangen
(om brandwonden te voorkomen). Raak de
lamp niet met de hand aan, maar gebruik
een droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de verlichting
goed werkt.
Page 135 of 237

Lamp vervangen
SNEL WEER OP WEG
7
3. Richtingaanwijzers
Type B , PY 21 W - 21 W (amberkleurig)
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai hem linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer
of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting. KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde
volgorde.
1. Dimlicht/Grootlicht
Type C , H4 - 55 W
- Trek aan de rubber borglip en verwijder het middelste deksel.
- Neem de stekker los.
- Duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
2. Parkeerlicht
Type A , W 5 W - 5 W
- Trek aan de rubber borglip en verwijder het deksel.
- Trek aan de stekker om de met een drukbevestiging gemonteerde
lamphouder los te nemen.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting.
4. Mistlampen vóór
Type C , H1 - 55 W
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Page 136 of 237
126
Lamp vervangen
ZIJKNIPPERLICHT
Type A , WY 5 W (amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los.
- Houd de stekker vast en draai de lamphouder een kwart omwenteling naar
links.
- Draai de lamp een kwart omwenteling naar links, verwijder hem en vervang hem.
- Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem naar de
voorzijde van de buitenspiegel.
Voor/achter
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zijknipperlichten)
moeten worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen. PLAFONNIERS
Type A , 12 V 5 W - 5 W
- Maak de plafonnier los door aan weerszijden een schroevendraaier door
de gleuf te steken.
- Trek de lamp los en vervang hem.
- Bevestig het lampglas en controleer of het goed vastzit.
Gebruik hogedrukreiniger
Richt bij het wassen van hardnekkig
vuil met een hogedrukspuit niet
direct op de koplampen, de verlichting en
omringende delen om te voorkomen dat de
lak en de afdichting beschadigd raken.