Page 121 of 237

112
Controles
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur. Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw auto,
voor het laten controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of
gelijkwaardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door PEUGEOT specifieke
producten geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan.
1,6 l HDi
2 l HDi
Aftappen van water in het brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden,
moet het brandstoffilter worden
afgetapt. Om te voorkomen
dat het lampje gaat branden
kan het filter ook op regelmatige basis
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug van het filter los.
Ga door met aftappen tot al het water uit
het filter is weggelopen via de transparante
slang. Draai vervolgens de aftapplug weer
vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren.
Laat werkzaamheden aan deze motoren
altijd uitvoeren door gekwalificeerde technici
van het PEUGEOT-netwerk.
Page 122 of 237

114
Brandstof
BRANDSTOF TANKEN
Tanken
Het tanken dient met afgezette motor te
geschieden.
Zodra dit lampje gaat branden
en als de wijzer aan het begin
van het rode gebied staat, is het
minimum brandstofniveau bereikt.
Op dat moment is er nog
ongeveer 8 liter brandstof in de tank.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om
een lege brandstoftank te voorkomen. Houd tijdens het tanken de linker
schuifdeur (volgens uitvoering)
gesloten om te voorkomen dat de
brandstofvulklep wordt beschadigd.
Rijd nooit door tot de tank
helemaal leeg is, hierdoor kunnen
het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Te laag brandstofniveau Het is normaal dat bij het openen van de
tankdop een geluid van aanzuigende lucht
hoorbaar is, aangezien er een vacuüm
ontstaat dat wordt veroorzaakt door de
afdichting van het brandstofcircuit.
Op een label staat de voorgeschreven soort
brandstof aangegeven.
Er moet minimaal 8 liter brandstof worden
getankt om er voor te zorgen dat de
brandstofmeter het niveau weer aangeeft.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen
er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 80 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en
sluit de vulklep.
U kunt deze schuifdeur vergrendelen
met het elektrische kinderslot. Zie in
de rubriek 2 het gedeelte "Toegang tot
de auto".
- Open de brandstofvulklep.
Steek de sleutel in het slot en draai deze een kwart omwenteling.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Page 123 of 237

DIESEL
115
Brandstof
ONDERHOUD
6
BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege brandstoftank is
het noodzakelijk het brandstofsysteem te
ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in de
transparante slang ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een melding
op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de motor.
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen die
aan de huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de
richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die
aan de pomp getankt kan worden (met een
gehalte aan methyl-estervetzuren van
0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde
dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit). Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen van
het type E10 (deze bevatten 10% ethanol)
die voldoen aan de Europese richtlijnen
EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend
geschikt voor auto's die speciaal bestemd
zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's).
De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met
een ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
Page 124 of 237

DIESEL
115
Brandstof
ONDERHOUD
6
BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege brandstoftank is
het noodzakelijk het brandstofsysteem te
ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in de
transparante slang ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een melding
op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de motor.
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen die
aan de huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de
richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die
aan de pomp getankt kan worden (met een
gehalte aan methyl-estervetzuren van
0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde
dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit). Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen van
het type E10 (deze bevatten 10% ethanol)
die voldoen aan de Europese richtlijnen
EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend
geschikt voor auto's die speciaal bestemd
zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's).
De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met
een ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
Page 125 of 237

116
Accu
ACCU
De accu bevindt zich in een ruimte onder de
vloer, vóór de linker voorstoel. Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn
aangesloten, het contact AAN en wacht
1 minuut alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitialiseerd
kunnen worden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk als er zich na deze
handeling toch nog problemen voordoen. Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is. Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet
contact na 30 minuten een aantal elektrische
voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.) automatisch
uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt.
Laden met behulp van een acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de fabrikant op
de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze
bedekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's.
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu.
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo
ver mogelijk van de accu verwijderd
massapunt van de te starten auto.
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Op dat moment knippert het verklikkerlampje
voor het laden van de accu en verschijnt er
een melding op het display.
Start de motor en laat deze enige
tijd draaien om de bovengenoemde
voorzieningen weer te kunnen gebruiken.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele
van de tijd dat de motor heeft gedraaid.
Deze tijd zal echter altijd tussen de
5 en 30 minuten bedragen.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Page 126 of 237

117
Wiel repareren
SNEL WEER OP WEG
7
BANDENREPARATIESET
De bandenreparatieset bevindt zich links
achter in de auto.
De set voor voorlopige bandenreparatie
bestaat uit een compressor en een flacon
(dat een afdichtmiddel bevat).
Gebruik van de set
- zet het contact af,
- plak de sticker met de snelheidslimiet op het stuurwiel om u er aan te herinneren
dat u met een tijdelijk gerepareerd wiel
rijdt.
- controleer of de schakelaar A in de
stand "0" staat.
- sluit de slang van de flacon 1 aan op het
ventiel van de lekke band,
- sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto,
- start de motor en laat deze draaien,
- activeer de compressor door op de schakelaar A in de stand "1" te
drukken tot de bandenspanning
2,0 bar bedraagt. - verwijder de compressor, maak de
flacon los en berg deze op in een
lekvrije tas zodat de vloeistof geen
vlekken achterlaat in uw auto.
- rijd onmiddellijk ongeveer drie kilometer met beperkte snelheid (tussen
20 en 60 km/u), zodat het
afdichtingsproduct het lek kan dichten,
- zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning,
Auto's die voorzien zijn van een
bandenreparatieset hebben geen
reservewiel, noch gereedschap (krik,
slinger, ...). Als deze spanning na ongeveer vijf tot
tien minuten niet bereikt kan worden,
kan de band niet worden gerepareerd;
raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om u te
helpen.
Page 127 of 237

118
Wiel repareren
Let op: de flacon met vloeistof bevat
ethyleenglycol, dit middel is schadelijk
bij inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van de vloeistof
staat vermeld op de flacon.
De flacon is voor eenmalig gebruik; eenmaal
geopend moet de flacon vervangen worden.
Werp de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet een nieuwe flacon met
afdichtingsproduct aan te schaffen,
verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
- breng de band op de voorgeschreven
spanning met behulp van de compressor
(op spanning brengen: schakelaar A in
de stand " 1 " ; spanning verminderen:
schakelaar A in de stand " 0 " en
knop B indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker (op
de portierstijl aan bestuurderszijde);
vergeet vervolgens niet te controleren
of het lek goed is gedicht (geen lagere
bandenspanning na enkele kilometers),
- verwijder de compressor en berg de complete set op,
- rijd met matige snelheid (maximaal 80 km/u) over een afstand van maximaal
ongeveer 200 km,
- neem zo snel mogelijk contact op met het PEUGEOT-netwerk om de band door
een technicus te laten repareren of te
laten vervangen.
- sluit de slang van de compressor direct
aan op het ventiel van de gerepareerde
band,
- sluit de stekker van de compressor opnieuw aan op de 12V-aansluiting van
de auto,
- start de motor opnieuw en laat deze draaien,
Page 128 of 237

119
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WEG
7
WIEL VERWISSELEN
Volg onderstaande instructies op als uw
auto is uitgerust met een reservewiel onder
de auto.
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Zorg ervoor dat alle inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige
plek bevinden.
- Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de
achteruit in.
- Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin tegenover het te verwisselen wiel met
een wielblok (indien aanwezig).
Onder bepaalde omstandigheden (terrein
of zware belading) is het noodzakelijk de
auto op te krikken om het reservewiel uit de
houder te kunnen verwijderen. Roep in dat
geval de hulp in van het PEUGEOT-netwerk. Schakel de niveauregeling (volgens
uitvoering) uit. Zie in de rubriek 3 het
gedeelte "Achtervering".
2. GEREEDSCHAP
- Open de kunststof afdekkap links achter in de auto (volgens uitvoering).
- Draai de moer los en verwijder de krik en de wielsleutel.
1. Wielsleutel.
2. Krik.
3. Gereedschap om sierdop van
lichtmetalen velgen te verwijderen.
De krik en het overige gereedschap
zijn speciaal ontwikkeld voor uw
auto. Gebruik deze niet voor andere
doeleinden.