Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor gaat een aantal verklikkerlampjes branden en wordt een automatische cont role uitgevoerd. Deze lampjes
zullen direct weer uitgaan. Als bij draaiende motor één van deze verklikkerlampjes blijft branden of g aat knipperen, wordt dit een
waarschuwing, eventueel in combinatie met een gelui dssignaal of een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
STOP brandt in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het display. ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem conta ct
op met het PEUGEOT -netwerk.
Handrem /
remvloeistofniveau /
elektronische
remdrukregelaar
(REF)
brandt. handrem (nog iets)
aangetrokken. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitga
an.
brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden, terwijl
het niveau correct is,
in combinatie met het
verklikkerlampje ABS.
een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem conta ct
op met het PEUGEOT -
netwerk
.
Motoroliedruk
en-temperatuur brandt tijdens het
rijden.
een te lage druk of een te hoge
temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de mo
torolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus ".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing. Neem contact op met het PEU
GEOT-netwerk.
36
Versnellingsbakken en stuurwiel
STARTEN EN STOPPEN
Sleutel
Zorg ervoor dat de sleutel niet in contact
komt met smeer, stof of regen en bewaar de
sleutel niet in een vochtige omgeving.
Hang geen zware voorwerpen, zoals een
sleutelhanger, aan de sleutel; dit kan
storingen in het contactslot veroorzaken.
Stand "Starten".
De startmotor wordt in werking gezet. Laat de
sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet. Draai het stuurwiel
tot het stuurslot wordt vergrendeld. Haal de
sleutel uit het contact.
Gebruiksvoorschrift: starten Controleer als dit lampje brandt of de
portieren, achterdeuren, schuifdeuren
en de motorkap goed zijn gesloten!
Verklikkerlampje voorgloeien
dieselmotor
Als de motor voldoende op
temperatuur is, gaat het lampje
na minder dan 1 seconde uit en
kunt u de motor direct starten.
Wacht bij koud weer tot dit lampje uitgaat
en zet vervolgens de startmotor in werking
(stand "Starten") tot de motor aanslaat. Gebruiksvoorschrift: stoppen
Ontzien van de motor en de
versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact afzet
enkele seconden draaien om het toerental
van de turbocompressor (dieselmotor) te laten
dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van alleen een versnelling bij
het parkeren van de auto is niet afdoende.
Stand "AAN" en "Accessoires".
Verdraai terwijl u de contactsleutel omdraait
het stuurwiel iets (zonder te forceren) om het
stuurslot te ontgrendelen. In deze stand kunnen
verschillende accessoires functioneren. Verklikkerlampje geopend portier
STUURWIEL IN HOOGTE EN DIEPTE VERSTELLEN
Ontgrendel het stuurwiel, alleen bij
stilstaande auto, door de hendel omlaag te
bewegen.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand en
zet dan de hendel weer goed vast. Starten en stoppen
DIESEL
115
Brandstof
ONDERHOUD
6
BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege brandstoftank is
het noodzakelijk het brandstofsysteem te
ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in de
transparante slang ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een melding
op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de motor.
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen die
aan de huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de
richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die
aan de pomp getankt kan worden (met een
gehalte aan methyl-estervetzuren van
0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde
dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit). Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen van
het type E10 (deze bevatten 10% ethanol)
die voldoen aan de Europese richtlijnen
EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend
geschikt voor auto's die speciaal bestemd
zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's).
De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met
een ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
DIESEL
115
Brandstof
ONDERHOUD
6
BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege brandstoftank is
het noodzakelijk het brandstofsysteem te
ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in de
transparante slang ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een melding
op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de motor.
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen die
aan de huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de
richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die
aan de pomp getankt kan worden (met een
gehalte aan methyl-estervetzuren van
0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde
dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit). Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen van
het type E10 (deze bevatten 10% ethanol)
die voldoen aan de Europese richtlijnen
EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend
geschikt voor auto's die speciaal bestemd
zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's).
De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met
een ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
135
Milieu
SNEL WEER OP WEG
7
MILIEU
Samen met u draagt PEUGEOT zorg voor
de bescherming van het milieu.
Raadpleeg op de site www.peugeot.com
(klik desgewenst op "English") De schone PEUGEOT HDi-dieselmotoren
met directe common rail dieselinspuiting
combineren een laag brandstofverbruik
met een minimale CO
2-uitstoot. Daarnaast
dragen deze motoren bij tot een alom
gewaardeerd comfortabel rijgedrag. - laat het onderhoud volgens het
onderhoudsschema uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk waar accu's
en afgewerkte vloeistoffen ingezameld
kunnen worden,
- gebruik geen additieven in de motorolie. Deze kunnen schade toebrengen aan de
motor en de emissieregeling.
Raadpleeg de gebruiksvoorschriften
met betrekking tot starten en stoppen
in dit instructieboekje, aan het einde van
rubriek 2.
de tab "ENVIRONMENT", de
rubriek "OPERATION CARBON" en bezoek
"THE NURSERY". de tab "ENVIRONNEMENT", de
rubriek "OPERATION CARBONE" en bezoek
"LA PEPINIERE".
U kunt zelf ook een bijdrage leveren aan
de bescherming van het milieu door de
volgende gebruiksadviezen op te volgen:
- hanteer een anticiperende rijstijl en vermijd onnodig snel optrekken en
plotseling afremmen,