Page 33 of 163

36
Versnellingsbakken en stuurwiel
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het
pedaal wordt gehinderd:
- c
ontroleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
-
leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Laat tijdens het rijden niet uw hand op
de versnellingspook rusten. Zelfs een
lichte belasting op de pook kan na verloop
van tijd slijtage aan de onderdelen in de
versnellingsbak veroorzaken.
VERSNELLINGSBAKKEN EN STUURWIEL
STUURWIEL IN DIEPTE VERSTELLEN
Stel eerst, bij stilstaande auto, de stoel in de
juiste stand af.
Ontgrendel het stuurwiel door de hendel
naar u toe te trekken.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand en
vergrendel het weer door de hendel volledig
terug te duwen.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen deze
handelingen alleen bij stilstaande auto
worden uitgevoerd.
Achteruit
Trek de ring onder de pookknop omhoog om
de achteruit in te schakelen. Schakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te beperken.
Als de achteruit is ingeschakeld, klinkt
aan de buitenzijde van de auto een
geluidssignaal.
De parkeerhulp (volgens uitvoering)
wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
ingeschakeld; hierbij klinkt een
geluidssignaal.
Raadpleeg in rubriek 4 het gedeelte
"Parkeerhulp achter".
Page 34 of 163

37
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Starten en stoppen
STARTEN EN STOPPEN
Stand MAR : AAN.
Verschillende accessoires functioneren.
Stand AVV (Avviemento): startmotor.
De startmotor wordt in werking gezet.
Stand STOP : stuurslot.
Het contact is afgezet.
Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje startblokkering
Gebruik als dit lampje brandt een
andere sleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Verklikkerlampje voorgloeien
dieselmotor
Zet het contact in de stand MAR .
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor in
werking (stand AVV ) tot de motor aanslaat.
Als de motor voldoende op temperatuur is,
gaat het lampje na minder dan 1 seconde uit
en kunt u de motor direct starten. Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren, achterdeuren,
schuifdeuren en de motorkap
goed zijn gesloten!
Gebruiksvoorschrift: stoppen
Ontzien van de motor en de versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact afzet
enkele seconden draaien om het toerental
van de turbocompressor te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van een versnelling na het
parkeren van de auto is niet nodig.
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden
wordt aanbevolen zogenaamde "winter"
brandstof te tanken die speciaal geschikt is
voor (zeer) lage temperaturen.
Page 35 of 163

Starten en stoppen
HILL HOLDER
Deze aan het ESP gekoppelde functie
vereenvoudigt het wegrijden op een helling
en wordt geactiveerd onder de volgende
omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met draaiende motor en het rempedaal ingetrapt,
- de helling moet steiler zijn dan 5%,
- bij het omhoog rijden op een helling moet de versnellingsbak in de
neutraalstand staan of moet een
versnelling zijn ingeschakeld, maar niet
de achteruitversnelling,
- bij het afdalen van een helling moet de achteruitversnelling zijn ingeschakeld.
De Hill Holder of hulp bij het wegrijden
op een helling is een voorziening om het
rijcomfort te vergroten en kan niet gebruikt
worden als elektrisch bediende handrem.
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt, hebt u
zodra u het rempedaal loslaat ongeveer
2 seconden de tijd om, zonder dat de auto
de helling af begint te rollen, gas te geven
en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de remdruk
geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk dat de
remmen hoorbaar zijn, het teken dat de auto
in beweging komt.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te laten nakijken.
De Hill Holder wordt gedeactiveerd onder de
volgende omstandigheden:
- als u het koppelingspedaal laat
opkomen,
- als de handrem wordt aangetrokken,
- als de motor wordt afgezet,
- als de motor afslaat.
Page 36 of 163

Starten en stoppen
HILL HOLDER
Deze aan het ESP gekoppelde functie
vereenvoudigt het wegrijden op een helling
en wordt geactiveerd onder de volgende
omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met draaiende motor en het rempedaal ingetrapt,
- de helling moet steiler zijn dan 5%,
- bij het omhoog rijden op een helling moet de versnellingsbak in de
neutraalstand staan of moet een
versnelling zijn ingeschakeld, maar niet
de achteruitversnelling,
- bij het afdalen van een helling moet de achteruitversnelling zijn ingeschakeld.
De Hill Holder of hulp bij het wegrijden
op een helling is een voorziening om het
rijcomfort te vergroten en kan niet gebruikt
worden als elektrisch bediende handrem.
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt, hebt u
zodra u het rempedaal loslaat ongeveer
2 seconden de tijd om, zonder dat de auto
de helling af begint te rollen, gas te geven
en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de remdruk
geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk dat de
remmen hoorbaar zijn, het teken dat de auto
in beweging komt.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te laten nakijken.
De Hill Holder wordt gedeactiveerd onder de
volgende omstandigheden:
- als u het koppelingspedaal laat
opkomen,
- als de handrem wordt aangetrokken,
- als de motor wordt afgezet,
- als de motor afslaat.
Page 37 of 163
39
3
ERGONOMIE EN COMFORT
Comfort
GELUIDSISOLATIE
De technische uitvoering van de vering van
uw auto zorgt voor meer comfort.
Deze ontwikkeling zorgt eveneens voor een
vermindering van het geluidsniveau.
COMFORT
GELUIDSCOMFORT DOOR SPECIALE BEHANDELING VAN DE CARROSSERIE
De steenslagbescherming aan de
onderzijde van de carrosserie en in de
wielkuipen zorgt voor een aanzienlijk lager
geluidsniveau en beschermt de carrosserie
tegen beschadigingen van buitenaf. De carrosserie van uw auto heeft een
cataforesebehandeling ondergaan die een
perfecte bescherming tegen roest biedt. De
anticorrosiegarantie bedraagt 6 jaar.
Page 38 of 163

40
Stuurkolomschakelaars
LICHTSCHAKELAAR
Draai de ring met het witte merkteken in de
stand van de gewenste verlichting.
Alle verlichting uit
Richtingaanwijzers (groene verklikkerlampjes)
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
STUURKOLOMSCHAKELAARS
Parkeerlichten aan
Dimlicht/grootlicht aan
Schakelen tussen dim- en grootlicht
Trek de hendel volledig naar u toe.
Lichtsignaal
Trek de hendel naar u toe, ongeacht de
stand van de ring.
Mistlampen vóór
Mistachterlicht
De mistlampen (volgens uitvoering) werken
als het parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is
ingeschakeld.
Druk op één van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen. De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
Functie "snelweg"
Trek de hendel naar het stuur tot aan het
zware punt van de lichtschakelaar; de
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf
keer knipperen.
Page 39 of 163

41
3
ERGONOMIE EN COMFORT
Stuurkolomschakelaars
AUTOMATISCHE VERLICHTING
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is.
Inschakelen
Draai de ring in de afgebeelde
stand. Als het contact wordt
afgezet, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOLLOW ME HOME
Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2 minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe. Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30 seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3 minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen.
De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de parkeer- en dimlichten nog
gedurende de ingestelde tijd blijven branden
(bijvoorbeeld op een parkeerterrein).
Raadpleeg voor het instellen van
de gevoeligheid van de sensor het
gedeelte "Mode" van rubriek 4.
Page 40 of 163
42
Stuurkolomschakelaars
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen worden versteld als
het dimlicht of het grootlicht is ingeschakeld. Druk herhaaldelijk op deze
schakelaars op het dashboard
om de koplampen te verstellen.
Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
PARKEERLICHTEN/PARK
De parkeerlichten kunnen blijven branden
als de auto geparkeerd staat met afgezet
contact, sleutel in de stand STOP of sleutel
uit het contact verwijderd.
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand O, vervolgens op parkeerlichten,
dimlicht of grootlicht.
Het verklikkerlampje op het
dashboard gaat branden.
De parkeerkeerlichten blijven
branden zolang de auto
geparkeerd staat.
Als de verlichting langdurig blijft branden,
kan de laadtoestand van de accu van uw
auto aanzienlijk worden verminderd.