1
IN EEN OOGOPSLAG
9
In een oogopslag
Middenconsole
1. Opbergvak tussen 2 verstelbare
ventilatieroosters.
2. Autoradio.
3. Handbediende airconditioning.
4. Verplaatsbare asbak.
5. Aansteker.
6. 12V-accessoireaansluiting
(max. 180 W).
7. ASR.
8. Centrale ontgrendeling portieren en
laadruimte.
9. Centrale vergrendeling/verklikkerlampje
alarm.
10. Alarmknipperlichten.
11. Mistachterlicht.
12. Mistlampen vóór.
13. Ontwaseming/ontdooiing.
14. Versnellingshendel.
21
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd. Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Mocht dit echter toch gebeuren en er is
na ongeveer 30 seconden geen portier
geopend, dan worden de portieren
automatisch weer vergrendeld.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.
De afstandsbediening werkt niet als de
sleutel in het contact zit, ook niet als het
contact is afgezet. Dit geldt niet voor het
opnieuw synchroniseren.
Gebruiksvoorschrift
Noteer het sleutelnummer zorgvuldig. Het
PEUGEOT-netwerk kan dan bij verlies snel
voor een nieuwe sleutel zorgen wanneer u
dit nummer en de codekaart meebrengt.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering. Als de sleutel wordt herkend,
gaat dit verklikkerlampje uit en
kan de motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de
motor niet worden gestart. Start de auto met
een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- u in het bezit bent van een codekaart,
- uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij aflevering van
de auto samen met de twee sleutels
overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode die
het -netwerk nodig heeft bij werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de film alleen als
dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats
buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een
verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw
persoonlijke documenten.
Toegang tot de auto
22
Toegang tot de auto
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30 seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase, maar het systeem geeft op het
moment dat de auto wordt ontgrendeld door
het snel knipperen van het lampje aan dat
het alarm is afgegaan.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.
Automatisch inschakelen
Volgens land van bestemming: deze functie
wordt ongeveer 2 minuten na het sluiten
van het laatst geopende portier automatisch
ingeschakeld. Druk om te voorkomen dat het
alarm afgaat bij het openen van een portier
nogmaals op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
Uitschakelen met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact aan; de
identificatie van de sleutelcode zorgt ervoor
dat de sirene stopt .
Uitschakelen met de afstandsbediening
Druk op deze knop (cabine en
sleutel). Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen van de beveiliging tegen opkrikken en wegslepen
Druk op deze knop om de
beveiliging uit te schakelen
(bijvoorbeeld als de auto wordt
gesleept met ingeschakeld
alarm).
De beveiliging blijft ingeschakeld totdat de
portieren centraal ontgrendeld worden.
Gebruiksvoorschrift
Snel uitschakelen van de sirene als deze
per ongeluk is afgegaan:
- zet het contact aan, de identificatie van de sleutelcode zorgt ervoor dat de
sirene stopt,
- druk op de ontgrendelknop (cabine en sleutel) van de afstandsbediening.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Bij het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening wordt de sirene
automatisch uitgeschakeld.
Het INBRAAKALARM van uw auto (volgens
uitvoering)
bestaat uit:
- een omtrekbeveiliging met sensoren op de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,
- een beveiliging tegen opkrikken en wegslepen.
Het systeem bevat bovendien een
sirene en een van buitenaf zichtbaar
verklikkerlampje, dat de drie
werkingsfasen van het alarm aangeeft:
- alarm aan (in waakfase): het rode lampje knippert,
- alarm uit (niet in waakfase): het lampje is uit,
- alarm is afgegaan (inbraak gedetecteerd): het rode lampje knippert
snel bij het ontgrendelen van de auto.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op het hangslot om het
alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
102
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
HANDREM ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in, de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken. Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling, draai
dan de wielen richting trottoir en trek de
handrem aan.
Het is zeker bij een beladen auto niet
voldoende een versnelling in te schakelen
bij het parkeren van de auto.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem en druk
op de knop om de handrem los te zetten.
Veiligheid tijdens het rijden
108
Veiligheid
VEILIGHEIDSTROEVEN
PASSIEVE VEILIGHEID
Bij een aanrijding zorgen de maximale
absorbering van krachten op het interieur
voor de bescherming van de inzittenden.
Voor een optimale stijfheid is de voorzijde
van de carrosserie voorzien van een
voorgeprogrammeerde kreukelzone en zijn
de voorportieren versterkt.
DIEFSTALBEVEILIGING
Uw auto, in bestelwagen-uitvoering,
heeft twee afzonderlijk te vergrendelen
compartimenten: de cabine en de
laadruimte.
Dit maakt het mogelijk de bescherming
van uw lading beter af te stemmen op het
gebruik van de auto. Zie de rubriek 2 voor meer informatie
over deze functie. Een inbraakalarm met omtrekbeveiliging
en beveiliging tegen opkrikken en slepen
(standaard of optie, volgens land van
bestemming) zorgt voor extra beveiliging.
123
6
ACCESSOIRES
Uitrusting
Het overige aanbod van accessoires
met betrekking tot comfort, vrije tijd en
onderhoud bestaat uit: Inbraakalarm, graveren
van ruiten, verbanddoos,
veiligheidsvest, parkeerhulp
achter, gevarendriehoek, ...
Stoelhoezen geschikt voor
voorstoelen met zij-airbags,
rubber mat, moquette mat en
sneeuwkettingen.
Om te voorkomen de bediening van de
pedalen gehinderd wordt:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed bevestigd is,
- gebruik nooit meer dan een mat per plaats. Autoradio's, handsfree-sets,
luidsprekers, navigatiesystemen, ...
Wieldoppen, spatlappen vóór,
spatlappen achter, houten vloer,
windgeleiders, ...
Installeren van
radiocommunicatiezenders
Raadpleeg voordat u een
radiocommunicatiezender met
buitenantenne in uw auto laat installeren
een vertegenwoordiger van het merk
PEUGEOT.
Het PEUGEOT-netwerk stelt u de
technische gegevens (frequentieband,
maximaal uitgangsvermogen, positie
antenne, specifieke installatievoorschriften)
van de voor montage geschikte zenders
ter beschikking, volgens de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG). Ruitensproeiervloeistof,
reinigings- en
onderhoudsmiddelen voor
interieur en exterieur, lampen, ...
Het monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het
assortiment van PEUGEOT voorkomen, kan
storingen in het elektrische systeem van uw
auto veroorzaken.
Houd rekening met deze bijzonderheid en
wij raden u aan contact op te nemen met
een vertegenwoordiger van het merk om
u te laten informeren over het assortiment
originele uitrustingen en accessoires.
Afhankelijk van het land van bestemming is
de aanwezigheid van een veiligheidsvest,
een gevarendriehoek en een lampenset in
de auto verplicht.
132
Accu's bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, zoals
zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden afgevoerd
en mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
erkend verzamelpunt. Het is raadzaam de minpool (-) van de
accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat de
accupoolklemmen worden losgemaakt.
Wacht na het opnieuw aansluiten van de
accu en het aanzetten van het contact
1 minuut voor u de auto start, hierdoor
kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Raadpleeg,
wanneer hierna toch storingen optreden,
het PEUGEOT -netwerk. Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd,
taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de
auto zijn gewist, het PEUGEOT-netwerk om
deze opnieuw in te stellen.
Als uw auto van een tachograaf of een alarm
is voorzien en de auto meer dan 5 dagen niet
gebruikt wordt, is het raadzaam de minpool
(-) van de accu (aan de linkerzijde onder de
vloer, in de cabine) los te koppelen.
Accu
143
SNEL WEER OP WEG
8
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD (BESTUURDERSZIJDE)
- Verwijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering A (Ampère)
Functie
12 7,5 Dimlicht rechts
13 7,5 Dimlicht links - Koplampverstelling
31 7,5 Voeding relais
32 10 Interieurverlichting minibus - Alarmknipperlichten
33 15 12 V-aansluiting achter
34 - Niet gebruikt
35 7,5 Achteruitrijlichten - Sensor water in brandstof
36 15 Eenheid portiervergrendeling
37 7,5 Remlichtschakelaar - Derde remlicht - Instrumenten paneel
38 10 Relais interieur
39 10 Autoradio - Diagnoseaansluiting - Sirene alarm - B edieningspaneel standkachel - Bedieningspaneel
airconditioning - Tachograaf
40 15 Verwarming: achterruit (links), buitenspiegel (bes tuurderszijde)
41 15 Verwarming: achterruit (rechts), buitenspiegel (pa ssagierszijde)
42 7,5 Elektronische eenheid en sensor ABS - Sensor ESP - Remlichtschakelaar
43 30 Motor ruitenwissers vóór
44 20 Aansteker - 12 V-aansluiting vóór
45 7,5 Schakelaars ruitbediening en buitenspiegels (bestu urderszijde) - Ruitbediening passagierszijde
46 - Niet gebruikt
47 20 Motor ruitbediening bestuurderszijde
48 20 Motor ruitbediening passagierszijde
49 7,5 Regen-/lichtsensor - Autoradio - Motor ruitbedieni ng bestuurderszijde - Alarm - Schakelaars cockpit
50 7,5 Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51 7,5 Tachograaf - Snelheidsregelaar - Bediening aircond itioning
52 7,5 Relais interieur
53 7,5 Instrumentenpaneel - Mistachterlicht