Page 32 of 163

35
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Na het aanzetten van het contact brandt
gedurende enkele seconden het lampje
(een sleutel die onderhoudswerkzaamheden
symboliseert): het display geeft de afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt aan volgens
het onderhoudsschema van de constructeur
(zie het onderhoudsboekje). Deze afstand
wordt bepaald op basis van de afgelegde
afstand sinds de vorige onderhoudsbeurt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan
worden ingesteld als de verlichting is ingeschakeld.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting in met deze
schakelaars.
Er zijn 8 standen mogelijk.
Door de toets lang in te drukken keert u
terug naar het hoofdscherm.
Raadpleeg rubriek 4 in het gedeelte
"Mode".
Kwaliteitsindicator motorolie (100 pk- en 120 pk-motor)
De functie "Oil Life" bepaalt het
verversingsinterval, tussen 30.000 en
45.000 km, afhankelijk van de veroudering
van de motorolie.
De kwaliteit van de motorolie wordt door de
elektronische eenheid motor gecontroleerd.
Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het onderhoudsboekje dat
u b i j d e a fl e v e r i n g v a n d e a u t o i s o v e r h a n d i g d .
Oproepen van de informatie over het onderhoud
De informatie over het onderhoud kan altijd
worden geraadpleegd door kort op de toets
MODE te drukken.
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om
de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
en de kwaliteit van de motorolie weer te geven.
Door de toets MODE opnieuw in te drukken,
keert u terug naar de verschillende menu's op
het display.
Menu... Selecteer... Om ...
12
Service Service
(Km/Mijl
tot olie
verversen)
Het nog af te
leggen aantal
kilometers/
mijlen, totdat
olie moet
worden ververst,
weer te geven
.
Olie Het olieniveau
weer te geven.
Nulstelling
Het permanent knipperen van het
lampje kan worden uitgeschakeld door
een reparateur door middel van het
diagnosegereedschap.
Zorg ervoor dat in dat geval de olie zo snel
mogelijk wordt ververst (binnen 1000 km).
Na het verversen van de motorolie moet de
indicator op nul worden gezet.
Als de motorolie moet worden
ververst, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van het
verklikkerlampje motoroliedruk en,
volgens uitvoering, door een melding op het
instrumentenpaneel bij het starten van de auto.
Page 39 of 163

41
3
ERGONOMIE EN COMFORT
Stuurkolomschakelaars
AUTOMATISCHE VERLICHTING
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is.
Inschakelen
Draai de ring in de afgebeelde
stand. Als het contact wordt
afgezet, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOLLOW ME HOME
Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2 minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe. Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30 seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3 minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen.
De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de parkeer- en dimlichten nog
gedurende de ingestelde tijd blijven branden
(bijvoorbeeld op een parkeerterrein).
Raadpleeg voor het instellen van
de gevoeligheid van de sensor het
gedeelte "Mode" van rubriek 4.
Page 70 of 163

72
Druk op de toets TRIP op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar om de volgende
informatie weer te geven:
- Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan.
- Actieradius
Geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid
brandstof kunt rijden, afhankelijk van
het gemiddelde verbruik gedurende de
laatst afgelegde kilometers. -
Gemiddelde snelheid A
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer
(contact aan).
- Reisduur A
Dit is de totale reistijd sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer.
-
Traject A
Geeft aan welke afstand is afgelegd sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer.
- Gemiddeld brandstofverbruik A
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer.
- Momenteel brandstofverbruik A
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste seconden.
BOORDCOMPUTER
Als in het menu MODE de optie TRIP B is
geactiveerd:
- Traject B
- Gemiddeld brandstofverbruik B
- Gemiddelde snelheid B
- Reisduur B.
Boordcomputer