Page 129 of 163

132
Accu's bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, zoals
zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden afgevoerd
en mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
erkend verzamelpunt. Het is raadzaam de minpool (-) van de
accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat de
accupoolklemmen worden losgemaakt.
Wacht na het opnieuw aansluiten van de
accu en het aanzetten van het contact
1 minuut voor u de auto start, hierdoor
kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Raadpleeg,
wanneer hierna toch storingen optreden,
het PEUGEOT -netwerk. Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd,
taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de
auto zijn gewist, het PEUGEOT-netwerk om
deze opnieuw in te stellen.
Als uw auto van een tachograaf of een alarm
is voorzien en de auto meer dan 5 dagen niet
gebruikt wordt, is het raadzaam de minpool
(-) van de accu (aan de linkerzijde onder de
vloer, in de cabine) los te koppelen.
Accu
Page 130 of 163
133
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
Zet de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, zet het contact af en
schakel de eerste versnelling in.
Trek een veiligheidsvest aan en plaats de
gevarendriehoek.
Plaats indien mogelijk een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel. 2. GEREEDSCHAP
Het gereedschap bevindt zich onder de
passagierszitplaats vóór.
- Draai de knop een kwart omwenteling en trek de kist omhoog.
- Druk na gebruik van het gereedschap de knop in endraai deze een kwart
omwenteling om de kist vast te zetten.
A. Verlengstuk wielsleutel.
B. Ratel.
C. Krik.
D. Sleepoog.
E. Wielsleutel.
F. Schroevendraaier.
WIEL VERWISSELEN Zorg ervoor dat de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.
Page 131 of 163
Wiel verwisselen
4. VERWISSELEN
- Wip de wieldop los met de schroevendraaier F en verwijder hem.
- Draai de bouten iets los met de wielsleutel E . - Plaats de krik
C onder één van de
viersteunpunten aan de onderzijde
(bij het te verwisselen wiel).
3. RESERVEWIEL
De bevestigingsbout van het reservewiel
bevindt zich rechts achter.
- Draai de bout met behulp van het verlengstuk A en de ratel B los om het
reservewiel los te maken.
- Draai totdat de beweging blokkeert, tot aan het zogenaamde zware punt. - Neem het reservewiel uit de houder met
behulp van de ratel.
- Draai de handgreep G los en verwijder
de steun H .
- Maak het reservewiel los en plaats het bij het te verwisselen wiel. Plaats de krik bij uitvoeringen met
wegklapbare treeplank onder een hoek
van 45°.
- Draai de krik uit met behulp van de ratel
B tot het wiel enkele centimeters van de
grond verwijderd is.
- Draai de bouten volledig los en verwissel hetwiel.
Page 132 of 163

135
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Plaats het wiel volgens de procedure
van stap 5 en vergeet niet de wieldop te
bevestigen. Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Het noodreservewiel is niet geschikt voor
het afleggen van lange afstanden. Laat zo
snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel door het
PEUGEOT-netwerk controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door het PEUGEOT-netwerk.
5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en breng de wielbouten met de hand aan.
- Draai de wielbouten iets aan met de wielsleutel E .
- Laat de krik volledig zakken en verwijder deze vervolgens.
- Draai de bouten nogmaals aan met de wielsleutel E zonder te forceren.
- Plaats het wiel met de lekke band achter in de auto. - Bevestig de steun
H en schroef de
handgreep G vast.
- Steek het verlengstuk A in het gat en
draai de bout vast met de ratel B om het
wiel te bevestigen.
- Berg het gereedschap en de wieldop op.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
De krik en het gereedschap behoren bij
uw auto. Gebruik ze niet voor andere
doeleinden.
Page 133 of 163
136
Wiel verwisselen
BANDENREPARATIESET
Deze set voor tijdelijke bandenreparatie
bevindt zich voorin in het interieur.
Deze bevat:
- een patroon A , met daarin het
afdichtmiddel, voorzien van:
Page 134 of 163
137
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
- Maak, als binnen 5 minuten de spanning van minimaal 3 bar niet bereikt is,
de compressor los van het ventiel
en de 12V-aansluiting. Rijd de auto
ongeveer 10 meter naar voren om het
afdichtmiddel binnen in de band te
verdelen.
- Breng de band vervolgens weer op spanning:
Page 135 of 163
138
Lamp vervangen
TYPEN LAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
LAMPEN VERVANGEN
Type A Volledig glazen gloeilamp: de
lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp
daarom voorzichtig los.
Type B Gloeilamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en draai
hem linksom.
Type C Cilindrische gloeilamp: druk de
contacten uit elkaar.
Type D - E Halogeenlamp: duw de
borgveer open en verwijder
de lamp uit de lamphouder.
KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde
volgorde.
Page 136 of 163

139
SNEL WEER OP WEG
8
Lamp vervangen
1 - Dimlicht
Type D , H7 - 55 W
- Draai het deksel linksom open en verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit. 3 - Grootlicht
Type E , H1 - 55 W
- Draai het deksel linksom open en verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
2 - Parkeerlicht
Type A , W 5 W - 5 W
- Draai het deksel linksom open en verwijder het.
- Neem de met een drukbevestiging gemonteerde lamphouder los.
- Vervang de lamp. 4 - Richtingaanwijzers
Type B , PY 21 W - 21 W
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Druk de lamp iets in en draai hem
linksom.
- Vervang de lamp.
5 - Mistlampen vóór
Type D , H1 - 55 W
- Draai het stuurwiel linksom tot aan de aanslag.
- Verwijder de bout in de wielkuip en open het deksel.
- Verwijder de afdekplaat.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
Wacht na het uitschakelen van de
verlichting enkele minuten alvorens
een halogeenlamp te vervangen (om
brandwonden te voorkomen). Raak de lamp
niet met de hand aan, maar gebruik een
droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Probeer hardnekkig vuil niet van de
koplampen, achterlichten en omgeving
te verwijderen met een hogedrukreiniger,
om te voorkomen dat de vernislaag en de
afdichting beschadigd raken.