Page 17 of 163
20
Toegang tot de auto
SLEUTEL
Met de sleutel kunnen de sloten van de auto
vergrendeld en ontgrendeld worden en kan
de motor worden gestart.
BATTERIJ AFSTANDSBEDIENING
Referentie: CR 2032/3 V.
Batterij van afstandsbediening vervangen
- druk op de knop om de sleutel uit te klappen,
- draai de schroef 1 van het gesloten
hangslot in de richting van het
geopende hangslot met een kleine
schroevendraaier,
- wip met de schroevendraaier de batterijhouder 2
los, - verwijder de batterij
3 en plaats de
nieuwe batterij op de juiste manier,
- plaats de batterijhouder 2 in de sleutel
en draai de schroef 1 vast.
Wanneer niet de voorgeschreven
batterij gebruikt wordt, kan de
afstandsbediening beschadigd raken.
Gebruik uitsluitend een door het PEUGEOT-
netwerk voorgeschreven batterij of een
batterij met gelijkwaardige eigenschappen.
Lever gebruikte batterijen in bij een speciaal
inzamelpunt.
Page 18 of 163

21
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd. Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Mocht dit echter toch gebeuren en er is
na ongeveer 30 seconden geen portier
geopend, dan worden de portieren
automatisch weer vergrendeld.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.
De afstandsbediening werkt niet als de
sleutel in het contact zit, ook niet als het
contact is afgezet. Dit geldt niet voor het
opnieuw synchroniseren.
Gebruiksvoorschrift
Noteer het sleutelnummer zorgvuldig. Het
PEUGEOT-netwerk kan dan bij verlies snel
voor een nieuwe sleutel zorgen wanneer u
dit nummer en de codekaart meebrengt.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering. Als de sleutel wordt herkend,
gaat dit verklikkerlampje uit en
kan de motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de
motor niet worden gestart. Start de auto met
een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- u in het bezit bent van een codekaart,
- uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij aflevering van
de auto samen met de twee sleutels
overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode die
het -netwerk nodig heeft bij werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de film alleen als
dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats
buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een
verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw
persoonlijke documenten.
Toegang tot de auto
Page 19 of 163

22
Toegang tot de auto
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30 seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase, maar het systeem geeft op het
moment dat de auto wordt ontgrendeld door
het snel knipperen van het lampje aan dat
het alarm is afgegaan.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.
Automatisch inschakelen
Volgens land van bestemming: deze functie
wordt ongeveer 2 minuten na het sluiten
van het laatst geopende portier automatisch
ingeschakeld. Druk om te voorkomen dat het
alarm afgaat bij het openen van een portier
nogmaals op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
Uitschakelen met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact aan; de
identificatie van de sleutelcode zorgt ervoor
dat de sirene stopt .
Uitschakelen met de afstandsbediening
Druk op deze knop (cabine en
sleutel). Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen van de beveiliging tegen opkrikken en wegslepen
Druk op deze knop om de
beveiliging uit te schakelen
(bijvoorbeeld als de auto wordt
gesleept met ingeschakeld
alarm).
De beveiliging blijft ingeschakeld totdat de
portieren centraal ontgrendeld worden.
Gebruiksvoorschrift
Snel uitschakelen van de sirene als deze
per ongeluk is afgegaan:
- zet het contact aan, de identificatie van de sleutelcode zorgt ervoor dat de
sirene stopt,
- druk op de ontgrendelknop (cabine en sleutel) van de afstandsbediening.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Bij het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening wordt de sirene
automatisch uitgeschakeld.
Het INBRAAKALARM van uw auto (volgens
uitvoering)
bestaat uit:
- een omtrekbeveiliging met sensoren op de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,
- een beveiliging tegen opkrikken en wegslepen.
Het systeem bevat bovendien een
sirene en een van buitenaf zichtbaar
verklikkerlampje, dat de drie
werkingsfasen van het alarm aangeeft:
- alarm aan (in waakfase): het rode lampje knippert,
- alarm uit (niet in waakfase): het lampje is uit,
- alarm is afgegaan (inbraak gedetecteerd): het rode lampje knippert
snel bij het ontgrendelen van de auto.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op het hangslot om het
alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
Page 20 of 163
23
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
VOORPORTIEREN Kinderbeveiliging
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld,
kan de schuifdeur niet meer van binnenuit
geopend worden.
Druk op de schakelaar op de zijkant van de
schuifdeur. Bestuurdersportier
Ontgrendel/vergrendel het portier met de
afstandsbediening.
SCHUIFDEUR
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur in de weg kunnen staan.
Van buitenaf
Trek de handgreep naar u toe en vervolgens
naar achteren.
Van binnenuit
Duw de handgreep naar achteren om de
schuifdeur te ontgrendelen en te openen.
Open de schuifdeur volledig, zodat hij
volledig wordt geblokkeerd.
Trek aan de handgreep om de blokkering op
te heffen en schuif de deur dicht. Ga niet rijden als de schuifdeur is
geopend.
Toegang tot de auto
Page 21 of 163
24
Toegang tot de auto
ACHTERDEUREN
Van buitenaf
Trek de handgreep naar u toe. De
twee deuren kunnen worden geopend
in een hoek van 96°.
Openen/sluiten van de achterdeuren
Trek om de achterdeuren te openen de
handgreep van de rechterdeur naar u toe en
open de linkerdeur door aan de hendel aan
de binnenzijde te trekken.
Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de
linkerdeur en vervolgens de rechterdeur. Openen van de achterdeuren met 180°
De uitklapbare deurvangers (volgens
uitvoering) maken het mogelijk de
achterdeuren in een hoek van 96° tot 180°.
Druk op de knop op het deurpaneel om de
openingshoek te vergroten.
Bij het sluiten van de deur komt
de deurvanger automatisch in zijn
oorspronkelijke stand terug.
Page 22 of 163

25
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN BINNENUIT
Verklikkerlampje geopende portieren
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren van de cabine, de
achterdeuren, de schuifdeuren en
de motorkap goed gesloten zijn.
Gebruiksvoorschrift
Houd er wel rekening mee dat wanneer u
ervoor kiest met vergrendelde deuren te
rijden, de auto in geval van nood moeilijker
toegankelijk is voor hulpdiensten.
Cabine en laadruimte
Druk als de portieren zijn
gesloten op de knop om alle
portieren te vergrendelen.
Druk op de knop om alle
portieren te ontgrendelen.
De portieren kunnen altijd van binnenuit
worden geopend. Als één van de portieren of deuren
is geopend of niet goed is gesloten,
werkt de centrale vergrendeling niet. Het verklikkerlampje van de schakelaar:
- gaat branden als de portieren zijn vergrendeld en het contact
is aangezet,
- knippert vervolgens als de portieren zijn vergrendeld en de
motor is afgezet.
De schakelaar werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld met de
afstandsbediening of de sleutel in het
portierslot.
Laadruimte
Druk op de knop om de
schuifdeuren en achterdeuren
vanuit de cabine te ontgrendelen.
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de portieren zijn vergrendeld.
Anti-overvalsysteem
Na het wegrijden worden de portieren van
de cabine en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra sneller wordt
gereden dan 20 km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
Activeren/deactiveren van de functie
Druk om de functie te activeren/deactiveren
op de toets MODE en selecteer "Autoclose".
Raadpleeg in de rubriek 4 het gedeelte
"Mode".
Toegang tot de auto
Page 23 of 163
26
Cockpit
INSTRUMENTENPANEEL
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Klokken.
4. Toerenteller.
COCKPIT
Display 1 instrumentenpaneel
- Tijd,
- Afgelegde afstand in km/mijl,
- Actieradius,
- Brandstofverbruik,
- Gemiddelde snelheid,
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen,
- Via MODE in te stellen waarschuwing te hoge snelheid,
- Onderhoudsindicator.
Display 2 instrumentenpaneel
- Tijd,
- Datum,
- Buitentemperatuur,
- Afgelegde afstand in km/mijl,
- Actieradius,
- Brandstofverbruik,
- Gemiddelde snelheid,
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen,
- Via MODE in te stellen waarschuwing te hoge snelheid,
- Onderhoudsindicator,
- Waarschuwingsmeldingen in het bovenste gedeelte,
- Radio (frequentie tijdens het luisteren).
Page 24 of 163

27
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevo erd. Deze
verklikkerlampjes blijven kort branden. Als bij dra aiende motor een verklikkerlampje gaat branden of k nipperen in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het displa y, is dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed
werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende i nstructies.
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Service blijft kort
branden.
lichte storingen. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden in
combinatie met
een melding op
het display. ernstige storingen.
Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk.
Handrem -
Remvloeistofniveau
brandt. handrem (nog iets) aangetrokken. Zet de
handrem los; het verklikkerlampje zal uitgaan.
brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is.
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem
contact op met het PEUGEOT-netwerk.
+ Elektronische
remdrukregelaar brandt. storing remdrukregelaar. Stop onmiddelli
jk. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Te laag
koelvloeistofniveau brandt. koelvloeistofniveau te laag. Zet de auto stil en zet het contact af. Laat de
koelvloeistof afkoelen. Zie in de rubriek 7 het ged
eelte
"Niveaus". Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.