Page 25 of 163

28
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Koelvloeistof-
temperatuur brandt en wijzer
in rode gebied.
een abnormale toename. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het nive
au.
op H in rode
gebied. een te hoge koelvloeistof-
temperatuur. Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". Raadpl
eeg
het PEUGEOT-netwerk.
Motoroliedruk brandt tijdens
het rijden.
een te lage druk. Zet de auto stil, zet het contact af, laat de moto
rolie
afkoelen en controleer het oliepeil. Zie in de rubr iek 7
het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing. Raadpleeg het PEUGEOT-netwe
rk.
knippert enkele
seconden in
combinatie met
een melding op
het display. een bijna verstreken
onderhoudsinterval.
Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje en laat de onderhoudsbeurt uitvoer
en
door het PEUGEOT-netwerk.
Laden accu brandt. een storing in het laadcircuit.
Controleer de accupolen ... Zie in de rubriek 8 he
t
gedeelte "Accu".
blijft branden of
knipperen, terwijl
de controles zijn
uitgevoerd. een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Geopend portier brandt.
een niet goed gesloten portier,
achterdeur, schuifdeur of
motorkap. Controleer of de portieren, de achterdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
Page 26 of 163

29
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt brandt en gaat
vervolgens
knipperen.
dat de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
in combinatie met
een geluidssignaal;
blijft vervolgens
branden. tijdens het rijden dat de
veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 5 het gedeel
te
"Veiligheidsgordels".
Stuurbekrachtiging
brandt in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.
een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het sys
teem
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Airbag
vóór/zij-airbag knippert of blijft
branden.
een defecte airbag. Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 5 het gedeelte
"Airbags".
Vering brandt.
een storing in de pneumatische
niveauregeling. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
ABS brandt. een storing in het systeem.
De conventionele werking van het remsysteem, zonde
r
bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadz aam de auto stil
te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT-ne twerk.
ASR knippert. een ingreep van de ASR.
Het systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal ove
r de
wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto.
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
brandt, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.
een storing in het systeem. Raadpleeg het PEUGEOT -netwerk.
Page 27 of 163

30
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
ESP knippert. de werking van het systeem.
brandt.
een storing in het systeem of in
het hulpsysteem voor wegrijden
op een helling. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Emissieregeling brandt. een storing in het syste
em. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door
het
PEUGEOT-netwerk.
Emissieregeling brandt. een storing in het syste em. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door
het
PEUGEOT-netwerk.
Uitschakeling
airbag aan
passagierszijde brandt. dat deze airbag handmatig is
uitgeschakeld op het moment
dat een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op deze plaats
is bevestigd. Schakel de airbag in of uit via het menu MODE van
de
boordcomputer. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mo de".
Elektronische
startblokkering brandt. dat de gebruikte contactsleutel
niet wordt herkend.
De motor kan in dat geval niet
worden gestart. Gebruik een andere sleutel en laat de defecte sleu
tel
controleren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de
rubriek 2 het gedeelte "Toegang tot de auto".
Remblokken
vóór brandt. dat de remblokken zijn
versleten. Laat de remblokken vervangen door het
PEUGEOT-netwerk.
Page 28 of 163

31
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Water in
brandstoffilter brandt in
combinatie met
een melding op
het display. de aanwezigheid van water in
het brandstoffilter (diesel).
Laat het filter aftappen door het PEUGEOT-netwerk.
Zie
in de rubriek 7 het gedeelte "Controles".
Laag
brandstofniveau brandt met de
wijzer in zone E.
een bijna lege brandstoftank. Wacht niet met tanken. De actieradius met de reste
rende
hoeveelheid brandstof is afhankelijk van de rijstij l, het
profiel van de weg, de verstreken tijd en het aanta l
kilometers dat is gereden sinds het lampje brandt.
knippert. een storing. Raadpleeg het PEUGEOT-net werk.
Voorgloeien
dieselmotor brandt. dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk is
(koude omstandigheden). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te s
tarten.
Parkeerlicht brandt, in
combinatie met
een melding op
het display. een handmatig geselecteerde
stand.
Draai de ring van de lichtschakelaar .
het automatisch branden van de
lichten, ring in de stand A. Stel de gevoeligheid van de lichtsensor in via het
menu
MODE. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Dimlicht
brandt. een handmatig geselecteerde
stand.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede
stand.
Grootlicht dat u de hendel naar u toe trekt. Trek de hendel naar u toe om terug te keren naar
dimlicht.
Page 29 of 163

Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Richtingaanwijzers
knippert in
combinatie met
geluidssignaal. het inschakelen van de
richtingaanwijzers met de
lichtschakelaar links van het
stuurwiel.
Rechts: beweeg de hendel omhoog.
Links: beweeg de hendel omlaag.
Mistlampen vóór brandt.
dat de knop op de
middenconsole is ingedrukt. Handmatig selecteren.
De mistlampen werken uitsluitend als het parkeerlic
ht of
dimlicht is ingeschakeld.
Mistachterlicht brandt. dat de knop op de
middenconsole is ingedrukt. Handmatig selecteren. Het mistachterlicht werkt
uitsluitend als het parkeerlicht of dimlicht is
ingeschakeld. Schakel het mistachterlicht uit als h
et
zicht weer normaal is.
Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is
geselecteerd. Handmatig selecteren.
Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Defecte lamp
brandt.
in combinatie
met een melding
op het display. dat een of meer lampen defect
zijn.
Laat de lamp vervangen.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Lampen vervangen"
of
raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Parkeerhulp
achter brandt. een storing in het systeem. De parkeerhulp met geluidssignalen werkt niet meer
.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Page 30 of 163
33
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Display geeft weer signaleert Wat te doen
Temperatuur/
Gladheid het
verklikkerlampje
voor gladheid,
de temperatuur
die knippert en
een melding
die wordt
weergegeven op
het display. weersomstandigheden met
kans op gladheid.
Wees extra waakzaam en rem niet abrupt. Zie in de
rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Datum 11:00:00
instellen: Datum.
Tijd. een instelling via het menu
MODE.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Hoogte van de
koplampverstelling een verstelling
van de
koplampen. stand 0 t/m 3, afhankelijk van
de belading van de auto.
Verstel de koplampen met de knop op het dashboard.
Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakel aars".
Onderhoudssleutel de sleutel die
blijft branden. een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje. Laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Page 31 of 163

34
Cockpit
BRANDSTOFNIVEAUMETER
Het brandstofniveau wordt aangegeven
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
- F (Full - vol): de brandstoftank is
volledig gevuld (ongeveer 90 liter).
- E (Empty - leeg): de brandstoftank is bijna
leeg, het verklikkerlampje blijft branden.
Het lampje gaat branden op het moment dat
er nog ongeveer 11 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Optioneel kan de auto worden uitgerust met een
brandstoftank met een inhoud van 60 of 125 liter.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt
zich tussen C (Cold - koud) en H
(Hot - warm): de temperatuur is in orde.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen. - wacht tot de motor is afgekoeld om
het niveau te controleren en eventueel
koelvloeistof bij te vullen. Neem daarbij de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
het koelcircuit staat onder druk. Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerste 2 omwentelingen los om de druk
te laten dalen.
Controleer, als de druk eenmaal is gedaald,
het niveau en verwijder de dop om
koelvloeistof bij te vullen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als de
wijzer in het rode gebied blijft staan.
Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Brandstof".
Als de wijzer in het rode gebied komt
en/of het lampje gaat branden:
- stop onmiddellijk en zet het contact af. De motorventilateur kan nog ongeveer
10 minuten blijven werken.
EMISSIEREGELING
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt
dat de auto voldoet aan de normen voor de
uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
- HC (koolwaterstoffen),
- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes, de samenstelling van de uitstoot wordt
gecontroleerd door de lambdasondes
voor en achter de katalysator. In het geval van een storing in
de emissieregeling wordt de
bestuurder gewaarschuwd door
het branden van dit specifieke
verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd raken.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Page 32 of 163

35
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Na het aanzetten van het contact brandt
gedurende enkele seconden het lampje
(een sleutel die onderhoudswerkzaamheden
symboliseert): het display geeft de afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt aan volgens
het onderhoudsschema van de constructeur
(zie het onderhoudsboekje). Deze afstand
wordt bepaald op basis van de afgelegde
afstand sinds de vorige onderhoudsbeurt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan
worden ingesteld als de verlichting is ingeschakeld.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting in met deze
schakelaars.
Er zijn 8 standen mogelijk.
Door de toets lang in te drukken keert u
terug naar het hoofdscherm.
Raadpleeg rubriek 4 in het gedeelte
"Mode".
Kwaliteitsindicator motorolie (100 pk- en 120 pk-motor)
De functie "Oil Life" bepaalt het
verversingsinterval, tussen 30.000 en
45.000 km, afhankelijk van de veroudering
van de motorolie.
De kwaliteit van de motorolie wordt door de
elektronische eenheid motor gecontroleerd.
Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het onderhoudsboekje dat
u b i j d e a fl e v e r i n g v a n d e a u t o i s o v e r h a n d i g d .
Oproepen van de informatie over het onderhoud
De informatie over het onderhoud kan altijd
worden geraadpleegd door kort op de toets
MODE te drukken.
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om
de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
en de kwaliteit van de motorolie weer te geven.
Door de toets MODE opnieuw in te drukken,
keert u terug naar de verschillende menu's op
het display.
Menu... Selecteer... Om ...
12
Service Service
(Km/Mijl
tot olie
verversen)
Het nog af te
leggen aantal
kilometers/
mijlen, totdat
olie moet
worden ververst,
weer te geven
.
Olie Het olieniveau
weer te geven.
Nulstelling
Het permanent knipperen van het
lampje kan worden uitgeschakeld door
een reparateur door middel van het
diagnosegereedschap.
Zorg ervoor dat in dat geval de olie zo snel
mogelijk wordt ververst (binnen 1000 km).
Na het verversen van de motorolie moet de
indicator op nul worden gezet.
Als de motorolie moet worden
ververst, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van het
verklikkerlampje motoroliedruk en,
volgens uitvoering, door een melding op het
instrumentenpaneel bij het starten van de auto.