Page 233 of 378

heid daalt, of bij acceleratie, wordt de koppe-
ling automatisch en soepel ontkoppeld.
OPMERKING:
•De koppelomvormerkoppeling treedt pas
in werking als de transmissievloeistof en
de motorkoelvloeistof warm zijn [meestal
na een paar kilometer rijden (1,6 à
4,8 km)]. Omdat het motortoerental hoger
is wanneer de koppelomvormerkoppeling
niet aangrijpt, kan het lijken alsof de ver-
snellingsbak in koude toestand niet in
overdrive schakelt. Dat is normaal. Uit
handmatig schakelen (met de ERS-
versnellingsregeling) tussen de vierde
(directe aandrijving) en vijfde (D/
Overdrive) versnelling blijkt dat de ver-
snellingsbak de overdrive in en uit kan
schakelen. Bij voertuigen met een motor
van 5,7 liter (deze hebben twee overdrive-
versnellingen) schakelt de transmissie
mogelijk niet in de hoogste overdrive-
versnelling (gewoonlijk de vijfde versnel-
ling) totdat de transmissievloeistof en
motorkoelvloeistof op bedrijfstempera-
tuur zijn gekomen. •
Als u een paar dagen niet met de auto
hebt gereden, lijkt de versnellingsbak de
eerste seconden na schakelen trager te
werken. Dit komt doordat de versnellings-
bakvloeistof gedeeltelijk vanuit de kop-
pelomvormer in de versnellingsbak
stroomt. Dit is normaal en leidt niet tot
schade aan de versnellingsbak. De kop-
pelomvormer wordt binnen vijf seconden
na het starten van de motor weer gevuld.
Vooruit- en terugbewegen van de
auto
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
zand, modder of sneeuw, kunt u de auto
meestal loskrijgen door deze vooruit en terug te
bewegen. Schakel de keuzehendel tussen
DRIVE en REVERSE, terwijl u het gaspedaal
lichtjes indrukt.
OPMERKING:
De elektronische stabiliteitsregeling (ESC)
en de tractiecontrole (TCS) (indien aanwe-
zig) dienen te worden uitgeschakeld voordat
u probeert de auto heen en weer te bewegen. Raadpleeg voor meer informatie “Elektroni-
sche remregeling” onder “Starten en bedie-
nen”.
Trap het gaspedaal juist genoeg in om de
heen- en weergaande beweging van de auto in
gang te houden, zonder dat de wielen doorslip-
pen of de motor gaat razen. Het overmatig
laten oplopen van het toerental van de motor of
het laten doorslippen van de wielen kan leiden
tot oververhitting en beschadiging van de
transmissie. Laat de motor minstens één mi-
nuut stationair draaien met de keuzehendel in
NEUTRAL na de auto vijf keer heen en weer
bewogen te hebben. U voorkomt zo oververhit-
ting en vermindert het risico op een versnel-
lingsbakdefect terwijl u lange tijd bezig bent
een auto vrij te krijgen.
LET OP!
Wanneer u een vastzittende auto heen en
weer beweegt door te schakelen tussen de
eerste versnelling en de achteruitversnelling
(REVERSE), mogen de wielen nooit sneller
ronddraaien dan met 25 km/u omdat anders
schade kan ontstaan aan de aandrijflijn.
229
Page 234 of 378

RIJDEN MET
VIERWIELAANDRIJVING
Gebruiksinstructies/
veiligheidsmaatregelen Quadra-Trac
II
De Quadra-Trac II tussenbak werkt volledig
automatisch in de normale stand 4WD AUTO.
De tussenbak van de Quadra-Trac II heeft drie
posities:
• 4WD HI
• NEUTRAL (NEUTRAAL)
• 4WD LOW In de stand 4WD HI werkt deze tussenbak
volledig automatisch.
Wanneer extra trekkracht is vereist, kan de
stand 4WD LOW worden gebruikt om de aan-
drijfassen voor en achter aan elkaar te koppe-
len, zodat de voor- en achterwielen met de-
zelfde snelheid draaien. De stand 4WD LOW is
uitsluitend bedoeld voor gebruik op onver-
harde of gladde wegen. Door in de stand 4WD
LOW op droge, verharde wegen te rijden, slij-
ten de banden sneller en kunnen onderdelen
van de aandrijflijn worden beschadigd.
Wanneer u met de auto in de stand 4WD LOW
rijdt is bij een gegeven rijsnelheid het motortoe-
rental ongeveer drie keer zo hoog als in de
stand 4WD HI. Zorg dat u de motor niet laat
razen en niet harder gaat dan 40 km/uur.
De correcte werking van voertuigen met vier-
wielaandrijving is sterk afhankelijk van het feit
of op alle wielen banden van dezelfde maat,
type en diameter zijn gemonteerd. Geringe
verschillen zullen het schakelen al negatief
beïnvloeden en kunnen schade aan de tussen-
bak veroorzaken.
Doordat bij vierwielaandrijving de trekkracht
sterk verbetert, heeft men de neiging om boch-
ten te snel te nemen en de remweg korter in te
schatten. Rij nooit sneller dan de omstandighe-
den toestaan.WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen kunnen letsel oplopen wan-
neer de auto onbeheerd wordt achtergelaten
met de tussenbak in de stand N (Neutraal)
zonder dat eerst de handrem helemaal is
aangetrokken. In de tussenbakstand Neutraal
(N) zijn de voor- en achteraandrijfassen los-
gekoppeld van de aandrijflijn, zodat de auto
nu ook in beweging kan komen als een wille-
keurige versnelling is ingeschakeld. De par-
keerrem moet altijd aangetrokken zijn als de
bestuurder niet in de auto zit.
Schakelstanden
Zie voor meer bijzonderheden over het cor-
recte gebruik van alle tussenbakstanden de
onderstaande informatie:Tussenbakschakelaar
230
Page 235 of 378

4WD AUTO
Dit schakelbereik wordt toegepast op opper-
vlakken zoals ijs, sneeuw, gravel, zand en
droge, verharde ondergronden.
OPMERKING:
Raadpleeg “Selec-Terrain– Indien aanwe-
zig” onder “Starten en bedienen” voor na-
dere informatie betreffende de verschillende
standen en het beoogde gebruik hiervan.
NEUTRAL (NEUTRAAL)
Deze stand ontkoppelt zowel voor als achter de
aandrijfassen van de aandrijflijn. Deze stand is
te gebruiken voor het slepen van het voertuig
achter een ander voertuig. Raadpleeg “Slepen
achter een motorhome” onder “Starten en be-
dienen” voor meer informatie. 4WD LOW
Dit schakelbereik is bedoeld voor het op lage
snelheid gebruiken van de vierwielaandrijving.
Het koppelt de aandrijfassen voor en achter
aan elkaar en laat de voor- en achterwielen
draaien met dezelfde snelheid. Dit biedt extra
tractie en maximale grip en dient uitsluitend
gebruikt te worden op losse en gladde onder-
gronden. Rij niet sneller dan 40 km/u.
OPMERKING:
Raadpleeg “Selec-Terrain
– Indien aanwe-
zig” voor nadere informatie betreffende de
verschillende standen en het beoogde ge-
bruik hiervan.
Schakelprocedures
4WD HI tot 4WD LOW
Terwijl het voertuig 0 tot 5 km/h rijdt, de ontste-
kingsschakelaar in stand ON staat, of terwijl
de motor draait, schakelt u de transmissie in
stand NEUTRAL en drukt u eenmaal op de
toets “4WD LOW” op de schakelaar van de
tussenbak. Het controlelampje 4WD LOW in
de instrumentgroep begint te knipperen en
brandt continu wanneer de schakelactie is vol-
tooid. OPMERKING:
De melding “For 4x4 Low Slow Below 3 MPH
or 5 KPH Put Trans in N Press 4 Low” Zet
Trans in N, druk 4 Low voor 4x4 Low trager
dan 5 km/h) knippert in het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) wanneer
niet aan de juiste schakelcondities/
koppelingen voldaan wordt of wanneer de
temperatuur van de schakelmotor van de
tussenbak te hoog dreigt te worden. Voor
meer informatie raadpleegt u het
Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in
De functies op uw dashboard .
Tussenbakschakelaar
231
Page 236 of 378

4WD LOW tot 4WD HI
Terwijl het voertuig 0 tot 5 km/h rijdt, de ontste-
kingsschakelaar in standON staat, of terwijl
de motor draait, schakelt u de transmissie in
stand NEUTRAL en drukt u eenmaal op de
toets “4WD LOW” op de schakelaar van de
tussenbak. Het indicatielampje 4WD LOW in
de instrumentgroep begint te knipperen en
dimt wanneer de schakelactie is voltooid.
OPMERKING:
• De melding “For 4x4 High Slow Below
3 MPH or 5 KPH Put Trans in N Press 4
Low” Zet Trans in N, druk 4 Low voor 4x4
Low trager dan 5 km/h) knippert in het
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wanneer niet aan de juiste
schakelcondities/koppelingen voldaan
wordt of wanneer de temperatuur van de
schakelmotor van de tussenbak te hoog
dreigt te worden. Voor meer informatie
raadpleegt u het Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) in De functies
op uw dashboard .
• U kunt in of uit de stand 4WD LOW scha-
kelen wanneer het voertuig volkomen stil
staat. Hierbij kan het probleem zich voor- doen dat de tanden van de betreffende
tandwielen niet goed zijn uitgelijnd. Er
kunnen daarom meerdere pogingen no-
dig zijn om de tanden in lijn te brengen en
het schakelen te voltooien. De beste me-
thode is terwijl de auto zich voortbeweegt
met een snelheid van 0 tot 5 km/uur. Als
de auto sneller rijdt dan 5 km/u, zal de
tussenbak het schakelen niet toestaan.
Schakelen in NEUTRAL
1. Draai de contactsleutel in de stand ON, de
motor draait niet.
2. De auto staat stil, de voet op de rem.
3. Zet de transmissie in de stand NEUTRAL
(Neutraal).
4. Houd de penschakelaar NEUTRAL gedu-
rende vier seconden ingedrukt (bijv. met be-
hulp van een pen) totdat het LED-lampje bij de
schakelaar begint te knipperen. Dit duidt er op
dat de bak geschakeld wordt. Het lampje stopt
met knipperen (brandt continu) wanneer de
tussenbak volledig in NEUTRAL geschakeld is.
De melding “To Tow Vehicle Safely, Read Neu-
tral Shift Procedure in Owners Manual” (Raad- pleeg de procedure voor het in neutraal scha-
kelen in de gebruikershandleiding voor veilig
afslepen van het voertuig) verschijnt op het
elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De
functies op uw dashboard .
5. Herhaal stappen 1 tot 4 om uit NEUTRAL te
schakelen.
OPMERKING:
Wanneer niet aan de vereiste schakelcondi-
ties/koppelingen voldaan wordt, knippert de
melding “To Tow Vehicle Safely, Read Neu-
Schakelaar voor de neutraalstand
232
Page 237 of 378

tral Shift Procedure in Owners Manual”
(Raadpleeg de procedure voor het in neu-
traal schakelen in de gebruikershandleiding
voor veilig afslepen van het voertuig) in het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Voor meer informatie raadpleegt u
het Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) in De functies op uw dash-
board .
Quadra-Drive II systeem —
indien aanwezig
Het optionele Quadra-Drive II systeem bestaat
uit twee koppelingen voor overdracht van het
aandrijfkoppel. Deze koppelingen omvatten
een achteras met elektronisch beperkte slipdif-
ferentieel (ELSD) en de Quadra-Trac II tussen-
bak. De optionele ELSD-as werkt volautoma-
tisch en hoeft niet bediend te worden door de
bestuurder. Onder normale rijomstandigheden
functioneert de unit als een standaard as die het
motorkoppel gelijkmatig distribueert naar de
wielen links en rechts. Als de linker- en rechter-
wielen verschillende grip hebben, constateert
de vloeistofkoppeling een verschil in wielrotatie-
snelheid. Zodra het ene wiel sneller gaat rond-
draaien dan het andere, wordt het aandrijfkop- pel automatisch overgedragen van het wiel met
minder grip naar het wiel met grip. Hoewel het
ontwerp van de tussenbak afwijkt van dat van
de aandrijfaskoppelingen, is de werking gelijk.
Volg voor het schakelen met dit systeem de
schakelprocedures voor de Quadra-Trac II
tus-
senbak in het vorige hoofdstuk.
SELEC-TERRAIN™ —
INDIEN AANWEZIG
Omschrijving
Selec-Terrain™ combineert de capaciteiten
van de voertuigstabiliteitssystemen met die van
de bestuurder om zo op alle terreinen de beste
prestaties te bieden. Selec-Terrain™ bevat de volgende standen:
•
Sport – Droog weer, afstemming voor weg-
gebruik. Uitsluitend beschikbaar in het scha-
kelbereik 4WD High. Afstelling op basis van
prestaties biedt de rijbeleving van een ach-
terwielaandrijving maar heeft een verbeterde
handling en acceleratie in vergelijking met
een tweewielaangedreven voertuig. De elek-
tronische stabiliteitsregeling staat de be-
stuurder meer vrijheid toe bij de bediening
van het voertuig, terwijl het de veilige bedie-
ning blijft waarborgen. (Indien voorzien van
pneumatische ophanging) zal het voertuig in
schakelbereik High de rijhoogte verlagen
naar de Aeromodus. 4WD Low is niet be-
schikbaar in de SPORT-modus. Wanneer
4WD Low wordt ingeschakeld zal de Selec-
Terrain™ automatisch terugschakelen naar
AUTO.
• Sneeuw – Voertuig wordt afgestemd op ex-
tra stabiliteit in situaties met slecht weer. Voor
gebruik terrein- en weggebruik op onder-
gronden met weinig tractie, zoals sneeuw. In
de sneeuwmodus gebruikt de transmissie
van het voertuig (afhankelijk van bepaalde
gebruiksomstandigheden) mogelijk de
Selec-Terrain™ schakelaar
233
Page 238 of 378

tweede versnelling (in plaats van de eerste
versnelling) bij het wegrijden. Hierdoor wordt
het doorslippen van de wielen beperkt. In-
dien voorzien van pneumatische ophanging,
zal de rijhoogte, wanneer de tussenbak in
het schakelbereik High staat, naar de nor-
male rijhoogte (NRH) worden gebracht.
Deze rijhoogte verandert in Off-Road 1 wan-
neer de tussenbak in schakelbereik Low
staat.
• Auto – Geheel automatische fulltime vier-
wielaandrijving voor terrein- en weggebruik.
Verdeelt de tractie over de vier wielen en
geeft een soepele stuurbeleving met sterk
verbeterde handling en acceleratie in verge-
lijking met tweewielaangedreven voertuigen.
Wanneer het voertuig is voorzien van pneu-
matisch ophanging, zal de rijhoogte gewij-
zigd worden in NRH.
• Zand/modder – Afstemming voor terreinge-
bruik in omstandigheden met weinig grip,
zoals in modder, zand of op nat gras. De
aandrijflijn is afgestemd op het leveren van
maximale tractie. Op minder zachte onder-
grond is het mogelijk dat u de wielen voelt
happen . De elektronische remregeling staat afgestemd op een beperkte tractiere-
geling van gas en wielspin. Wanneer het
voertuig is voorzien van pneumatisch ophan-
ging, zal de rijhoogte gewijzigd worden in
Off-Road 1.
• Rotsen – Afgestemd op terreingebruik, uit-
sluitend beschikbaar in bereik 4WD Low.
(Indien voorzien van pneumatische ophan-
ging) wordt de rijhoogte van het voertuig
verhoogt om extra bodemvrijheid te bieden.
Afgestemd op maximale tractie, met verbe-
terde bestuurbaarheid voor gebruik in terrein
met hoge tractie. Activeert de Hill Descent
Control (afdaalhulp) voor het veilig afdalen
vanaf steile hellingen. Voor het op lage snel-
heid overwinnen van obstakels als grote
rotsen, diepe sporen, etc. Indien voorzien
van pneumatische ophanging, wordt de rij-
hoogte van het voertuig gewijzigd in Off-
Road 2. Wanneer de Selec-Terrain™ scha-
kelaar in de ROCK-stand staat en de
tussenbak van 4WD Low naar 4WD High
geschakeld wordt, zal het Selec-Terrain™
systeem terug schakelen naar AUTO.Meldingen op het scherm van het
EVIC (Elektronisch
voertuiginformatiecentrum)
Wanneer de betreffende omstandigheden hier-
toe aanleiding geven, zullen meldingen ver-
schijnen in het EVIC-scherm. Voor meer infor-
matie raadpleegt u het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) in De func-
ties op uw dashboard .
QUADRA-LIFT™ —
INDIEN AANWEZIG
Omschrijving
Het Quadra-Lift™ pneumatische ophangsys-
teem biedt, naast het voordeel van de met één
toetsdruk afstelbare rijhoogte, de mogelijkheid
om de voertuighoogte af te stemmen op de
belading van het voertuig.
234
Page 239 of 378

•Normale rijhoogte (NRH) – Dit is de stan-
daard rijhoogte van de ophanging en is
bedoeld voor normale rijomstandigheden.
• Off-Road 1 (OR1) (Verhoogt de rijhoogte
met ongeveer 33 mm (28 mm voor het
w/AMS-pakket) – Deze rijhoogte dient u toe
te passen voor al het terreinrijden totdat
stand OR2 benodigd wordt. Hierdoor rijdt u
rustiger en comfortabeler. Druk, vanuit de NRH-stand, eenmaal op de toets “OM-
HOOG” wanneer de voertuigsnelheid min-
der dan 77 km/h bedraagt. De rijhoogte van
het voertuig wordt automatisch verlaagd
naar de NRH-stand, wanneer deze in de OR
1-stand is, de voertuigsnelheid gedurende
langer dan 20 seconden tussen 64 km/h en
80 km/h blijft of de snelheid hoger wordt dan
80 km/h. Raadpleeg voor verdere informatie:
“Tips voor terreinrijden” onder “Starten en
bedienen”.
• Off-Road 2 (OR2) (Verhoogt de rijhoogte
van het voertuig met ongeveer 65 mm
(56 mm w/AMS-pakket) – Deze stand is
uitsluitend bedoeld voor terreinrijden waarbij
maximale bodemvrijheid vereist is. Om de
OR 2-stand te bereiken, drukt u in de NRH-
stand tweemaal op de toets OMHOOG, of
eenmaal vanuit de OR 1-stand terwijl het
voertuig langzamer rijdt dan 32 km/h. Wan-
neer het voertuig, in de stand OR 2, een
snelheid bereikt van meer dan 40 km/h, zal
de rijhoogte automatisch verlaagd worden
naar de stand OR 1. Raadpleeg voor verdere
informatie: “Tips voor terreinrijden” onder
“Starten en bedienen”. •
Aeromodus (Verlaagt de rijhoogte met on-
geveer 13 mm – Door de rijhoogte te verla-
gen biedt deze stand een verbeterd aerody-
namisch profiel. Het voertuig wordt
automatisch in de Aeromodus geschakeld,
wanneer de voertuigsnelheid gedurende
langer dan 20 seconden tussen 100 km/h en
106 km/h blijft of de snelheid hoger wordt
dan 106 km/h. Het voertuig keert vanuit de
Aeromodus terug naar de NRH-stand wan-
neer de voertuigsnelheid gedurende langer
dan 20 seconden tussen 48 km/h en 56 km/h
blijft of de snelheid lager wordt dan 48 km/h.
Het voertuig neemt, ongeacht de voertuig-
snelheid, de Aeromodus aan wanneer de
knop Selec-Terrain™ in de SPORT-stand ge-
zet wordt. Door de knop Selec-Terrain™ in
de AUTO-stand te zetten keert het systeem
terug naar normaal bedrijf.
• Parkeermodus (Verlaagt de rijhoogte met
ongeveer 38 mm) – In deze stand wordt het
voertuig verlaagd zodat passagiers eenvou-
diger kunnen in- en uitstappen. Tevens wordt
het laden en lossen van eventuele lading
gemakkelijker doordat de achterzijde van
het voertuig verlaagd wordt. Om de parkeer-
Selec-Terrain™ schakelaar
1 — Toets OMHOOG
2 — Toets OMLAAG
3 — Indicatielamp parkeermodus
4 — Indicatielamp normale rijhoogte
5 — Indicatielamp Off-Road 1
6 — Indicatielamp Off-Road 2
235
Page 240 of 378

modus te bereiken, drukt u eenmaal de toets
OMLAAG wanneer de voertuigsnelheid min-
der dan 40 km/h bedraagt. Zodra het voer-
tuig langzamer rijdt dan 24 km/h zal de
rijhoogte verlaagd worden. Wanneer de
voertuigsnelheid gedurende langer dan
60 seconden tussen 24 km/h en 40 km/h
blijft, of wanneer de snelheid hoger wordt
dan 40 km/h, zal de parkeermodus worden
opgeheven. Om de parkeermodus te verla-
ten, drukt u, in parkeermodus, eenmaal op
OMHOOG of verhoogt u de voertuigsnelheid
tot meer dan 24 km/h.
De Selec-Terrain™-schakelaar wijzigt de rij-
hoogte automatisch naar de juiste hoogte af-
hankelijk van de stand van de Selec-Terrain™-
schakelaar. Vanuit de standaard Selec-
Terrain™-instelling kan de rijhoogte aangepast
worden door gebruik te maken van de toetsen
voor de pneumatische ophanging. Raadpleeg
“Selec-Terrain™” onder “Starten en bedienen”
voor meer informatie. Voor het maken van al deze wijzigingen is het
noodzakelijk dat de motor draait. Bij het laten
zakken van het voertuig moeten alle portieren,
inclusief de achterklep, gesloten zijn. Wanneer
op enig moment tijdens het zakken van het
voertuig een portier geopend wordt, zal het
zakken van het voertuig onderbroken worden
totdat het portier (de portieren) gesloten is
(zijn).
Het Quadra-Lift™ pneumatisch ophangsys-
teem gebruikt hef- en zakpatronen welke voor-
komen dat de koplampen, tijdens het verande-
ren van de rijhoogte, tegemoetkomend verkeer
verblinden. Bij het heffen van het voertuig, zal
eerst de achterzijde van het voertuig omhoog
komen en dan de voorzijde. Bij het laten zak-
ken, beweegt de voorzijde eerst naar beneden
en daarna pas de achterzijde.
Het kan voorkomen dat de pneumatische op-
hanging kortstondig beweegt nadat de motor is
uitgeschakeld, dit is normaal. Het systeem cor-
rigeert de stand van het voertuig om deze zo
een aangenaam uiterlijk te verschaffen.
Ter assistentie bij het verwisselen van een
band, biedt het Quadra-Lift™ pneumatischeophangsysteem een functie waarmee het auto-
matische uitlijnen wordt uitgeschakeld. Druk
gelijktijdig op de OMHOOG- en OMLAAG-toets
en houd deze vast gedurend
e5-10seconden.
In het EVIC verschijnt, onmiddellijk nadat de
toetsen zijn losgelaten, een melding dat de
uitlijning is uitgeschakeld. Voor meer informatie
raadpleegt u het Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) in De functies op uw dash-
board . Door met het voertuig een snelheid van
meer dan 8 km/h te rijden schakelt de pneu-
matische ophanging weer terug naar normaal
bedrijf. Raadpleeg voor meer informatie: “Het
voertuig opkrikken en banden wisselen” onder
“Wat te doen bij noodgevallen”.
WAARSCHUWING!
Het pneumatische ophangsysteem maakt
voor het bedienen van het systeem gebruik
van een hoeveelheid lucht onder hoge druk.
Om persoonlijke verwondingen en beschadi-
ging van het systeem te voorkomen, dient het
onderhoud aan het systeem uitgevoerd te
worden door een erkend dealer.
236