Uw auto handhaaft dan de ingestelde volgaf-
stand totdat:
•het voorliggende voertuig versnelt tot een
waarde die hoger ligt dan de ingestelde
rijsnelheid.
• het voorliggende voertuig naar een andere
rijstrook gaat of buiten het bereik van de
sensor raakt.
• het voorliggende voertuig vertraagt tot een
snelheid beneden 24 km/u en het systeem
zichzelf uitschakelt.
• u de volgafstand wijzigt.
• het systeem uitschakelt. (zie de informatie
over het activeren van de ACC).
De maximale remvertraging van de ACC is
beperkt, maar indien nodig kunt u altijd zelf
bijremmen.
OPMERKING:
De remlichten gaan aan als het ACC-
systeem de remmen in werking stelt.
Een naderingswaarschuwing attendeert u erop
dat de ACC voorspelt dat de maximale remver-
traging onvoldoende is om de ingestelde af- stand te handhaven. In een dergelijke situatie
verschijnt de waarschuwing
BRAKE knippe-
rend op het EVIC-scherm en klinkt er een
geluidssignaal, terwijl de ACC de maximale
remvertraging uitoefent. U dient dan onmiddel-
lijk de remmen te bedienen om een veilige
afstand tot uw voorligger te handhaven.
Menu van de Adaptieve Cruise
Control (ACC)
Het EVIC-scherm toont de huidige instellingen
van het ACC-systeem. De EVIC-display be-
vindt zich in het bovenste deel van het instru-
mentenpaneel tussen de snelheidsmeter en de toerenteller. De getoonde informatie is afhanke-
lijk van de ACC systeemstatus.
Menu-toets
Druk herhaaldelijk op de toets
MENU (op het stuurwiel), totdat
een van de volgende meldingen
verschijnt op het EVIC-scherm:
Adaptive Cruise Control Off
(Adaptieve Cruise Control uit) Als de ACC is uitgeschakeld, verschijntop het scherm de melding Adaptive
Cruise Control Off”.
Adaptive Cruise Control Ready
(Adaptieve Cruise Control gereed) Als de ACC is ingeschakeld, maar derijsnelheid niet is ingesteld, verschijnt op
het scherm de melding Adaptive Cruise
Control Ready .
ACC SET Bij ingeschakelde ACC verschijnt de in-gestelde rijsnelheid.
Brake Alert (remwaarschuwing)
134
Als het cruisecontrolsysteem wordt uitgescha-
keld en vervolgens weer ingeschakeld, acti-
veert het systeem de laatste instelling van de
bestuurder (ACC of Normale Cruise Control).
Anti-ongevalsysteem Forward
Collision Warning — Indien
aanwezig
Het FCW-systeem (Forward Collision Warning)
waarschuwt de bestuurder voor een mogelijke
aanrijding met het voertuig voor u en raadt de
bestuurder aan actie te ondernemen om een
aanrijding te voorkomen.
Het FCW-systeem overziet de informatie van
de vooruitkijkende sensor, van de elektronische
remregeling EBC (Electronic Brake Controller)
en van de wielsnelheidsensoren om te bereke-
nen of zich het gevaar van een kop-
staartbotsing voordoet. Wanneer het systeem
bepaald heeft dat een kop-staartbotsing waar-
schijnlijk is, wordt een visuele waarschuwing
weergegeven op het elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) en klinkt tevens een waar-
schuwingssignaal. Wanneer het systeem be-
paalt dat een aanrijding met het voertuig voor uniet langer waarschijnlijk is, worden de waar-
schuwingen gedeactiveerd.
WAARSCHUWING!
Het FCW-systeem (Forward Collision War-
ning) is niet bedoeld om zelfstandig een aan-
rijding te voorkomen. Het is de verantwoorde-
lijkheid van de bestuurder om het voertuig
door middel van rem- en stuuracties te con-
troleren en een aanrijding te voorkomen. Het
niet opvolgen van deze waarschuwing kan tot
ernstige verwondingen of de dood leiden.
Aanpassen van de FCW-status
(voorwaartse waarschuwingstijd)
De FCW-functie kan ingesteld worden op veraf
of dichtbij en kan worden uitgeschakeld door
de voorwaartse waarschuwingstijd in het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) aan
te passen. Raadpleeg voor nadere informatie
hoofdstuk
elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) onder de functies op uw dash-
board . De FCW-status Off, Near of Far (Uit,
Dichtbij of Veraf) wordt weergegeven in het
EVIC.
FCW-melding
Ter illustratie
141
OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van een
scherpe bocht even knipperen, doordat dan
het vloeistofpeil verandert. Laat onderhoud
verrichten en het remvloeistofpeil controle-
ren.
Als het remsysteem defect is, moet een repa-
ratie direct worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waarschu-
wingslampje brandt, is gevaarlijk. Een deel
van het remsysteem kan defect zijn. De rem-
weg wordt dan langer. U kunt een aanrijding
krijgen. Laat de auto onmiddellijk controleren.
Auto’s die met een antiblokkeersysteem (ABS)
zijn uitgerust, beschikken ook over elektroni-
sche remkrachtverdeling (EBD). Wanneer EBD
uitvalt, gaat het controlelampje voor het rem-
systeem branden, samen met het controle-
lampje voor ABS. Het ABS-systeem moet dan
onmiddellijk worden gerepareerd.
U kunt de werking van het controlelampje voor
het remsysteem controleren door de contact- schakelaar vanuit de stand OFF in de stand
ON/RUN te draaien. Het lampje moet dan ca.
twee seconden lang branden. Het lampje moet
vervolgens uitgaan, tenzij de handrem is aan-
getrokken of er een defect aan het remsysteem
wordt gedetecteerd. Als het lampje niet gaat
branden, moet u het systeem door een erkende
dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden wanneer de
handrem wordt aangetrokken terwijl de con-
tactschakelaar in de
ON/RUN -stand staat.
OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de hand-
rem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aangetrokken.
15. Controlelampje antiblokkeersysteem
(ABS) Dit lampje controleert het antiblok-
keersysteem (ABS). Het lampje
gaat branden wanneer u het con-
tact in de stand ON/RUN draait en
kan daarna nog vier seconden blij-
ven branden. Als het ABS-lampje tijdens het rijden aan blijft
of gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functioneert
en dat onderhoud nodig is. Het gewone rem-
systeem zal echter normaal functioneren, zo-
lang het BRAKE- waarschuwingslampje niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het
remsysteem zo spoedig mogelijk laten contro-
leren om weer van de voordelen van ABS te
profiteren. Wanneer het ABS-lampje niet gaat
branden bij het inschakelen van het contact,
moet het lampje worden gecontroleerd bij een
erkende dealer.
16. 4 LOW (lage gearing)
Dit lampje laat de bestuurder we-
ten dat 4WD LAAG is ingescha-
keld. De aandrijfassen voor en
achter zijn mechanisch gekop-
peld, zodat de voor- en achterwie-
len met dezelfde snelheid rond-
draaien. De lage gearing biedt een hogere
overbrengingsverhouding en daarmee een ho-
ger koppel voor de wielen.
176
•Blind spot system off (Dodehoeksysteem
niet beschikbaar sensor geblokkeerd)
• Blind spot system unavailable astronomy
zone (Dodehoeksysteem niet beschikbaar
luchthavengebied) — Wanneer de dode-
hoekmodule een verkeerstoren waarneemt
op dezelfde frequentie welke door zijn wer-
king gestoord zou kunnen worden, zal deze
automatisch het dodehoeksysteem uitscha-
kelen.
• Normal Cruise Ready (Normale cruisecontrol
gereed) — Melding dat de normale cruise-
control beschikbaar is na uitschakeling van
de adaptieve cruisecontrol (ACC). Raad-
pleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” on-
der “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Adaptive Cruise Off (Cruisecontrol uitge-
schakeld) — Wanneer de adaptieve cruise-
control (ACC) is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Ready (ACC gereed) — Als het ACC-
systeem geactiveerd wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Set (ACC ingesteld) — Na instellen
gewenste snelheid op het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• ACC Cancelled (ACC uitgeschakeld) —
Voor het uitschakelen van het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Sensed Vehicle Indicator (Indicatie van ge-
detecteerd voertuig) — Het systeem detec-
teert een langzamer rijdend voertuig op de-
zelfde rijstrook. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
• Driver Override (Uitschakeling door bestuur-
der) — Als u het gaspedaal indrukt nadat de
gewenste snelheid op het ACC-systeem is
ingesteld. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig). •
Distance Set (Afstand ingesteld) — Nadat
de gewenste volgafstand op het ACC is
ingesteld verschijnt dit bericht kortstondig.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Brake (Remmen) — Dit bericht knippert op
het scherm en er klinkt een geluidssignaal
wanneer het ACC-systeem voorziet dat de
maximale remvertraging niet voldoende is
om de ingestelde volgafstand te handhaven.
Het ACC-systeem blijft intussen de maxi-
male remvertraging uitvoeren. U dient dan
onmiddellijk de remmen te bedienen om een
veilige afstand tot uw voorligger te handha-
ven. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• Clean Radar Sensor in the Front of Vehicle
(Reinig de radarsensor aan de voorzijde van
het voertuig) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van beperkende om-
standigheden. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
180
•Tractie tijdens afdalingen ................... 241
• Na off-road rijden ........................ 241
• STUURBEKRACHTIGING ...................... 241
• 3,6l-motor en 3,0l-dieselmotor ................ 241
• 5,7-liter motor .......................... 242
• Controle stuurbekrachtigingsvloeistof ............ 243
• MULTI-DISPLACEMENT SYSTEM (MDS)
(INDIEN AANWEZIG) – ALLEEN 5,7-LITERMOTOR ....... 244
• PARKEERREM ............................ 244
• ELEKTRONISCH REMSYSTEEM ................. 245
• Antiblokkeersysteem (Anti-Lock Brake System, ABS) . . 245
• Tractieregeling (Traction Control System, TCS) ...... 246
• Remassistent (Brake Assist System, BAS) ......... 246
• Elektronische kantelbeveiliging (Electronic Roll
Mitigation, ERM) ......................... 247
• Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ........... 247
• Antislingerregeling (TSC) ................... 249
• Starthulp op hellingen (Hill Start Assist, HSA) ....... 249
• Ready Alert Braking ...................... 250
• Rain Brake Support ....................... 251
• HDC (Hill Descent Control / afdaalfunctie) — Uitsluitend
bij modellen met vierwielaandrijving met MP3023
tweetraps tussenbak ...................... 251
215
WAARSCHUWING!
•Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de parkeerrem
altijd stevig aan als u de auto parkeert, om
te voorkomen dat de auto gaat rollen en
mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
• Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
Kinderen zonder toezicht achterlaten in
een auto is om verschillende redenen ge-
vaarlijk. Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen oplopen.
• Laat de sleutelhouder niet in het contact
achter. Een kind zou de elektrische raam-
bediening of andere schakelaars kunnen
bedienen of de auto in beweging kunnen
brengen.
• Controleer of de handrem volledig vrij staat
voor u gaat rijden. Als u dit niet doet, kan dit
leiden tot het uitvallen van de remmen,
hetgeen tot een aanrijding kan leiden.
(Vervolgd)WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• De handrem moet altijd goed aangetrokken
zijn wanneer u de auto verlaat. Anders kan
de auto wegrollen en schade of letsel ver-
oorzaken. Zorg ook dat u de versnellings-
bak in PARK laat. Als dit wordt nagelaten
kan de auto gaan rollen en zo schade of
letsel veroorzaken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje van het rem-
systeem aan blijft nadat de handrem is losge-
laten, duidt dit op een defect van het remsys-
teem. Laat de remmen onmiddellijk nakijken
door een erkende dealer.
ELEKTRONISCH REMSYSTEEMUw voertuig is uitgerust met een geavanceerd
elektronisch remsysteem dat de volgende on-
derdelen bevat: antiblokkeersysteem (ABS),
tractiecontrolesysteem (TCS), remondersteu-
ning (BAS), elektronische rolbeveiliging (ERM)
en een elektronische stabiliteitsregeling (ESC).
Al deze vijf systemen werken samen om de stabiliteit en controle over de auto in verschil-
lende rijomstandigheden te handhaven.
Daarnaast is uw voertuig uitgerust met TSC
(Trailer Sway Control / trailerstabilisatie), HAS
(Hill Start Assist / wegrijhulp op hellingen), BLD
(Brake Limited Differential / beperkteslipdiffe-
rentieel met remfunctie), Ready Alert Braking
(anticiperend remsysteem), Rain Brake Sup-
port (remdroogfunctie bij nat weer) en, indien
voorzien van vierwielaandrijving met de MP
3023 tweetraps tussenbak, HDC (Hill Descent
Control / afdaalsysteem).
Antiblokkeersysteem
(Anti-Lock Brake System, ABS)
Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig
onder controle te houden in ongunstige re-
momstandigheden. Het systeem regelt de hy-
draulische remdruk om het blokkeren van de
wielen te voorkomen. Bovendien helpt het bij
het voorkomen van slippen tijdens het remmen
op een glad wegoppervlak.
245
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem kan de werking van de
natuurwetten op het voertuig niet voorkomen
of de tractie van de ondergrond waarop gere-
den wordt verbeteren. Het ABS kan geen
ongelukken voorkomen, ook niet de ongeluk-
ken die worden veroorzaakt door te hoge
bochtsnelheden, het rijden op een zeer glad
wegoppervlak of aquaplaning. Gebruik de
mogelijkheden van een auto met ABS nooit op
een roekeloze of gevaarlijke wijze die de
veiligheid van de bestuurder of anderen in
gevaar brengt.
Tractieregeling
(Traction Control System, TCS)
Dit systeem bewaakt de mate van het doorslip-
pen van elk van de aangedreven wielen. Als
het doorslippen van een of meer wielen wordt
geconstateerd, worden de doorslippende wie-
len afgeremd en wordt het motorvermogen
verminderd voor een betere acceleratie enstabiliteit. Een van de functies van het TCS-
systeem is de BLD (Brake Limited Differential).
Het systeem werkt op dezelfde manier als een
differentieel met beperkte slip en regelt de
wielspin van een aangedreven as. Als één wiel
van een aangedreven as sneller draait dan het
andere, wordt het doorslippende wiel afge-
remd. Hierdoor kan er meer motorkoppel naar
het niet-doorslippende wiel gaan. Deze functie
blijft zelfs actief wanneer het ESC in de modus
Partial Off (Gedeeltelijk uit) staat. Raadpleeg
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
Remassistent
(Brake Assist System, BAS)
BAS is ontworpen om de remcapaciteit van een
voertuig te optimaliseren tijdens noodremsitua-
ties. Het systeem detecteert een noodremsitu-
atie door de mate van remmen af te lezen en
past vervolgens de optimale druk toe op de
remmen. Dit systeem kan helpen om de rem-
weg in te korten. Het BAS-systeem werkt als
aanvulling op het ABS (of antiblokkeersys-
teem). Wanneer u heel snel op het rempedaal trapt, is de assistentie van BAS optimaal. Om
van het systeem te profiteren moet u
aanhou-
dend remdruk uitoefenen tijdens het stoppen
(niet pompend remmen). Verminder de druk
op het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft
te remmen. Zodra u het rempedaal loslaat,
wordt het BAS uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Het BAS-systeem kan de werking van de
natuurwetten op het voertuig niet voorkomen
of de tractie van de ondergrond waarop gere-
den wordt verbeteren. Het BAS-systeem kan
geen ongelukken voorkomen, ook niet de
ongelukken die worden veroorzaakt door te
hoge bochtsnelheden, het rijden op een zeer
glad wegoppervlak of aquaplaning. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met BAS
nooit op een roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van de bestuurder of anderen in
gevaar brengt.
246
remkracht te bereiken. Het systeem anticipeert
op mogelijke noodstopsituaties door te regis-
treren hoe snel de bestuurder het gaspedaal
loslaat. Wanneer het gaspedaal zeer snel wordt
losgelaten, past de Ready Alert Braking een
kleine remdruk toe. De remdruk is zo gering dat
de bestuurder deze niet zal opmerken. Het
remsysteem gebruikt deze remdruk om een
snelle reactie van de remmen mogelijk te ma-
ken wanneer de bestuurder het rempedaal
indrukt.
Rain Brake SupportDankzij deRain Brake Support (remdroog-
functie bij nat weer) kunnen de remprestaties
onder natte omstandigheden verbeterd wor-
den. Het systeem past tijdelijk een beperkte
remdruk toe om mogelijk vocht op de remschij-
ven van de voorwielen te verwijderen. Dit sys-
teem werkt alleen wanneer de ruitenwissers in
de stand LO of HI staan. In de intervalstand
werkt het systeem niet. De Rain Brake Support
geeft geen melding aan de bestuurder wan-
neer het systeem actief is en van de bestuurder
worden geen handelingen vereist voor het
functioneren van het systeem.
HDC (Hill Descent Control /
afdaalfunctie) — Uitsluitend bij
modellen met vierwielaandrijving
met MP3023 tweetraps tussenbak
HDC houdt de snelheid van de auto constant
bij het afrijden van hellingen tijdens terreinrij-
den en is uitsluitend beschikbaar in LAGE
gearing bij 4WD. Om de HDC in te schakelen,
drukt u de HDC-schakelaar of schakelt u het
Selec-Terrain™-systeem in modus “ROCK”
(“ROCK” is uitsluitend beschikbaar in stand
4WD LOW). Wanneer de HDC is ingeschakeld, zal het
HDC-icoontje in de instrumentgroep branden.
Waar nodig zal de HDC automatisch de rem-
men bekrachtigen, om de snelheid op een
ingestelde waarde te houden tijdens het afda-
len van hellingen met hellingsgraden van meer
dan 8%. HDC slaat gewoonlijk niet aan als de
auto zich op vlakke grond bevindt.
De HDC-snelheid kan door de bestuurder wor-
den bijgesteld naar gelang de rijomstandighe-
den. De snelheid komt overeen met de geko-
zen versnelling.
Het gebruik van HDC kan opgeheven worden
door de rem te gebruiken om de auto langza-
mer te laten rijden dan de snelheid geregeld
door HDC. Als u echter sneller wilt rijden terwijl
HDC is ingeschakeld, kunt u het gaspedaal op
de gewone manier gebruiken voor het verho-
gen van de snelheid. Als u de rem of het
gaspedaal loslaat, brengt HDC de auto weer
terug naar de oorspronkelijk ingestelde snel-
heid.
Schakelaar voor het afdalen van hellingen
251