Page 289 of 324

Onderhoud
62
7
GLOEILAMPEN
G220000AEN
Gebruik alleen lampen met de voorgeschreven wattage.
✽✽ AANWIJZING
Na zware regenval of het wassen van de
auto kan het lijken alsof er vocht in de
koplampen en achterlichten zit. Dit
wordt veroorzaakt door het
temperatuurverschil tussen de
binnenzijde en de buitenzijde van het
lampglas. Dit is vergelijkbaar met het
beslaan van de ruiten bij het rijden
onder regenachtige omstandigheden en
duidt niet op een probleem met uw auto.
Laat in het geval er vocht in het circuit
van de verlichting is gekomen de auto
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING -
Vervangen van gloeilampen
Zet, voordat u lampen gaat
vervangen, de parkeerrem stevig
vast en controleer of het contact in
stand LOCK staat om te voorkomen
dat de auto plotseling in beweging
komt, dat u zich brandt of dat u een
schok krijgt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de doorgebrande lamp vervangen wordt door een metdezelfde wattage. Anders kan dezekering of het elektrische
bedradingssyteem beschadigdraken.
OPMERKING
Raadpleeg een officiële HYUNDAI-dealer wanneer u niet over het
juiste gereedschap, de juistelampen en/of ervaring beschikt. Inveel gevallen kan het zelf vervangen van lampen problemen
opleveren vanwege het feit dat ombij de lamp te kunnen komen, eerstandere onderdelen verwijderd
dienen te worden. Dat is in hetbijzonder het geval als u dekoplampunit moet verwijderen ombij de gloeilamp(en) te kunnen
komen. Het verwijderen en plaatsenvan de koplampunit kan leiden totbeschadigingen aan de auto.
Page 290 of 324
763
Onderhoud
G220100AUN
Vervangen van koplampen,
parkeerlichten,
richtingaanwijzerlampen enmistlampen vóór
(1) Koplamp (grootlicht)
(2) Koplamp (dimlicht)
(3) Parkeerlicht
(4) Richtingaanwijzer vóór(5) Mistlamp vóór (indien van toepassing) G220101BTQ
Koplamp
(Vervolg)
Behandel halogeenlampen altijd
voorzichtig om krassen te
voorkomen. Voorkom contact met
vloeistoffen wanneer de lampen
branden. Raak het glas nooit met
de vingers aan. Door
achtergebleven vet kan de lamp
te heet worden en knappen
wanneer deze brandt. De lamp
mag alleen in gemonteerde
toestand worden ingeschakeld.
Vervang een beschadigde of gebarsten lamp direct en gooi
deze niet zomaar weg.
Draag bij het vervangen van een lamp een veiligheidsbril. Laat de
lamp alvorens hem te vervangen
afkoelen.
WAARSCHUWING -
Halogeenlampen
Halogeenlampen bevatten gas
onder druk, zodat de
halogeenlamp bij het vallen kan
ontploffen waardoor kleine
glasdeeltjes vrijkomen.
(Vervolg)
OTQ077049OTQ077063
Page 291 of 324

Onderhoud
64
7
1. Open de motorkap.
2. Verwijder de afdekkap van de koplamp
door de kap linksom te draaien.
3. Verwijder de lamp uit de koplampunit.
4. Plaats een nieuwe lamp.
5. Plaats de afdekkap van de koplamp door de kap rechtsom te draaien.
✽✽ AANWIJZING
Neem als koplampverstelling
noodzakelijk is na het opnieuw
installeren van de koplampunit contact
op met een officiële HYUNDAI-dealer.
G220102ATQ
Richtingaanwijzerlampen vóór, parkeerlichten en mistlampen vóór
(indien van toepassing)
Richtingaanwijzer
1. Verwijder indien nodig de koplampunit door de bevestigingsbouten los te
draaien. Als de koplampunit verwijderd
is, moet wellicht ook de bumper
verwijderd worden. Dit hangt af van de
auto.
2. Vervang de defecte gloeilamp.
3. Plaats de koplampunit.
Gloeilamp mistlamp
(indien van toepassing)
1. Draai de schroef los om het kapje aan de onderkant van de mistlamp te
verwijderen.
2. Vervang de defecte gloeilamp.
3. Plaats het kapje aan de onderkant van de mistlamp. Parkeerlicht
1. Open de motorkap.
2. Verwijder de fitting door deze linksom
te draaien.
3. Trek de lamp naar buiten.
4. Steek een nieuwe lamp in de fitting.
5. Plaats de fitting van het parkeerlicht.
OTQ077062OTQ077050
Page 292 of 324
765
Onderhoud
G220200AUN
Lamp richtingaanwijzer opzij
vervangen
(indien van toepassing)
1. Verwijder de lichtunit van de auto doorde lens los te wrikken en de lichtunit
uit het scherm te trekken.
2. Neem de stekker los van de lamp.
3. Neem de lens los van de fitting door de fitting linksom te draaien tot de nokjes
in lijn staan met de uitsparingen.
4. Trek de lamp naar buiten.
5. Steek een nieuwe lamp in de fitting.
6. Monteer de fitting en de lens.
7. Sluit de stekker van de lamp aan.
8. Plaats de lichtunit in de carrosserie. G220300ATQ
Lamp achterlichtunit vervangen- Zorder mistachterlicht
(1) Achterlicht
(2) Achteruitrijlicht
(3) Richtingaanwijzer achter(4) Remlicht
- Met mistachterlicht
(1) Rem-/achterlicht
(2) Achteruitrijlicht
(3) Richtingaanwijzer achter
(4) Mistachterlicht
OTQ077056
OTQ077051
OTQ077051G
Type B
Type A
Page 293 of 324
Onderhoud
66
7
1. Open de achterklep.
2. Draai de bevestigingsbouten van de
lichtunit los met het juiste
gereedschap.
3. Verwijder de lichtunit uit de carrosserie. 4. Verwijder de schroeven met een
kruiskopschroevendraaier en neem de
fitting en de onderdelen los van de
lens. 5 Verwijder de lamp uit de fitting door de
lamp in te drukken en deze een
willekeurige kant op te draaien tot de
nokjes van de lamp in lijn liggen met de
uitsparingen van de fitting. Trek delamp uit de fitting.
6. Plaats een nieuwe lamp in de fitting en draai de lamp een willekeurige kant op
tot hij vastzit.
7. Plaats de fitting in de lichtunit door de nokjes op de fitting in lijn te brengen
met de uitsparingen in de lichtunit.
Duw de fitting in de lichtunit en draai
de fitting een kwartslag rechtsom.
8. Plaats de lichtunit in de carrosserie.
OTQ077052
OTQ077053
OTQ077054
OTQ077055
Page 294 of 324
767
Onderhoud
G220400ATQ
Gloeilamp derde remlicht
vervangen (indien van toepassing)
1. Open de achterklep.
2. Draai de bevestigingsbouten van delichtunit los met het juiste
gereedschap. 3. Verwijder de lichtunit uit de
carrosserie.
4. Verwijder de schroeven met een kruiskopschroevendraaier en neem de
fitting en de onderdelen los van de
lens.
5. Trek de lamp recht naar buiten.
6. Steek een nieuwe lamp in de fitting.
7. Monteer de fitting en de lens.
8. Plaats de lichtunit in de carrosserie. G220500AUN
Lamp kentekenplaatverlichting
vervangen
1. Draai de bevestigingsschroeven van
de lens los met een
kruiskopschroevendraaier.
2. Verwijder de lens.
3. Trek de lamp naar buiten.
4. Plaats een nieuwe lamp.
5. Plaats de lens en draai de bevestigingsschroeven goed vast.
OTQ077092
OTQ077060G
OTQ077091
OEN076039
OTQ077081
Type B
Type A
Page 295 of 324
Onderhoud
68
7
G220600AUN
Lamp interieurverlichting vervangen
1. Wrik de lens met een platte
schroevendraaier voorzichtig los uit
het huis van de interieurverlichting.
2. Trek de lamp naar buiten.
3. Steek een nieuwe lamp in de fitting.
4. Breng de lipjes van de lens in lijn met de uitsparingen in het huis van de
interieurverlichting en klik de lens vast.
OTQ077065
OTQ077065G
OTQ077065L
Type A
Type B
Type C
WAARSCHUWING
Controleer, voordat u de lamp gaat
vervangen, of toets OFF is
ingedrukt om te voorkomen dat u
zich brandt of een schok krijgt.
OPMERKING
Zorg dat de lens, het lipje van de lens en de kunststof behuizing nietvuil worden of beschadigd raken.
Page 296 of 324

769
Onderhoud
ONDERHOUD EXTERIEUR
Exterieur, onderhoud
G230101AUN
Onderhoud exterieur - Algemeen
IHet is van groot belang bij gebruik van chemische reinigingsmiddelen of polish
de aanwijzingen op het etiket van het
desbetreffende product op te volgen.
Lees de waarschuwingen en
opmerkingen op het etiket. G230102CEN
Onderhoud van de lak
Wassen
Was uw auto minimaal eenmaal per maand
grondig met lauw of koud water om de lak
tegen roest en veroudering te beschermen.
Was, nadat u op een stoffige of modderige
weg gereden heeft, de auto zo snel
mogelijk. Besteed hierbij de nodige zorg
aan het verwijderen van opeengehoopt
zout, vuil of modder. Controleer of de
afvoeropeningen aan de onderzijde van de
portieren en de dorpels open en schoon
blijven.
Insecten, teer, sap van bomen,
uitwerpselen van vogels, industrieel vuil en
dergelijke kunnen de lak van uw auto
aantasten als ze niet direct verwijderd
worden.
Zelfs bij het direct verwijderen kan blijken
dat water alleen niet toereikend is. Gebruik
in dat geval een speciale autoshampoo. Spoel de auto na het wassen grondig af
met lauw of koud water. Laat de shampooniet op de lak opdrogen.
WAARSCHUWING -
Natte
remmen
Test na het wassen de remmen van
uw auto bij lage snelheid om te
controleren of de remwerking door
binnengedrongen water beïnvloed is.
Droog de remmen door het
rempedaal bij lage snelheid licht in tetrappen wanneer de remprestaties
verminderd zijn..
OPMERKING
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen, oplosmiddelenof te heet water en was de auto niet
in de volle zon of wanneer decarrosserie warm is.
Spuit de zijruiten niet van dichtbij schoon wanneer u eenhogedrukreiniger gebruikt.
Hierdoor kan water in het interieur terechtkomen.
Reinig kunststof onderdelen niet met chemische oplosmiddelen of
sterke reinigingsmiddelen, ombeschadiging ervan te voorkomen.
OPMERKING
Water in de motorruimte, inclusief water onder hoge druk, kanstoringen veroorzaken in de
elektrische circuits.
Zorg ervoor dat water en andere vloeistoffen nooit in contactkomen met elektrische/elektronische
componenten in de auto omdat ze dan beschadigd kunnen raken.
OJB037800