Kenmerken van uw auto
4
4
Werking centrale
portiervergrendeling metafstandsbediening
D020101APA
Vergrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
vergrendeld wanneer op de toets
vergrendelen/ontgrendelen (1) wordt
gedrukt als een voorportier is
ontgrendeld. Als alle portieren (en de
achterklep) gesloten zijn, knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan te
geven dat de portieren (en de
achterklep) vergrendeld zijn. Als een
portier (of achterklep) echter open is,
knipperen de alarmknipperlichten niet. Als alle portieren (en de achterklep) met
de vergrendeltoets zijn vergrendeld,
knipperen de alarmknipperlichteneenmaal.
D020102APA
Ontgrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
ontgrendeld wanneer op de toets
vergrendelen/ontgrendelen (1) wordt
gedrukt als beide voorportieren zijn
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen tweemaal opnieuw om aan te
geven dat alle portieren (en de
achterklep) ontgrendeld zijn. Na het
indrukken van deze toets zullen de
portieren (en de achterklep) automatisch
vergrendeld worden tenzij u ze binnen 30s opent.
D020200AEN
Voorzorgsmaatregelen afstandsbediening
✽✽
AANWIJZING
In de volgende omstandigheden werkt
de afstandsbediening niet:
Als de contactsleutel in het contactslot zit.
Als de afstandsbediening buiten het
bereik is van de ontvanger (ongeveer
10 m [30 feet]).
Als de batterij in de afstandsbediening (bijna) leeg is.
Als het signaal wordt geblokkeerd door andere auto's of objecten.
Als de buitentemperatuur extreem laag is.
Als de afstandsbediening zich in de buurt bevindt van een radiozender of
een luchthaven, waardoor de normale
werking van de afstandsbediening
verstoord wordt.
Vergrendel en ontgrendel de portieren
met de contactsleutel wanneer de
afstandsbediening niet juist werkt.
Neem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer als de
afstandsbediening niet goed werkt.
PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING (INDIEN VAN TOEPASSING)
OTQ047002
Kenmerken van uw auto
76
4
OPMERKING
Gebruik de 12 V-aansluiting alleen
als de motor draait en verwijder
de plug van het apparaat na gebruik uit de aansluiting. Hetgebruik van de 12 V-aansluitinggedurende langere tijd als de
motor niet draait, kan ertoe leidendat de accu te ver ontladen raakt.
Alleen voor het aansluiten van elektrische apparatuur die werkt
op 12 V en een stroomverbruik heeft van maximaal 10 A.
Zet de airconditioning of de verwarming in de laagste standals de 12 V-aansluiting gebruikt
wordt.
Plaats het afdekkapje op de aansluiting wanneer deze nietwordt gebruikt.
Sommige elektronische apparaten die op de 12 V-aansluiting worden aangesloten, kunnen storingen veroorzaken.De problemen kunnen variëren
van een slechte radio-ontvangsttot storingen in de elektronische systemen en apparaten in deauto.
Achter de kaarthouder (5) kan een
tolkaartje worden opgeborgen. (indien
van toepassing)
* : indien van toepassing
D280500AEN
12V-aansluiting
(indien van toepassing)
De 12 V-aansluiting is ontworpen om
mobiele telefoons en andere apparaten
die in de auto gebruikt kunnen worden,
op te laden. Deze apparaten mogen nietmeer dan 10 A afnemen als de motor
draait.
OPMERKING-
Lampje make-upspiegel
(indien van toepassing)
Sluit het afdekkapje van de make- upspiegel goed en klap dezonneklep omhoog na gebruik. Als
het afdekkapje van de make- upspiegel niet goed wordt gesloten,blijft het lampje branden, waardoorde accu kan leegraken en de
zonneklep mogelijk beschadigdraakt.OTQ047116
WAARSCHUWING
Steek geen vingers of vreemde
voorwerpen (pen, enz.) in een 12V-aansluiting en raak de aansluiting
niet aan met natte handen. Als u dat
wel doet, kan dat leiden tot een
elektrische schok.
Kenmerken van uw auto
80
4
D300800AEN
De werking van een autoradio
AM en FM radiosignalen worden door het
radiostation uitgezonden. Deze signalen
worden ontvangen door de radioantenne
op het spatscherm van uw wagen. Dit
signaal wordt dan ontvangen door de radio
en doorgestuurd naar de luidsprekers.
Als een krachtig radiosignaal uw wagen
bereikt zorgt de moderne techniek van uw
geluidsinstallatie voor een hoge kwaliteit
van de geluidsweergave. In sommige
gevallen is het ontvangen signaal echter
niet krachtig en helder.
Dit kan worden veroorzaakt door
bijvoorbeeld de afstand tot het radiostation,
andere krachtige stations of de
aanwezigheid van gebouwen, bruggen of
grotere obstakels in het desbetreffendegebied. In het algemeen is de ontvangst van AM
signalen beter dan van FM signalen. Dit
komt doordat AM radiogolven met een lage
frequentie worden uitgezonden. Deze lange
golven met een lage frequentie volgen het
aardoppervlak en verplaatsen zich niet
recht in de atmosfeer. Bovendien ontwijken
ze obstakels zodat over het algemeen een
betere signaal weergave het gevolg is.
Daarom kan een AM uitzending over een
grotere afstand dan een FM uitzending
worden ontvangen.
FM signalen worden met een hoge
frequentie uitgezonden en volgen hierbij
niet het aardoppervlak. Daarom ontstaat bij
FM uitzendingen op een relatief korte
afstand van het radiostation vervorming.
Bovendien ondervinden FM signalen
nadelige invloeden door gebouwen, bergen
of andere obstakels. Dit kan een
geluidsweergave tot gevolg hebben
waardoor u veronderstelt dat uw
geluidsinstallatie niet in orde is. De
volgende condities zijn normaal en duiden
niet op een storing:
¢¢¢
JBM001
¢¢¢¢¢¢
JBM002
FM-ontvangst AM-ontvangstJBM003
FM radiostation
Bergen
Ijzeren bruggen
GebouwenOnbelemmerd
gebied
481
Kenmerken van uw auto
• Vervorming. Tijdens het rijden kan deafstand ten opzichte van het radiostation
gewijzigd worden, het signaal wordt
zwakker en er treedt vervorming op. In
een dergelijk geval adviseren wij u op een
ander en krachtiger station af testemmen.
"Flutter" - Zwakke FM signalen of grote obstakels tussen de zenden en de radio
vervormen het signaal waardoor er flutter
ontstaat. Deze storing kan iets worden
onderdrukt door de hoge tonen te
verminderen. Bij het zwakker worden van het FM
signaal is het mogelijk dat het signaal van
een nabij gelegen, krachtige zender op
dezelfde frequentie wordt ontvangen. Dit
komt omdat uw radio is ontworpen om op
het sterkste signaal af te stemmen. In dit
geval adviseren wij u een andere zender
op te zoeken.
Als radiosignalen vanuit diverse richtingen worden ontvangen heeft dit
vervorming tot gevolg. Dit kan worden
veroorzaakt door een direct en een
gereflecteerd signaal van hetzelfde
station of door signalen van tweestations met dicht bij elkaar liggende
frequenties.
In dit geval adviseren wij u op een
andere zender af te stemmen.:
Gebruik van een mobiele telefoon of
radiozender
Bij gebruik van een mobiele telefoon in
de auto kan de audio apparatuur
storende geluiden voortbrengen. Dit
betekent niet dat er iets verkeerd is met
de audioapparatuur. In dat geval moet de
mobiele telefoon op een zo groot
mogelijke afstand van de audio-
apparatuur worden gebruikt.
¢¢¢
JBM004JBM005OPMERKING
Bij gebruik van een mobieletelefoon of een radiozender in de auto, moet een afzonderlijkeantenne worden gemonteerd. Door
het gebruik van een mobieletelefoon of radiozender met een interne antenne, kunnen storingenaan de elektrische installatie van de
auto worden veroorzaakt en kan deveilige werking van de auto ingevaar komen.
WAARSCHUWING
Gebruik geen autotelefoon tijdens
het rijden; parkeer de auto op een
veilige plaats bij gebruik van een
autotelefoon.
483
Kenmerken van uw auto
1. Knop POWER ON-OFF
De radio kan bediend worden wanneer
het contact in stand ACC of AAN staat.
Druk op de knop om het systeem in te
schakelen. Het LCD-scherm toont de
radiofrequentie in de radiomodus of de
afspeelrichting van de cassette in de
cassettespelermodus. Druk opnieuw opde knop om het systeem uit te
schakelen.
Volumeregeling
Draai de knop rechtsom of linksom om
het volume te verhogen of te verlagen.
Functie AVC (Auto Volume Control)
De rijgeluiden nemen toe naarmate de
auto harder gaat rijden.
De AVC-functie van het audiosysteem
compenseert dit door ervoor te zorgen
dat het volume van het audiosysteem
automatisch toeneemt wanneer de auto
harder gaat rijden.2. Toets BAND
Druk op de toets om over te schakelen
naar AM (MW, LW), FM1 of FM2.
3. Knop TUNE/MODE
Draai de knop rechtsom of linksom om
de frequentie te verhogen of te verlagen.
Knop MODE
Door op de knop MODE te drukken, kunt
u overschakelen naar BASS, MIDDLE,
TREBLE, FADER of BALANCE.
De geselecteerde modus wordt
weergegeven op het display.
Draai de knop MODE na het selecteren
van de modus rechtsom of linksom.
Instelling BASS
Draai de knop rechtsom of linksom om
de BASS-instelling te verhogen of te
verlagen.
Instelling MIDDLE
Draai de knop rechtsom of linksom om
de MIDDLE-instelling te verhogen of te
verlagen.
Instelling TREBLE
Draai de knop rechtsom of linksom om
de TREBLE-instelling te verhogen of te
verlagen.
Instelling FADER
Draai de knop rechtsom om het geluid
van de luidsprekers achter te versterken
(het geluid van de luidsprekers vóór
wordt gedempt). Draai de knop linksom
om het geluid van de luidsprekers vóór te
versterken (het geluid van de
luidsprekers achter wordt gedempt).
✽✽
AANWIJZING
In VAN-uitvoeringen wordt de functie
FADER niet ondersteund (geen
luidsprekers achter).
Instelling BALANS
Draai de knop rechtsom om het geluid
van de luidsprekers rechts te versterken
(het geluid van de luidsprekers links
wordt gedempt). Draai de knop linksom
om het geluid van de luidsprekers links te
versterken (het geluid van de
luidsprekers rechts wordt gedempt).
Kenmerken van uw auto
84
4
4. Toets AUTO SEEK
(automatisch zender zoeken)
Druk op de toets AUTO SEEK. Als op de
zijde van de toets wordt gedrukt,
wordt automatisch afgestemd op de
eerstvolgende zender met een hogere
frequentie. Als op de zijde van de
toets wordt gedrukt, wordt automatisch
afgestemd op de eerstvolgende zender
met een lagere frequentie.
5. Toets Best Station Memory (BSM)
Als op de toets BSM wordt gedrukt,
worden de zes sterkste zenders in de
omgeving geselecteerd en in het
geheugen opgeslagen. De opgeslagen
zenders worden op volgorde van
frequentie over de voorkeuzetoetsen
verdeeld.
6. Toetsen PRESET STATION
Voor zowel AM (MW, LW), FM1 als FM2
kunnen zes zenders in het geheugen
worden opgeslagen. OPSLAAN VAN
VOORKEUZEZENDERS
Er kunnen zes AM-zenders (MW, LW) en
twaalf FM-zenders in het geheugen van
de radio worden opgeslagen. Vervolgens
kunt u door op de toets AM (MW, LW)/FM
en/of een van de voorkeuzetoetsen te
drukken direct op de opgeslagen
zenders afstemmen. Volg de
onderstaande procedure om de zenders
te programmeren.
Druk op de toets AM (MW, LW)/FM om
de frequentieband AM (MW, LW), FM1 of FM2 te selecteren.
Stem met de automatische of handmatige zoekfunctie af op de
zender die u wilt opslaan.
Bepaal onder welke voorkeuzetoets u de zender wilt opslaan.
Houd deze voorkeuzetoets langer dan twee seconden ingedrukt. Op het
display wordt aangegeven welke
voorkeuzetoets u hebt ingedrukt. Als
de zender is opgeslagen in het
geheugen, knippert de frequentie op
het display. Laat de toets dan los en ga
verder met het programmeren van de
volgende zender. Per voorkeuzetoets
kunt u één AM-zender (MW, LW) en
twee FM-zenders programmeren,
zodat in totaal 24 voorkeuzezendersmogelijk zijn. Als het programmeren van
voorkeuzezenders is voltooid, kan elke
geprogrammeerde zender wordenopgeroepen door de frequentieband
AM (MW, LW), FM1 of FM2 te
selecteren en vervolgens op de
desbetreffende voorkeuzetoets te
drukken.
OPMERKING
Plaats geen dranken in de buurt
van het audiosysteem. Het
audiosysteem kan beschadigdraken als u morst.
Sla niet op en stoot niet tegen het audiosysteem, anders kan hetsysteem beschadigd raken.
489
Kenmerken van uw auto
1. Toets POWER ON-OFF
De radio kan bediend worden wanneer
het contact in stand ACC of AAN staat.
Druk op de toets om het systeem in te
schakelen. Het LCD-scherm toont de
radiofrequentie in de radiomodus, de
afspeelrichting van de cassette in de
cassettespelermodus of het muziekstuk
in de CD-modus of CD-wisselaarmodus.
Druk opnieuw op de toets om het
systeem uit te schakelen.
Volumeregeling
Draai de knop rechtsom of linksom om
het volume te verhogen of te verlagen.
Functie AVC (Auto Volume Control)
De rijgeluiden nemen toe naarmate de
auto harder gaat rijden.
De AVC-functie van het audiosysteem
compenseert dit door ervoor te zorgen
dat het volume van het audiosysteem
automatisch toeneemt wanneer de auto
harder gaat rijden.2. BAND Select Button
Druk op de toets FM/AM om over te
schakelen naar AM (MW, LW), FM1 ofFM2.
De geselecteerde modus wordt
weergegeven op het display.
3. Knop TUNE/AUDIO
Draai de knop rechtsom of linksom om
de frequentie te verhogen of te verlagen.
Toets AUDIO
Met de toets AUDIO kunt u
overschakelen naar BASS, MIDDLE,
TREBLE, FADER of BALANCE. De
geselecteerde modus wordt
weergegeven op het display.
Instelling BASS
Draai de knop rechtsom of linksom om
de BASS-instelling te verhogen of te
verlagen.
Instelling MIDDLE
Draai de knop rechtsom of linksom om
de MIDDLE-instelling te verhogen of te
verlagen.
Instelling TREBLE
Draai de knop rechtsom of linksom om
de TREBLE-instelling te verhogen of te
verlagen.
Instelling FADER
Draai de knop rechtsom om het geluid
van de luidsprekers achter te versterken
(het geluid van de luidsprekers vóór
wordt gedempt). Draai de knop linksom
om het geluid van de luidsprekers vóór te
versterken (het geluid van de
luidsprekers achter wordt gedempt).
✽✽
AANWIJZING
In VAN-uitvoeringen wordt de functie
FADER niet ondersteund (geen
luidsprekers achter).
Instelling BALANS
Draai de knop rechtsom om het geluid
van de luidsprekers rechts te versterken
(het geluid van de luidsprekers links
wordt gedempt). Draai de knop linksom
om het geluid van de luidsprekers links te
versterken (het geluid van de
luidsprekers rechts wordt gedempt).
Kenmerken van uw auto
90
4
4. Toets AUTO SEEK
(automatisch zender zoeken)
Druk op de toets AUTO SEEK. Als op de
zijde van de toets wordt gedrukt,
wordt automatisch afgestemd op de
eerstvolgende zender met een hogere
frequentie. Als op de zijde van de
toets wordt gedrukt, wordt automatisch
afgestemd op de eerstvolgende zender
met een lagere frequentie.
5. Toets Best Station Memory (BSM)
Als op de toets BSM wordt gedrukt,
worden de zes sterkste zenders in de
omgeving geselecteerd en in het
geheugen opgeslagen. De opgeslagen
zenders worden op volgorde van
frequentie over de voorkeuzetoetsen
verdeeld. 6. Toets EQ
Druk op de toets EQ om de gewenste
geluidsweergave te selecteren:
CLASSIC, POP, ROCK, JAZZ of OFF. Na
elke druk op de toets verandert de
weergave als volgt:
7. Toetsen PRESET STATION
Voor zowel AM (MW, LW), FM1 als FM2
kunnen zes zenders in het geheugen
worden opgeslagen.
OPSLAAN VAN
VOORKEUZEZENDERS
Er kunnen zes AM-zenders (MW, LW) en
twaalf FM-zenders in het geheugen van
de radio worden opgeslagen. Vervolgens
kunt u door op de toets AM (MW, LW)/FM
en/of een van de voorkeuzetoetsen te
drukken direct op de opgeslagen
zenders afstemmen. Volg de
onderstaande procedure om de zenders
te programmeren. Druk op de toets AM (MW, LW)/FM om
de frequentieband AM (MW, LW), FM1of FM2 te selecteren.
Stem met de automatische of handmatige zoekfunctie af op de
zender die u wilt opslaan.
Bepaal onder welke voorkeuzetoets u de zender wilt opslaan.
Houd deze voorkeuzetoets langer dan twee seconden ingedrukt. Op het
display wordt aangegeven welke
voorkeuzetoets u hebt ingedrukt. Als
de zender is opgeslagen in het
geheugen, knippert de frequentie op
het display. Laat de toets dan los en ga
verder met het programmeren van de
volgende zender. Per voorkeuzetoets
kunt u één AM-zender (MW, LW) en
twee FM-zenders programmeren,
zodat in totaal 24 voorkeuzezendersmogelijk zijn.
Als het programmeren van voorkeuzezenders is voltooid, kan elke
geprogrammeerde zender wordenopgeroepen door de frequentieband
AM (MW, LW), FM1 of FM2 te
selecteren en vervolgens op de
desbetreffende voorkeuzetoets te
drukken.
CLASSIC ➟POP ➟ROCK ➟JAZZ ➟DEFEAT