Page 113 of 218

112
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
Rijd altijd met beide han-
den op de stuurwielrand,
zodat bij het in werking treden van
de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam,
maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning. Laat bij
diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij
een overstroming onder water is
geweest, het airbagsysteem door
een Lancia-dealer controleren.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking
treedt, kan dit ernstig letsel ver-
oorzaken.
ATTENTIE
De airbag voor treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waar-
bij alleen de gordelspanners wor-
den geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen die twee drempelwaar-
den in liggen, treden alleen de gor-
delspanners in werking.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat
het lampje “(met ingeschakelde
frontairbag aan passagierszijde)
enige seconden branden en vervol-
gens enige seconden knipperen, om
aan te geven dat de airbag aan
passagierszijde bij een ongeval
wordt geactiveerd. Hierna moet het
lampje doven.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen
of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch
wasapparaat).
ATTENTIE
De airbag is geen vervan-
ging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Om-
dat de frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale botsingen
bij lage snelheid, bij zijdelingse
aanrijdingen en als de auto van
achter wordt aangereden of over de
kop slaat, worden in deze gevallen
de inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
Bedenk dat als de contact-
sleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de
airbags geactiveerd kunnen wor-
den als de auto wordt aangereden
door een andere auto. Daarom mo-
gen, ook als de auto stilstaat, ab-
soluut geen kinderen op de passa-
giersstoel voor worden geplaatst.
Als de contactsleutel echter in
stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel beveiligings-
systeem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in
werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE
Page 114 of 218
113
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN ........................................... 114
PARKEREN ...................................................... 116
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK........ 117
BRANDSTOFBESPARING ................................ 118
TREKKEN VAN AANHANGERS ...................... 119
WINTERBANDEN ............................................ 122
SNEEUWKETTINGEN ..................................... 123
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................... 124
Page 115 of 218

114
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektro-
nische startblokkering: zie bij start-
problemen de paragraaf “Lancia
CODE” in het hoofdstuk “Dashboard
en bediening”. Direct na het starten
van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de mo-
tor iets meer geluid produceren. Dit
geluid, dat niet schadelijk is voor de
werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepsto-
ters: het distributiesysteem op de ben-
zinemotor van de auto, dat bijdraagt
aan een vermindering van de onder-
houdswerkzaamheden.
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te
trappen;
❒draai de contactsleutel in stand
AV Ven laat de sleutel los zodra de
motor is aangeslagen.Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOPvoordat u op-
nieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
MARhet controlelampje
Ysamen
met het waarschuwingslampje Ublijft branden, raden wij u aan de
sleutel in stand STOPte draaien en
vervolgens weer in stand MAR; als het
lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
Het is zeer gevaarlijk om
de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en an-
dere giftige gassen.
ATTENTIE
Het is raadzaam om gedu-
rende de eerste gebruikspe-
riode geen maximale pres-
taties van uw auto te ver-
langen (bijv. snel accelereren, lang-
durig rijden met hoge toerentallen en
krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet
in stand MAR staan als de
motor is uitgezet, om te
voorkomen dat de accu ont-
laadt.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contact-
sleutel niet in stand MARstaan als de
motor is uitgezet.
MULTIJET-MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒draai de contactsleutel in stand
MAR: op het instrumentenpaneel
gaan de controlelampjes m,
UenYbranden;
Page 116 of 218

115
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
❒wacht tot de lampjes Yen
m
gedoofd zijn; hoe warmer de mo-
tor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te
trappen;
❒draai de contactsleutel in stand
AV Vdirect nadat het lampje
m
gedoofd is. Als u te lang wacht, zijn
de voorgloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor
mag het gaspedaal niet worden inge-
trapt als u de contactsleutel in stand
AV Vdraait.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP voordat u op-
nieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
MARhet lampje
Yop het instru-
mentenpaneel blijft branden, raden
wij u aan de sleutel in stand STOPte
draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft
branden, probeer het dan met de an-
dere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot de Lancia-dealer.MOTOR OPWARMEN NA HET
STARTEN (benzine en Multijet)
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en
trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden u
aan te wachten tot de wijzernaald
van de koelvloeistoftemperatuur-
meter begint te bewegen.Als het lampje
mgedu-
rende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of
tijdens een langdurige
startpoging, dan duidt dat op een
storing in het voorgloeisysteem. Als
de motor aanslaat, kunt u de auto op
de gewone manier gebruiken, maar
wendt u zo snel mogelijk tot de Lan-
cia-dealer.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de mo-
tor na een zware rit even “op adem”
te laten komen. Zet de motor niet on-
middellijk uit, maar laat hem even
stationair draaien. Hierdoor kan de
temperatuur in de motorruimte dalen.
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af
te laten rijden. Op die wijze
kan er onverbrande brandstof in de
katalysator terechtkomen, waardoor
deze onherstelbaar zal beschadigen.
Gasgeven voordat u de mo-
tor uitzet heeft geen enkel
nut, verspilt brandstof en
is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK Laat de start-/contact-
sleutel niet in stand MARstaan als de
motor is uitgezet.
Page 117 of 218

116
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de hand-
rem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e
als de weg omhoog loopt, de ach-
teruit als de weg omlaag loopt) en
zet de voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of
wiggen. Het verdient aanbeveling om
niet lang met een wiel op of tegen het
trottoir geparkeerd te staan. Laat de
contactsleutel nooit in stand MAR
staan omdat hierdoor de accu ont-
laadt. Neem bovendien de sleutel al-
tijd uit het contactslot als u de auto
verlaat.
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet
u de hendel omhoog trekken zodat de
auto blokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de
auto geblokkeerd te zijn als de hand-
rem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een be-
laden auto moet de handrem negen of
tien tanden worden aangetrokken. BELANGRIJK Als dit niet het geval
is, laat dan de Lancia-dealer de hand-
rem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MARstaat,
gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog
en druk op de ontgrendelknop
A-fig. 1;
❒houd de knop Aingedrukt en laat
de hendel zakken. Het lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de
auto te voorkomen, moet bij het be-
dienen van de handrem het rempe-
daal worden ingetrapt.
BELANGRIJK Als u bemerkt dat de
handrem aan het einde van zijn slag
dicht bij de rand van de tunnelconsole
komt, wendt u dan tot de Lancia-
dealer om de handrem af te laten stel-
len.
fig. 1L0D0149m
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutels altijd uit het con-
tactslot als u de auto ver-
laat en neem de sleutels mee.
Page 118 of 218

117
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGS-
BAK
Om de versnellingen in te schakelen,
moet u het koppelingspedaal geheel
intrappen en vervolgens de versnel-
lingspook in de gewenste stand plaat-
sen (het schakelschema staat op de
knop van de pook).
BELANGRIJK De achteruit kan al-
leen bij een stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht bij een draaiende
motor en een geheel ingetrapt koppe-
lingspedaal minstens 2 seconden,
voordat u de achteruit inschakelt.
Hiermee wordt voorkomen dat de
tandwielen beschadigen.
Voor het inschakelen van de 6e ver-
snelling (indien aanwezig) moet de
pook naar rechts worden gedrukt om
te voorkomen dat per ongeluk de 4e
versnelling wordt ingeschakeld. Dit
geldt ook voor het schakelen van de
6e naar de 5e versnelling.Om de achteruit Rvanuit de vrijstand
in te schakelen, moet schuifring A-fig.
2-3 onder de knop omhoog worden
getrokken en de pook naar rechts en
vervolgens naar achteren worden ver-
plaatst (alleen benzine-uitvoeringen).
Plaats bij de Multijet-uitvoeringen de
pook naar rechts en vervolgens naar
achteren.
fig. 2L0D0150m
fig. 3L0D0360m
Laat uw hand tijdens het
rijden niet op de pookknop
rusten omdat door de uitge-
oefende druk, ook als deze
licht is, de interne onderdelen van de
versnellingsbak na verloop van tijd
kunnen slijten.
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinde-
ren: let erop dat de vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen, waar-
door de slag van de pedalen kan
worden beperkt.
ATTENTIE
Page 119 of 218

118
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOF-
BESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor het brandstofverbruik zo
laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen zoveel mo-
gelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties
die in het “Onderhoudsschema” staan
vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de
banden: als de spanning te laag is,
wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen baga-
geruimte. Het gewicht van de auto
(vooral in stadsverkeer) en de wieluit-
lijning hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager
als u deze niet meer gebruikt. Ze ver-
minderen de aerodynamica van de
auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer
van volumineuze voorwerpen bij
voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties al-
leen als u ze nodig hebt. De achter-
ruitverwarming, extra koplampen, de
ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vra-
gen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofver-
bruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buiten-
temperatuur het toelaat, bij voorkeur
de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de
aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
een stilstaande auto, niet met stationair
en ook niet met een hoog toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de
motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgas-
emissie toenemen. Het is beter om rus-
tig weg te rijden en geen hoge toeren-
tallen te gebruiken: op deze manier
warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stil-
staat voor een stoplicht of voordat u
de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tussen-
gas, geen enkel nut. Het kost brand-
stof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het
inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt
het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een
hoge versnelling neemt het verbruik
en de schadelijke uitlaatgasemissie
toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.
Page 120 of 218

119
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aan-
zienlijk toe bij een hogere snelheid.
Rijd daarom zoveel mogelijk met een
gelijkmatige snelheid, vermijd over-
bodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen: het is beter
geleidelijk op te trekken en het toeren-
tal waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden.GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de opti-
male bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofver-
bruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer) maar ook de uitstoot
van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van
het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij
filerijden, waarbij overwegend lage
versnellingen worden gebruikt, of in
de stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik
aanzienlijk hoger zijn. Bochtige tra-
jecten, bergwegen en een slecht weg-
dek verhogen eveneens het brandstof-
verbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens
of caravans moet de auto uitgerust
zijn met een trekhaak van een goed-
gekeurd type en een adequate elektri-
sche installatie. De montage van de
trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden uitgevoerd. Ook
moet documentatie worden overhan-
digd m.b.t. het rijden met een aan-
hanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra
achteruitkijkspiegels, waarmee u vol-
doet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klimver-
mogen van de auto door het gewicht
van een aanhanger of caravan wordt
beperkt. Ook de remweg wordt langer
en u hebt langer de tijd nodig om in
te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens
het afdalen om te voorkomen dat u
constant moet remmen.