Page 17 of 80

Probeer niet het kunststof
bovendeel van de sleutels open
te maken.
Bevestig niet meer dan één
sleutel van hetzelfde startblok-
kersysteem aan een sleutel-
ring.
Houd de standaardsleutels en
sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van
de codeersleutel van dit voer-
tuig.
Houd sleutels van andere start-
blokkeersystemen uit de buurt
van het contactslot, deze kun-
nen signaalstoring veroorza-
ken.
DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden
het ontstekingssysteem en de verlich-
tingssystemen bediend en wordt het
stuur vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart
bovendeel) voor het normale gebruik
van het voertuig. Bewaar de codeers-
leutel (rood bovendeel) op een veilige
plaats om verlies te voorkomen en
gebruik de sleutel uitsluitend voor het
opnieuw coderen van de standaards-
leutels.
DAU10550
ON
Alle elektrische circuits worden voor-
zien van stroom; de instrumentenver-
lichting, het achterlicht, de kenteken-
verlichting en het parkeerlicht gaan
branden en de motor kan worden
gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:
De koplampen gaan automatisch
branden als de motor wordt gestart
en blijven aan totdat de sleutel naar
“OFF” wordt gedraaid, zelfs als de
motor afslaat.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitges-
chakeld. De sleutel kan worden uitge-
nomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elek-
trische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te ver
grendelen
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 17
Page 18 of 80

2. Druk de sleutel in de “OFF”-
stand in en draai hem dan naar
de “LOCK”-stand. Houd de sleu-
tel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgr
endelen
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
DWA10060
s s
WAARSCHUNG
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en
mogelijk zult u zo de macht over
het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de
machine stilstaat voordat u de
sleutel naar “OFF” of naar “LOCK”
draait.
DAU33461
Indicatoren, controlelampjes
en waarschuwingslampje
1. Indicator brandstofpeil
2. Indicatielampje grootlicht“j”
3. Indicatielampje draaien naar links“c”
4. Controlelampje startblokkering “”5. Indicatielampje draaien naar
rechts“d”
6. Waarschuwingslampje motorstoring“”7. TemperatuurindicatorDAU11030
Controlelampjes
richtingaanwijzers “
c” en “d”
Het bijbehorende controlelampje
knippert terwijl de schakelaar voor
richtingaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “j”
Dit controlelampje brandt terwijl de
koplamp is ingeschakeld voor groo-
tlicht.
DAU11350
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer het brandstofniveau
daalt tot beneden ca. 2 L (0,44 US
gal) (1,76 Imp.gal). Vul in dat geval zo
snel mogelijk brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waars-
chuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet
een paar seconden lang oplicht en
dan dooft, vraag dan een Yamaha
dealer om het elektrisch circuit te tes-
ten.
DAU11480
Waarschuwingslampje
motorstoring“ ”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren.
c
dj
y
x
123 4 567
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 18
Page 19 of 80

Het elektrisch circuit voor het waars-
chuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
DAUS1310
Controlelampje startblokkering
“”
Het elektrisch circuit voor het contro-
lelampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt
gedraaid, begint het controlelampje te
knipperen om aan te geven dat de
startblokkering ingeschakeld is. Het
controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersys-
teem blijft ingeschakeld.
DAU11590
Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele
rijsnelheid.
DAU12110
Brandstofniveaumeter
1. Indicator brandstofpeil
2. Indicatielampje brandstof “x”
De brandstofniveaumeter geeft aan
hoeveel brandstof in de tank aanwe-
zig is. De naald beweegt naar “E”
(Empty) naarmate het brandstofnive-
au daalt. Wanneer de aanwijsnaald bij
“E” staat, is er nog ca. 2.0L (0.44
USgal) (1.76 lmpgal) brandstof in de
tank aanwezig. Vul in dat geval zo
snel mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
cj
x
12
c
dj
x
1
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 19
Page 20 of 80

DAU12171
Temperatuurmeter
koelvloeistof
1. Rode zone
1. Temperatuurindicator
Met de contactsleutel in de stand
“ON” geeft de temperatuurmeter
koelvloeistof de temperatuur van de
koelvloeistof aan. De koelvloeistof-
temperatuur is afhankelijk van de
weersomstandigheden en de motor-
belasting. Als de naald bij of in de
rode zone staat, zet de machine dan
stil en laat de motor afkoelen. (Zie
pagina 6-30.)
DCA10020
LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
DAUM2050
Multifunctioneel display
1. Knop ”MODUS”
2. Multifunctiedisplay
3. Knop “AFSTELLING”
Het multifunctionele display toont de
volgende voorzieningen:
een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde
afstand tonen sinds deze voor
het laatst op nul zijn gezet, de tijd
die is verlopen sinds de rittellers
op nul zijn gezet en de gemiddel-
de gereden snelheid gedurende
deze tijd)
een ritteller voor brandstofreser-
ve (die de afgelegde afstand aan-
geeft sinds het waarschuwings-
lampje brandstofreserve aanging)
een klok
een omgevingstemperatuurweer-
gave
een indicator olieverversing (die
gaat branden wanneer de moto-
rolie moet worden ververst)
OPMERKING:
Voor het Verenigd Koninkrijk
wordt de afgelegde afstand aan-
gegeven in mijlen en wordt de
temperatuur aangegeven in °F.
Voor andere landen wordt de
afgelegde afstand aangegeven in
kilometers en wordt de tempera-
tuur aangegeven in °C.
1. Total
2. Trip 1
3. Trip 2
4. Trip/Fuel
c
dj
x
1
23
d
y
1
2
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 20
Page 21 of 80

Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “MODE”-toets
wisselt de weergave volgens onders-
taande volgorde tussen kilometerte-
ller “Total” en ritteller “Trip”:
Total
Trip 1 Trip 2 Trip/fuel
Total
1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheid
OPMERKING:
De kilometerteller “Trip/fuel”
wordt alleen geactiveerd wanne-
er het waarschuwingslampje
brandstofniveau gaat branden.
De kilometerteller “Trip 2” wordt
automatisch op nul teruggesteld
nadat de sleutel naar “OFF” is
gedraaid en er twee uren zijn
verstreken.
Door indrukken van de “SET”-toets in
de kilometertellermodus wisselt de
weergave volgens onderstaande vol-
gorde tussen de verschillende kilome-
tertellerfuncties:
Trip 1 of Trip 2
Time 1 of 2 Gemiddelde snelheid 1 of 2 Trip 1
of Trip 2
Als het waarschuwingslampje
brandstofniveau gaat branden (Zie
pagina 3-3.), wisselt de weergave
automatisch naar brandstofreserve-
ritteller “Trip/fuel” -modus en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat puntaangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de “MODE”-toets
in de onderstaande volgorde gewis-
seld tussen de diverse weergaven van
rittellers en kilometerteller:
Trip/Fuel
Trip 1 Trip 2 Total
Trip/fuel
Als u de ritteller op nul wilt terugste-
llen, selecteert u deze met een druk
op de “MODE”-toets, waarna u de
“SET”-toets minstens 1 seconde lang
ingedrukt houdt. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en
verschijnt de vorige weergavemodus
weer.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens 2
seconden lang ingedrukt terwijl
de “Total”-weergave actief is.
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 21
Page 22 of 80

2. Zodra de urenaanduiding begint
te knipperen, drukt u op de
“SET”-toets om de uren in te ste-
llen.
3. Druk op de “MODE”-toets en de
minutenaanduiding zal gaan
knipperen.
4. Druk op de “SET”-toets om de
minuten in te stellen.5. Druk op de “MODE”-toets en laat
deze dan los om de klok te star-
ten. De weergave keert weer
terug naar de “Total”-modus.
Omgevingstemperatuurweergave
1. Indicator vorstwaarschuwing
2. Minteken
3. Temperatuur
Deze weergave toont de omgevings-
temperatuur vanaf -30°C (-22°F) tot
50°C (122°F).
Het waarschuwingslampje vorst “
*”
gaat automatisch branden als de
temperatuur lager is dan 3°C (37,4°F).
1. Controlelampje olieverversingstermijn
Indicator olieverversing “OIL”
De motorolie moet worden ververst
wanneer deze indicator gaat branden.
De indicator blijft branden totdat deze
wordt teruggesteld. Nadat de motoro-
lie is ververst, stelt u de indicator als
volgt terug.
1. Houd de “MODE”-toets en de
“SET”-toets ingedrukt en draai
de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “MODE”-toets en de
“SET”-toets nog twee tot vijf
seconden ingedrukt.
3. Laat de knoppen los. De indica-
tor olieverversing zal nu uitgaan.
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 22
Page 23 of 80

OPMERKING:
De indicator olieverversing gaat
branden na de eerste 1000 km
(600 mi) en daarna om de 6000
km (3600 mi).
Als de motorolie werd ververst
voordat de indicator olieverver-
sing brandde (dus voordat de
intervalperiode voor olieverver-
sing was verstreken), moet de
indicator na de olieverversing
worden teruggesteld zodat het
eerstvolgende tijdstip voor olie-
verversing weer correct wordt
aangegeven. Na het terugstellen
brandt de indicator gedurende
twee seconden. Als de indicator
niet gaat branden, herhaalt u de
procedure.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dea-
ler worden uitgerust met een optione-
el antidiefstal-alarmsysteem. Neem
contact op met een Yamaha dealer
voor nadere informatie.
DAU12343
StuurschakelaarsDAUS1300
Lichtsignaalschakelaar “PASSING”
1. Schakelaar belichtingsregelaar "j/k"
2. Schakelaar lichtvlagen
3. Knipperlichtschakelaar "c/d"
4. Claxonschakelaar "a"
1. Startschakelaar "g"
2. Schakelaar noodknipperlichten " "
12
1
2
3
43
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 23
Page 24 of 80

Druk deze schakelaar in om de
koplamp een lichtsignaal te laten
afgeven.
DAUS1020
Dimlichtschakelaar “j/k”
Zet deze schakelaar op “
j” voor
grootlicht en op “
k” voor dimlicht.
Druk de schakelaar in de dimlichts-
tand omlaag om een lichtsignaal te
geven met de koplamp.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “c/d”
Druk deze schakelaar naar “
d” om
afslaan naar rechts aan te geven.
Druk deze schakelaar naar “
c” om
afslaan naar links aan te geven. Na
loslaten keert de schakelaar terug
naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is
teruggekeerd in de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “a”
Druk deze schakelaar in om een cla-
xonsignaal te geven.
DAUM1131
Startknop “g”
1. Startschakelaar "g"
2. Schakelaar noodknipperlichten " "
Druk op deze knop terwijl u de voor-
of achterrem bekrachtigt om de motor
te starten met de startmotor.
DCA10050
LET OP:
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
DAUM1990
Schakelaar alarmverlichting “ ”,
“h”
Met de contactsleutel in de stand
“f” zet u deze schakelaar op “ ”
voor het inschakelen van de alarmver-
lichting (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers). Zet deze schake-laar op “h” en draai de sleutel naar
“e” om de alarmverlichting uit te
schakelen.
OPMERKING:
Zelfs wanneer u de sleutel draait van
“f” naar “e” met ingeschakelde
alarmverlichting, blijft deze verlichting
knipperen, ongeacht de stand van de
schakelaar van de alarmverlichting.
Als u de alarmverlichting wilt uitscha-
kelen, moet u de sleutel in de stand
“f” zetten en de schakelaar van de
alarmverlichting in de stand “h”.
De alarmverlichting wordt gebruikt in
een noodgeval of om andere verke-
ersdeelnemers te waarschuwen als
uw scooter stilstaat in een mogelijk
gevaarlijke verkeerssituatie.
DCA10060
LET OP:
Gebruik de alarmverlichting niet
gedurende langere tijd, anders kan
de accu ontladen raken.
12
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 24