Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “MODE”-toets
wisselt de weergave volgens onders-
taande volgorde tussen kilometerte-
ller “Total” en ritteller “Trip”:
Total
Trip 1 Trip 2 Trip/fuel
Total
1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheid
OPMERKING:
De kilometerteller “Trip/fuel”
wordt alleen geactiveerd wanne-
er het waarschuwingslampje
brandstofniveau gaat branden.
De kilometerteller “Trip 2” wordt
automatisch op nul teruggesteld
nadat de sleutel naar “OFF” is
gedraaid en er twee uren zijn
verstreken.
Door indrukken van de “SET”-toets in
de kilometertellermodus wisselt de
weergave volgens onderstaande vol-
gorde tussen de verschillende kilome-
tertellerfuncties:
Trip 1 of Trip 2
Time 1 of 2 Gemiddelde snelheid 1 of 2 Trip 1
of Trip 2
Als het waarschuwingslampje
brandstofniveau gaat branden (Zie
pagina 3-3.), wisselt de weergave
automatisch naar brandstofreserve-
ritteller “Trip/fuel” -modus en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat puntaangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de “MODE”-toets
in de onderstaande volgorde gewis-
seld tussen de diverse weergaven van
rittellers en kilometerteller:
Trip/Fuel
Trip 1 Trip 2 Total
Trip/fuel
Als u de ritteller op nul wilt terugste-
llen, selecteert u deze met een druk
op de “MODE”-toets, waarna u de
“SET”-toets minstens 1 seconde lang
ingedrukt houdt. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en
verschijnt de vorige weergavemodus
weer.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens 2
seconden lang ingedrukt terwijl
de “Total”-weergave actief is.
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 21
2. Zodra de urenaanduiding begint
te knipperen, drukt u op de
“SET”-toets om de uren in te ste-
llen.
3. Druk op de “MODE”-toets en de
minutenaanduiding zal gaan
knipperen.
4. Druk op de “SET”-toets om de
minuten in te stellen.5. Druk op de “MODE”-toets en laat
deze dan los om de klok te star-
ten. De weergave keert weer
terug naar de “Total”-modus.
Omgevingstemperatuurweergave
1. Indicator vorstwaarschuwing
2. Minteken
3. Temperatuur
Deze weergave toont de omgevings-
temperatuur vanaf -30°C (-22°F) tot
50°C (122°F).
Het waarschuwingslampje vorst “
*”
gaat automatisch branden als de
temperatuur lager is dan 3°C (37,4°F).
1. Controlelampje olieverversingstermijn
Indicator olieverversing “OIL”
De motorolie moet worden ververst
wanneer deze indicator gaat branden.
De indicator blijft branden totdat deze
wordt teruggesteld. Nadat de motoro-
lie is ververst, stelt u de indicator als
volgt terug.
1. Houd de “MODE”-toets en de
“SET”-toets ingedrukt en draai
de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “MODE”-toets en de
“SET”-toets nog twee tot vijf
seconden ingedrukt.
3. Laat de knoppen los. De indica-
tor olieverversing zal nu uitgaan.
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 22
OPMERKING:
De indicator olieverversing gaat
branden na de eerste 1000 km
(600 mi) en daarna om de 6000
km (3600 mi).
Als de motorolie werd ververst
voordat de indicator olieverver-
sing brandde (dus voordat de
intervalperiode voor olieverver-
sing was verstreken), moet de
indicator na de olieverversing
worden teruggesteld zodat het
eerstvolgende tijdstip voor olie-
verversing weer correct wordt
aangegeven. Na het terugstellen
brandt de indicator gedurende
twee seconden. Als de indicator
niet gaat branden, herhaalt u de
procedure.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dea-
ler worden uitgerust met een optione-
el antidiefstal-alarmsysteem. Neem
contact op met een Yamaha dealer
voor nadere informatie.
DAU12343
StuurschakelaarsDAUS1300
Lichtsignaalschakelaar “PASSING”
1. Schakelaar belichtingsregelaar "j/k"
2. Schakelaar lichtvlagen
3. Knipperlichtschakelaar "c/d"
4. Claxonschakelaar "a"
1. Startschakelaar "g"
2. Schakelaar noodknipperlichten " "
12
1
2
3
43
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 23
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid
en het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en acces-
soires dat voor dit model is
vastgesteld.
DWA10450
s s
WAARSCHUNG
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en deveiligheid van uw machine. Neem
daarom de volgende voorzorgsma-
atregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een over-
beladen machine kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig let-
sel. Zorg ervoor dat het totale
gewicht van de motorrijder,
lading en accessoires de maxi-
maal toegestane belasting van
de machine niet overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spu-
llen die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen
op veilige wijze dicht bij het
midden van de machine en ver-
deel het gewicht over beide zij-
den.
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren
gewicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.
Inspectie van banden
1. Diepte van de tekening van het bandprofiel
Voor elke rit moeten de banden wor-
den gecontroleerd. Als de bandpro-
fieldiepte op het midden van de band
de vermelde limiet heeft bereikt, de
band spijkers of stukjes glas bevat of
wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer
worden vervangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiep-
te is voor diverse landen verschillend.
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1.6 mm (0.06 in)
Bandenspanning (gemeten op
koude banden):
Tot 90 kg (198 lb):
Voor:
190 kPa (27 psi) (1.9 kgf/cm
2)
Achter:
220 kPa (31 psi) (2.2 kgf/cm
2)
90 kg (198 lb)~maximale:
Voor:
210 kPa (30 psi) (2.1 kgf/cm
2)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.5 kgf/cm
2)
Maximale belasting*:
198 kg (417 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoires
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 54
DAU23380
Accu
De accu bevindt zich achter paneel A.
(Zie pagina 6-6.)
Dit model is uitgerust met een perma-
nent-dichte accu (onderhoudsvrij
type) waarvoor geen onderhoud
vereist is. De elektrolyt hoeft niet te
worden gecontroleerd en er hoeft
geen gedistilleerd water te worden
bijgevuld.
DCA10620
LET OP:
Probeer nooit om celafdichtingen
op de accu te verwijderen, hierdoor
kan permanente schade aan de
accu worden toegebracht.
DWA10760
s s
WAARSCHUNG
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk
omdat het zwavelzuur bevat,
een stof die ernstige brand-
wonden veroorzaakt. Vermijd
contact met de huid, ogen of
kleding en bescherm uw ogen
altijd bij werkzaamheden nabij
accu’s. Voer als volgt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk con-tact is geweest met elektrolyt.
• UITWENDIG: Spoel overvloe-
dig met water.
• INWENDIG: Drink grote hoe-
veelheden water of melk en
roep direct de hulp in van een
arts.
• OGEN: Spoel gedurende 15
minuten met water en roep
direct medische hulp in.
Accu’s produceren het explo-
sieve waterstofgas. Houd daa-
rom vonken, open vuur, siga-
retten e.d. uit de buurt van de
accu en zorg voor voldoende
ventilatie bij acculaden in een
afgesloten ruimte.
HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S
BUITEN BEREIK VAN KINDE-
REN.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha
dealer de accu te laden als deze
ontladen lijkt te zijn. Vergeet niet dat
de accu sneller ontladen raakt als de
machine is uitgerust met optionele
elektrische accessoires.Om de accu op te bergen
1. Accu
1. Verwijder de accu als de machine
langer dan een maand niet wordt
gebruikt, laad volledig bij en zet
hem dan weg op een koele en
droge plek.
2. Als de accu langer dan twee
maanden wordt weggeborgen,
moet deze minstens eenmaal per
maand worden gecontroleerd;
laad de accu dan indien nodig
steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvo-
rens te installeren.
4. Controleer na installatie of de
accukabels correct zijn aangeslo-
ten op de accupolen.
1
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
1B9-F8199-D1.qxd 11/10/06 07:06 Página 61