Page 49 of 291

48
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
VOOR
Bestuurderszijde (fig. 40)
Op het sierpaneel van het portier aan
bestuurderszijde zijn de bedieningsscha-
kelaars gemonteerd waarmee u, als de
contactsleutel in stand MAR staat, de
zijruiten bedient:
A - zijruit linksvoor
B - zijruit rechtsvoor.
Druk op de schakelaar om de ruit te
openen. Trek aan de schakelaar om de
r uit te sluiten.
P4U00026
fig. 41 BELANGRIJK
De ruit aan de bestuur-
derszijde kan “automatisch” worden ge-
opend en gesloten. Hiervoor hoeft u de
boven- of onderzijde van de schakelaar
slechts kort te in te drukken, zodat de ruit
geheel opent of sluit: de ruit stopt in de
gewenste stand als u de schakelaar nog-
maals kort aan de boven- of onderzijde in-
drukt.
Passagierszijde
(fig. 41)
Met schakelaar (A) kan de ruit aan de
passagierszijde worden bediend.
De ruit aan de passagierszijde kan
alleen “automatisch” worden geopend.
De werking is gelijk aan de werking van
de ruit aan de bestuurderszijde.
ACHTER
Bedien voor het openen of sluiten van
de zijruiten achter de slinger op de achter-
portieren.
Bij uitvoeringen die zijn voorzien van
elektrische ruitbediening achter zijn de
bedieningsschakelaars gemonteerd op het
portier aan bestuurderszijde en op beide
achterportieren.
Druk, met de contactsleutel in stand
MAR, op de schakelaar om de ruit te
openen of trek aan de schakelaar om de
r uit te sluiten.
P4U00025
fig. 40 Controleer voor en tij-
dens het sluiten van een
ruit altijd of de inzitten-
den niet verwond kunnen wor-
den door de beweging van de
ruit zelf of door in beweging ge-
brachte voorwerpen.
Page 50 of 291

49
Onzorgvuldig gebruik
van de elektrische ruit-
bediening kan gevaarlijk
zijn. Verwijder altijd de sleutel
uit het contact als u de auto ver-
laat, om te voorkomen dat een
onverwachtse inschakeling van
de elektrische ruitbediening ge-
vaar oplevert voor de achterge-
bleven passagiers. Houd de knop
niet ingedrukt als de ruit geheel
geopend of gesloten is.
P4U00028
fig. 43
VEILIGHEIDSGORDELS
ZITPLAATSEN VOOR
EN ZIJZITPLAATSEN ACHTER
De auto is voorzien van driepunts-veilig-
heidsgordels (als optional ook voor de der-
de achterpassagier) met rolautomaat,
waardoor veel bewegingsvrijheid ontstaat.
De veiligheidsgordels voor zijn voorzien
van elektronisch geregelde gordelspan-
ners. De onderste bevestigingspunten
zijn direct met de stoel verbonden, zodat
de bescherming optimaal is in elke stand
van de stoel.
Voor maximale be-
scherming is het raad-
zaam om de rugleuning
van de stoel in een zo recht moge-
lijke stand te plaatsen en de gor-
del zo strak mogelijk om borst en
bekken te dragen. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor als
achter in de auto. Rijden zonder
veiligheidsgordels vergroot het
risico op ernstig letsel of een do-
delijke afloop bij een ongeval.
fig. 42
P4U00027
Bestuurdersportier (fig. 42)
Op het sierpaneel van het bestuurders-
portier zijn de volgende bedieningsscha-
kelaars aanwezig:
A - zijruit linksvoor
B - zijruit rechtsvoor
C - zijruit linksachter
D - zijruit rechtsachter
E - uitschakeling bedieningsschake-
laars voor de ruiten achter (als de be-
dieningsschakelaars zijn uitgeschakeld,
staat de schakelaar omhoog; als de
schakelaar opnieuw wordt ingedrukt,
dan kunnen de bedieningsschakelaars
achter weer worden gebruikt. Achterportieren
(fig. 43)
Op het sierpaneel van elk portier be-
vindt zich een bedieningsschakelaar ( A)
voor de ruitbediening van de betreffende
r uit.
Page 51 of 291

50
Leg de gordel om door de onderzijde
van de gordel aan de buitenzijde van de
stoel te pakken, de gordel te geleiden
met de gesp (A-fig. 44) en de gesp
geheel in de sluiting (B-fig. 44) te
drukken.
De gordel is juist bevestigd als de gesp
hoorbaar blokkeert. Druk, om de gordels
los te maken, op knop ( C-fig. 44).
De rolautomaat blokkeert als u de gor-
del snel uittrekt, bij hard remmen of bij
botsingen.
Als de oprolautomaat blokkeert, laat
dan de gordel een stukje teruglopen en
trek de gordel vervolgens weer geleidelijk
uit.
P4U00064
fig. 44 Vi
a de rolautomaat wordt de lengte van
de gordel automatisch aangepast aan het
postuur van de drager, waarbij voldoende
bewegingsruimte overblijft.
Als de auto op een steile helling staat,
kan de rolautomaat blokkeren; dit is een
normaal verschijnsel.
Begeleid de gordel tij-
dens het teruglopen om
te voorkomen dat de
gordelband draait.
HOOGTEVERSTELLING
V AN DE VEILIGHEIDSGORDELS
VOOR
Het bovenste bevestigingspunt van de
veiligheidsgordels voor kan in vijf verschil-
lende standen worden gezet. Hierdoor is
de gordel in hoogte verstelbaar.
Pas de hoogte van de gordel altijd aan
het postuur van de inzittende aan. Dank-
zij deze voorzorgsmaatregel werkt de
gordel beter en is het risico op verwondin-
gen tijdens een botsing geringer.
De gordel is goed afgesteld als hij over
de schouder halverwege tussen nek en
uiteinde van de schouder ligt. Druk om de hoogte te regelen op knop
( A-fig. 45) van de rolautomaat en
schuif gelijktijdig beugel ( B-fig. 45)
in de gewenste stand.
fig. 45
P4U00020
Controleer na het af-
stellen altijd of de beu-
gel goed in één van de
standen is vergrendeld. Laat de
knop (A-fig. 45) los en duw de
beugel naar beneden, zodat de
bevestigingsbeugel blokkeert, als
dit nog niet was gebeurd.
Page 52 of 291

51
HEUPGORDEL VAN DE
ZITPLAATS MIDDENACHTER
(
fig. 48)
Maak de gordel vast door gesp (A) in
sluiting (B ) te drukken, totdat de gesp
hoorbaar blokkeert.
De lengte kan worden afgesteld door de
gordel in gesp (D ) te verplaatsen. Trek
aan deel (E) om de gordel te verkorten
en aan deel (F) om te verlengen.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop (C).
BELANGRIJK De gordel is correct af-
gesteld als hij goed aansluit op het bek-
ken.
P4U00067
fig. 48
P4U00065
fig. 46 V
oor een maximale be-
scherming moeten de
gordels achter worden
vastgemaakt, zoals in fig. 46 en
fig. 47 is aangegeven.
P4U00066
fig. 47
GEBRUIK VAN DE VEILIG-
HEIDSGORDELS ACHTER
De achterbank is voorzien van drie-
punts-veiligheidsgordels met rolautomaat
voor de zijzitplaatsen en een tweepunts-
heupgordel voor de middelste zitplaats.
Bij enkele uitvoeringen is ook de middel-
ste zitplaats voorzien van een hoofdsteun
en een driepunts-veiligheidsgordel met
rolautomaat, die gelijk is aan de gordel
van de zijzitplaatsen.
Om verkeerde verbindingen te voorko-
men, passen de gespen van de zijgordels
niet in de sluiting van de middengordel.
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
r ugleuning en leg dan de gordel om.
Als de zitplaatsen achter niet worden
bezet, gebruik dan de uitsparingen in de
r ugleuning van de achterbank om de slui-
tingen en de gordels op te bergen.
Page 53 of 291

52
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te hou-
den aan de wettelijke voorschriften met
betrekking tot het verplichte gebruik van
de veiligheidsgordels (en de inzittenden
erop attent te maken).
Bedenk dat achterpas-
sagiers die geen gordel
dragen tijdens een ern-
stig ongeval, niet alleen zelf aan
gevaar worden blootgesteld
maar ook gevaar opleveren voor
de inzittenden voor.
Draag altijd veiligheids-
gordels, zow el voor als
achter in de auto. Rijden
zonder veiligheidsgordels ver-
groot het risico op ernstig letsel
of een dodelijke afloop bij een on-
geval.P4U00068
fig. 49 De gordelband mag niet
gedraaid zijn en moet
goed tegen het lichaam
van de inzittende aanliggen. Het
diagonale gordelgedeelte moet via
het midden van de schouder schuin
over de borst liggen. Het horizon-
tale gordelgedeelte moet over het
bekken en niet over de buik lig-
gen, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens een botsing onder de
gordel uitschuift. Draag geen
voorwerpen (sieraden, gespen,
enz.) die een goed aansluiten van
de gordel op het lichaam van de
passagier verhinderen (fig. 49).
Gebruik de gordel niet
voor een kind dat bij een
volwassene op schoot
zit, waarbij de gordel beiden zou
moeten beschermen (fig. 50).
P4U00069
fig. 50 Als de gordel aan een
zware belasting wordt
blootgesteld (bijvoor-
beeld tijdens een ongeval), dan
moet de gordel samen met de ver-
ankeringen, bevestigingspunten en
de eventueel gemonteerde gordel-
spanners worden vervangen. Ook
als de schade niet zichtbaar is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
Page 54 of 291

53
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een
ongeval moeten alle inzittenden zittend
reizen en beschermd worden door goed-
gekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam gro-
ter en zwaarder dan dat van volwasse-
nen, terwijl spieren en botstructuur nog
niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom
moeten kleine kinderen door andere sys-
temen beschermd worden dan door de
veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over
de optimale bescherming van kleine kin-
deren zijn opgenomen in de Europese
ECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-
plicht zijn. De systemen zijn onderver-
deeld in vier groepen:
Groep 0 gewicht: 0-10 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zwangere vrouwen dienen zich bij het
gebruik van veiligheidsgordels strikt aan
de geldende wet- en regelgeving te hou-
den. Het verdient aanbeveling om als
voorzorgsmaatregel het onderste deel
van de gordel meer naar beneden om te
leggen, zodat de gordel onder de buik
langs loopt ( fig. 51).
P4U00070
fig. 51
HOE U DE VEILIGHEIDS-
GORDELS IN OPTIMALE STAAT
HOUDT
– Zorg dat de gordel goed uitgetrok-
ken en niet gedraaid is.
– U kunt de gordels met de hand was-
sen met warm water en een neutrale
zeep. Knijp ze uit en laat ze in de scha-
duw drogen. Gebruik geen bijtende, ble-
kende of kleurende middelen. Vermijd het
gebruik van alle chemische producten die
het weefsel kunnen aantasten.
– Voorkom dat vocht in de oprolauto-
maat komt: de werking van de oprolauto-
maten is alleen gegarandeerd, als ze niet
nat zijn geweest.
Page 55 of 291

54
Wij raden u aan kinde-
ren altijd op de zitplaat-
sen achter te vervoe-
ren, omdat die plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming
bieden. Monteer absoluut geen
kinderzitje op de stoel van de
passagier voor als deze is uitge-
rust met een airbag. Als bij een
ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben, onafhankelijk van de
zwaarte van het ongeluk. Kinde-
ren kunnen op de passagiersstoel
voor worden vervoerd bij auto’s
die zijn uitgerust met een uit-
schakelbare airbag aan passa-
gierszijde. In dit geval moet u er
absoluut zeker van zijn dat de
airbag is uitgeschakeld (het gele
waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel moet bran-
den).GROEP 0
Baby’s tot 10 kg moeten achterstevoren
( fig. 52) worden vervoerd in wiegjes,
die het achterhoofd steunen en er voor
zorgen dat bij abrupte snelheidswisselin-
gen de nek niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden
gehouden door de veiligheidsgordel, zoals
in de afbeelding is aangegeven, en het
kind moet op zijn beurt worden be-
schermd door de gordel van het wiegje
zelf.
De afbeeldingen die-
nen alleen ter illustratie
van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
P4U00071
fig. 52
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-
lapping tussen de groepen; daarom zijn
in de handel systemen verkrijgbaar die
geschikt zijn voor verschillende gewichts-
groepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed vast-
gehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
Kinderen met een gewicht boven 36 kg
of met een lengte van meer dan 1,50 m
worden, met betrekking tot de veilig-
heidssystemen, gelijkgesteld met volwas-
senen en moeten dan ook normaal de
veiligheidsgordels omleggen.
In het Alfa Romeo Lineaccessori-pro-
gramma zijn kinderzitjes opgenomen
voor elke gewichtsgroep, die speciaal ont-
worpen en ontwikkeld zijn voor de Alfa
Romeo-modellen.
Page 56 of 291

55
GROEP 2
Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct
door de veiligheidsgordels van de auto
worden beschermd.Kinderen moeten zo
in de kinderzitjes worden geplaatst, dat
het diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en niet langs de nek moet lig-
gen. Het horizontale gordelgedeelte moet
over het bekken en niet over de buik van
het kind liggen (fig. 54).
De afbeeldingen die-
nen alleen ter illustratie
van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
P4U00073
fig. 54
Er bestaan kinderzitjes
die geschikt zijn voor de
gewichtsgroepen 0 en 1.
Deze kinderzitjes kunnen worden
bevestigd aan de veiligheidsgor-
dels achter en hebben zelf gordels
om het kind te beschermen.
V anwege het gewicht kan het ge-
vaarlijk zijn als ze verkeerd wor-
den gemonteerd, waarbij een kus-
sen tussen het kinderzitje en de
veiligheidsgordels van de auto
wordt geplaatst. Houdt u voor de
montage strikt aan de bijgelever-
de instructies.
GROEP 1
Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg
moeten worden vervoerd in kinderzitjes
met een kussen ( fig. 53), die naar vo-
ren zijn gekeerd, waarbij de veiligheids-
gordel van de auto zowel het kinderzitje
als het kind op zijn plaats moet houden.
De afbeeldingen die-
nen alleen ter illustratie
van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
P4U00072
fig. 53