Page 89 of 291

88
AUTOMATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING
(•) Alleen als het systeem is ingesteld volgens de aanwijzingen in de paragr\
aaf “Automatische of handmatige bediening van de compressor”.
(••) Alleen als draaiknop (B) voor regeling van de aanjagersnelheid niet in\
stand 0 staat. (*) Bij een “koude” auto (lage buitentemperatuur, lage interieurtemperatuur en lage koelvloeistoftemperatuur) wordt de luchtopbrengst verminderd tot
35% van de maximale luchtopbrengst, om te voorkomen dat er in het interi\
eur een te grote toevoer is van koude lucht.
(**) De temperatuur van de verspreide lucht staat in relatie tot de koelvloei\
stoftemperatuur.
Uitgevoerde handeling Automatisch geregelde Zichtbare Redenfunctiemelding
Starten van de auto
(contactsleutel in stand MAR)
Ingestelde temperatuur wijzigen
(knop (A) rechtsom/linksom draaien)
Inschakeling recirculatie
(op knop (E)drukken)
Inschakeling functie
MAX--
(knop (C) volledig linksom draaien)
Inschakeling compressor als de
gewenste temperatuur lager of gelijk
is aan de buitentemperatuur (•)
Inschakeling compressor als de
gewenste temperatuur lager of gelijk
is aan de buitentemperatuur (•)
Inschakeling compressor (••)
Inschakeling compressor
Uitschakeling recirculatie
Inschakeling achterruitverwarming
Maximale luchtopbrengst (*)
Maximale luchttemperatuur (**) Lampje op knop (D) brandt
Lampje op knop (D) brandt
Lampjes op de knoppen (D) en
(E) branden
Lampje op knop (D) brandt
Lampje op knop (E) gedoofd
Lampje op knop (( (F) brandtOm de gewenste temperatuur snel te
bereiken en te handhaven
Om de gewenste temperatuur snel te
bereiken en te handhaven
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen
Voor snelle ontwaseming/ontdooiing van
de ruiten
Page 90 of 291

89
HULPVERWARMING
(alleen JTD-uitvoeringen -
indien aanwezig)
De hulpverwarming ondersteunt de op-
warming van de motorkoelvloeistof direct
na het starten en tijdens het rijden voor
een snellere verwarming van het interieur
bij extreem lage buitentemperaturen.Het elektrische systeem werkt volledig
automatisch en schakelt alleen in bij een
draaiende motor.
De hulpverwarming wordt ingeschakeld
op basis van de temperatuur van de motor-
koelvloeistof. De maximale verwarming
wordt bereikt als de koelvloeistof erg
koud is. Om de accu niet te veel uit te putten, is
de inschakeling van de verwarming op de
verschillende vermogens afhankelijk van
de door de regeleenheid vastgestelde
voedingsspanning.
BELANGRIJK De hulpverwarming
wordt ingeschakeld op basis van de tem-
peratuur van de motorkoelvloeistof en
kan, afhankelijk van de accuspanning,
uitgeschakeld of beperkt worden.
Als de opwarmcyclus door de hulpver-
warming op basis van de koelvloeistof-
temperatuur en de accuspanning, is
beëindigd, schakelt de hulpverwarming
automatisch uit en schakelt pas weer in
als de auto opnieuw wordt gestart, ook
als de vloeistoftemperatuur opnieuw
daalt.
fig. 86
P4U00035
Bedien de hendel voor
het ontgrendelen van het
kofferdeksel niet als de
auto rijdt.
BEDIENINGS-
ORGANEN
KOFFERDEKSEL
OPENEN (
fig. 86)
Het kofferdeksel kan van binnenuit wor-
den geopend door aan de hendel ( A)
naast de bestuurdersstoel te trekken.
Page 91 of 291

90
fig. 88
P4U00029
fig. 87
P4U00030
Het gebruik van de
waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van
de wetgeving van het land waarin
u zich bevindt. Houdt u aan de
voorschriften.
MISTACHTERLICHT (fig. 88)
Druk voor inschakeling op knop ( A).
Het mistachterlicht werkt alleen als het
dimlicht of de mistlampen voor zijn inge-
schakeld. Tegelijkertijd gaat op het instru-
mentenpaneel lampje
4branden.
Als u de contactsleutel in stand STOP
draait, schakelt het mistachterlicht auto-
matisch uit. Het schakelt pas weer in als
na het starten opnieuw op knop (A )
wordt gedrukt.
Druk knop (A ) nogmaals in om het
mistachterlicht uit te schakelen.
BELANGRIJK Houdt u bij het ge-
bruik van het mistachterlicht aan de gel-
dende verkeersvoorschriften. Het sys-
teem voldoet aan de EU-normen.
MISTLAMPEN VOOR (fig. 88)
(indien aanwezig)
Druk voor inschakeling op knop ( B). De
lampen werken alleen als de buitenver-
lichting is ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
5branden.
Als u de contactsleutel in stand STOP
draait, schakelen de mistlampen voor
automatisch uit.
De lampen schakelen pas weer in als na
het starten opnieuw op knop ( B) wordt
gedrukt.
Druk knop (B ) nogmaals in om de mist-
lampen uit te schakelen.
B ELANGRIJK Houdt u bij het gebruik
van de mistlampen aan de geldende ver-
keersvoorschriften. Het systeem voldoet
aan de EU-normen.
W AARSCHUWINGS-
KNIPPERLICHTEN (
fig. 87)
Druk voor inschakeling op knop ( A),
ongeacht de stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, knip-
pert het lampje in de schakelaar en wer-
ken de richtingaanwijzers en de controle-
lampjes voor de richtingaanwijzers op het
instrumentenpaneel. Druk de schakelaar
nogmaals in om het systeem uit te scha-
kelen.
Page 92 of 291
91
P4U00106
fig. 90fig. 91
P4U00105
fig. 89 Als u na een ongeval
een brandstoflucht ruikt
of merkt dat het brand-
stofsysteem lekt, druk dan de
schakelaar niet terug, zodat brand
wordt voorkomen.
LICHTSTERKTEREGELING
INSTRUMENTENPANEEL(
fig. 89)
Druk voor het regelen van de lichtsterk-
te van het instrumentenpaneel, bij inge-
schakelde buitenverlichting, op knop ( A).
T elkens als u knop ( A) indrukt, wordt
achtereenvolgens één van de drie vastge-
stelde lichtsterktes geselecteerd: laag-
gemiddeld-hoog.
BRANDSTOF-
NOODSCHAKELAAR (
fig. 90)
Deze veiligheidsschakelaar springt om-
hoog bij een botsing boven een bepaalde
intensiteit, waardoor de toevoer van
brandstof wordt gestopt en de motor af-
slaat.
T ANKKLEPJE OPENEN (fig. 91)
U kunt het tankklepje van binnenuit ont-
grendelen door de voorzijde van hendel
(A) omhoog te trekken.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, druk
dan op knop (A) om de brandstoftoevoer
weer te herstellen.
P4U00038
Page 93 of 291

92
KOPLAMPVERSTELLING
(
fig. 92)
Bedieningsknop (A) naast de stuur-
wielkolom kan in vier standen worden
gezet die overeenkomen met één van
de onderstaande beladingsgraden.
Als de auto beladen is, moet de hoogte
van de koplampen worden afgesteld.
P4U00107
fig. 92
Controleer de afstel-
ling van de koplampen
telkens als het gewicht
van de lading wijzigt.
P4U00109
fig. 93 De auto moet geblok-
keerd zijn als de hendel
enkele tanden is aange-
trokken. Als dit niet het geval is,
laat dan de Alfa Romeo-dealer de
handrem afstellen.
HANDREM (fig. 93)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
U kunt de handrem inschakelen door de
hendel omhoog te trekken, totdat de au-
to niet meer kan rollen.
Als de contactsleutel in stand MAR
staat, gaat op het instrumentenpaneel
het waarschuwingslampje
xbranden.
Stand
0: 1 of 2 personen op de voor-
stoelen, volle brandstoftank, standaard
boorduitrusting (in rijklare staat);
Stand 1: 5 inzittenden;
Stand 2: 5 inzittenden en bagage in ba-
gageruimte (ongeveer 50 kg);
Stand 3: 1 persoon (de bestuurder) en
300 kg in de bagageruimte.
Page 94 of 291

93
Handrem uitschakelen:
– Trek hendel (A-fig. 93) iets om-
hoog en druk de vergrendelknop ( B) in.
– Houd de knop ingedrukt en laat de
hendel zakken; lampje
xop het instru-
mentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de
auto te voorkomen, moet bij het bedie-
nen van de handrem het rempedaal wor-
den ingetrapt.
BELANGRIJK De handremhendel
( A ) is voorzien van een beveiligings-
mechanisme. Dit mechanisme voorkomt
dat per ongeluk de handrem wordt uitge-
schakeld als bij aangetrokken hendel
knop (B ) wordt ingedrukt. Voor het uit-
schakelen van de handrem moet u daar-
om niet alleen knop ( B) indrukken, maar
ook hendel (A ) iets omhoog trekken,
zodat het beveiligingsmechanisme uit-
schakelt. Zet vervolgens de hendel geheel
omlaag. Laat de schuifring los zodra de achteruit
is ingeschakeld. Om vanuit de achteruit
een andere versnelling in te schakelen,
hoeft de schuifring niet omhoog te wor-
den getrokken.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen
bij een volledig stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht bij een draaiende
motor en een geheel ingetrapt koppelings-
pedaal minstens twee seconden, voordat u
de achteruit inschakelt. Hiermee wordt
voorkomen dat de tandwielen bescha-
digen.
VERSNELLINGSPOOK (fig. 94)
Afhankelijk van de uitvoering is de auto
uitgerust met een handgeschakelde ver-
snellingsbak met vijf of zes versnellingen
(zie hoofdstuk “Technische gegevens”).
De positie van de afzonderlijke versnel-
lingen is met een symbool op de knop
van de versnellingspook aangegeven.
Trap bij het overschakelen altijd het kop-
pelingspedaal geheel in. Als de achteruit
(R) wordt ingeschakeld, moet de auto
stilstaan.
Bij de uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD
moet voor het inschakelen van de achter-
uit (R), de schuifring onder de pookknop
(met de hand waarmee u de pookknop
bediend) omhoog worden getrokken.
P4U00108
fig. 94
Om op de juiste wij-
ze te schakelen, moet
u het koppelingspe-
daal geheel intrappen. Daarom
mag er niets onder het pedaal
liggen dat dit kan verhinderen:
Let erop dat de vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen en
zo de slag van de pedalen kun-
nen beperken.
Page 95 of 291

94
SELESPEED
VERSNELLINGSBAK
(indien aanwezig)
De uitvoering 2.0 T.SPARK is leverbaar
met een elektronisch geregelde, mecha-
nische versnellingsbak “Selespeed”.
BELANGRIJK Het verdient beslist
aanbeveling om dit hoofdstuk zorgvuldig
te lezen, zodat u Selespeed op de juiste
wijze gebruikt. Hierdoor bent u vanaf het
begin op de hoogte van de juiste hande-
lingen en in staat om deze uit te voeren.
Selespeed bestaat uit een normale
mechanische versnellingsbak, waaraan
een elektronisch geregeld elektrohy-
draulisch systeem is toegevoegd. Dit sys-
teem bedient automatisch de koppeling
en regelt het overschakelen.
Het koppelingspedaal ontbreekt; om
weg te rijden hoeft u alleen het gas-
pedaal te bedienen.
De versnellingsbak kan op twee manie-
ren worden bediend:
– sequentieel (handmatig), waarbij de
bestuurder direct overschakelt met de selectorhendel op de middenconsole of de
knoppen op het stuurwiel;
– automatisch CITYwaarbij het sys-
teem beslist over het overschakelen
(deze werking kan worden gekozen met
knop B-fig. 95).
Overschakelen vindt plaats met de se-
lectorhendel (A-fig. 95), die altijd van-
zelf terugkeert in de middenstand.
Met deze hendel kan worden op- of te-
r uggeschakeld en/of de achteruit ( R) of
de vrijstand (N) worden ingeschakeld.
Op het stuur bevinden zich nog twee
knoppen (fig. 96). Met deze knoppen
kan, alleen bij een rijdende auto (met
een snelheid boven 10 km/h) worden
op- of teruggeschakeld. Als het systeem wordt ingeschakeld
door de contactsleutel in stand MARte
draaien, wordt altijd de sequentiële
(handmatige) werking ingeschakeld.
Als u tijdens de automatische werking
CITY handmatig overschakelt, dan gaat
het systeem er vanuit dat u de sequen-
tiële werking wilt inschakelen. Het sys-
teem werkt vervolgens sequentieel.
fig. 96
P4U00307
fig. 95
P4U00306A
B
Page 96 of 291

95
De ingeschakelde versnelling wordt aan-
gegeven op het display van de toeren-
teller (A-fig. 97).
De symbolen op het display zijn:
N =V rijstand;
1 =eerste versnelling;
2 =tweede versnelling;
3 =derde versnelling;
4 =vierde versnelling;
5 =vijfde versnelling;
R =Achteruit.
Bij een storing of bij voor de auto of de
versnellingsbak schadelijke bedrijfs-
omstandigheden gaat het waarschuwings-
lampje (B-fig. 97) branden en hoort u
een geluidssignaal (bijv. bij een overver-
hitte koppeling). Selespeed maakt het gebruik van de
auto aanzienlijk eenvoudiger, vermindert
de vermoeidheid als in de stad wordt ge-
reden of als vaak geschakeld moet wor-
den, en levert tegelijkertijd uitstekende
prestaties. Na ongeveer een seconde wordt op het
display de ingeschakelde versnelling weer-
gegeven (N ,1 ,2 ,3 ,4 ,5 , R ) en dooft
het waarschuwingslampje. Dit betekent
dat het hydraulische systeem in werking
is. Vanaf dat moment kunt u Selespeed
gebruiken om te schakelen.
BELANGRIJK Als na 10 seconden op
het multifunctionele display niet de inge-
schakelde versnelling wordt weergegeven
of het storingslampje blijft branden, draai
dan de contactsleutel in stand STOPen
wacht tot het display dooft. Schakel ver-
volgens het systeem opnieuw in. Als de
storing blijft bestaan, wendt u dan tot de
Alfa Romeo-dealer.
P4U00308
fig. 97
B
A
SYSTEEM INSCHAKELEN
BELANGRIJK Als u het bestuurders-
portier opent, dan schakelt Selespeed het
hydraulische deel van het systeem in, zo-
dat het systeem gereed is als de motor
wordt gestart. Deze functie kan worden
waargenomen door het draaien van de
pomp. De functie wordt uitgeschakeld als
na 10 keer openen/sluiten van het por-
tier het systeem niet met de contact-
sleutel is ingeschakeld.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, dan gaan alle onderdelen van het
display (A-fig. 97), het waarschuwings-
lampje voor storing in versnellingsbak ( B-
fig. 97) en het opschrift CITYbranden.