Page 137 of 291

136
Overige tips:
–Lange reizen moeten in optimale
conditie worden gestart en zomogelijk
van te voren worden gepland, vooral in
perioden van grote drukte.
– Een lichte en makkelijk verteerbare
maaltijd bevordert het reactievermogen
en de concentratie die noodzakelijk is om
veilig te rijden.
TIJDENS DE RIT
– Voorzichtig rijden houdt ook in dat u
alert bent op fouten en onvoorzichtig-
heden van anderen. Houdt u aan de
maximum snelheden en gebruik op snel-
wegen zo veel mogelijk de rechter rij-
baan.
– Gebruik bij het wisselen van rijbaan
de richtingaanwijzers.
– Schakel bij zonsondergang de bui-
tenverlichting in.
– Houd voldoende afstand tot de au-
to’s die voor u rijden; deze afstand va-
rieert afhankelijk van de snelheid, de
weersomstandigheden, de verkeerssitu-
atie en de conditie van het wegdek. –
Laat uw hand tijdens het rijden niet
op de pookknop rusten omdat door de
uitgeoefende druk, ook als deze licht is,
de interne onderdelen van de versnel-
lingsbak op den duur kunnen slijten.
– Rijdt niet met de versnellingsbak in
de vrijstand.
– Laat u voet niet op het koppelingspe-
daal rusten als dit niet nodig is omdat
hierdoor de interne onderdelen van het
koppelingspedaal op den duur kunnen slij-
ten.
– Rijd niet te lang achter elkaar, maar
las pauzes in en gebruik die om een beet-
je te bewegen en weer op krachten te
komen.
– Zorg voor een constante luchtverver-
sing in het interieur. Maak hiervoor ge-
bruik van de vele instelmogelijkheden
Het rijden onder in-
vloed van alcohol, drugs
en/of bepaalde medicij-
nen is zeer gevaarlijk.Onder deze
omstandigheden mag u nooit ach-
ter het stuur plaatsnemen.
Rijd niet met voorwer-
pen op de vloer voor de
bestuurdersstoel: tijdens
het remmen kunnen deze tussen
de pedalen komen waardoor het
onmogelijk is te accelereren of te
remmen.
Let op de dikte van
eventuele extra vloer-
matten: zelfs een gering
defect in het remsysteem kan tot
gevolg hebben, dat het rempedaal
dieper dan normaal moet worden
ingetrapt.
Controleer of naast
uzelf ook alle overige in-
zittenden de veiligheids-
gordel dragen. Rijden zonder vei-
ligheidsgordels vergroot het risico
op ernstig letsel of een dodelijke
afloop bij een ongeval.
Page 138 of 291

137
van het verwarmings- en ventilatiesys-
teem of van de airconditioning.– Rijd nooit van een helling af met een
afgezette motor: u kunt dan niet op de
motor afremmen en de rem- en stuurbe-
krachtiging werken niet, waardoor u met
meer kracht op de rem moet trappen en
aan het stuur moet draaien.
– Parkeer bij pech de auto in de berm,
schakel de waarschuwingsknipperlichten
in en plaats de gevarendriehoek op de
wettelijk verplichte afstand. U dient zich
altijd aan de geldende verkeerswetgeving
te houden.
IN HET DONKER RIJDEN
Rijden in het donker vergt veel meer
concentratie, zowel fysiek als psychisch.
Hierna volgen enkele tips voor het rijden
in het donker:
– Rijdt extra voorzichtig, beperk zono-
dig de snelheid, vooral op onverlichte we-
gen.
– Bewaar een veilige afstand, groter
dan overdag, tot de auto’s die voor u rij-
den. Het is moeilijk om de snelheid van
andere auto’s te schatten als alleen de
lichten te zien zijn. –
Stop bij de eerste tekenen van sla-
perigheid en ga pas weer rijden na vol-
doende rust. Doorrijden levert gevaar op
voor uzelf en voor anderen.
– Controleer of de koplampen goed
staan afgesteld. Als ze te laag staan,
wordt het zicht verminderd. Als ze te
hoog staan, kunnen ze andere wegge-
bruikers hinderen.
– Gebruik het grootlicht alleen buiten
de bebouwde kom en als u zeker weet
dat u andere weggebruikers niet hindert.
– Doof het grootlicht (indien ingescha-
keld) als u een tegenligger ziet en pas-
seer met dimlicht.
– Zorg dat de koplampen en de achter-
lichten altijd schoon zijn.
ONDER SLECHTE WEERSOM-
STANDIGHEDEN RIJDEN
Regen en mist kunnen gevaarlijk zijn als
de rijstijl niet wordt aangepast aan de
weersomstandigheden. Hierna volgen en-
kele tips voor het rijden onder slechte
weersomstandigheden:
– Op natte wegen is de wrijving tussen de
banden en het wegdek aanzienlijk minder.
Hierdoor is de remweg aanmerkelijk langer en de grip in de bochten minder.Beperk de
snelheid en bewaar een grotere afstand van
de auto’s die voor u rijden.
– Zware regenval en mist beperken het
zicht. Schakel daarom ook overdag, over-
eenkomstig de wettelijke voorschriften, het
dimlicht in, vooral om uzelf beter zichtbaar
te maken.
– Rijd niet met hoge snelheid door plas-
sen: u kunt de controle over de auto ver-
liezen (“aquaplaning”).
– Zorg dat bij een beperkt zicht de ruiten
niet beslaan. Stel de bedieningsknoppen van
het ventilatiesysteem in, zoals is beschreven
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
– Controleer regelmatig de conditie van
de ruitenwisserbladen.
– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in
dichte mist. Mocht u toch de weg op moe-
ten, rijd dan uiterst voorzichtig en met aan-
gepaste snelheid. Vermijd inhalen.
– Als u plotseling moet stoppen (bij een
defect, door sterke vermindering van het
zicht, enz.), tracht dan toch buiten de rij-
strook te stoppen. Zet vervolgens de
waarschuwingsknipperlichten aan en, zo
mogelijk, de dimlichten.
Page 139 of 291

138
–Controleer voordat u vertrekt of de
wisserbladen niet vast aan de voorruit
zijn gevroren.
–V erwijder eventuele sneeuw van het
luchttoevoerrooster aan de onderzijde van
de voorruit.
– Blijf niet te lang met een draaiende
motor in diepe sneeuw stilstaan: door de
sneeuw kan de koolmonoxide van het uit-
laatgas in het interieur dringen.
– Zorg dat de remmen en banden in
perfecte conditie zijn.
–C ontroleer of het reservoir van de rui-
ten-/koplampsproeiers voldoende anti-
vries en kalkoplosser bevat.
– Rem bij voorkeur op de motor af en
vermijd bruusk remmen.
– In de winter kan op schijnbaar droge
wegen toch ijs liggen. Let daarom vooral
goed op de delen van de weg die door de
aanwezigheid van bomen of rotsen weinig
zon krijgen, waardoor ijs kan blijven liggen.
BELANGRIJK Rijd om beschadiging
van de banden te voorkomen, met ge-
monteerde sneeuwkettingen geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen.In extre-
me gevallen moet u zeer langzaam rijden
en de sneeuwkettingen verwijderen zodra
dat mogelijk is.REMMEN
De remmen zijn van essentieel belang
voor de rijveiligheid en dienen dus altijd
perfect te functioneren.
Voor een correct gebruik, een perfecte
werking en een minimale slijtage van het
remsysteem, raden wij u aan de volgende
aanwijzingen op te volgen:
– Laat tijdens het rijden de voet niet on-
nodig op het rempedaal rusten.
– Controleer of de slag van het rempe-
daal niet door een vloermat of een ander
voorwerp wordt belemmerd.
– Controleer regelmatig de werking van
het remsysteem en in ieder geval voor
een lange rit.
– Controleer op het instrumentenpaneel
of het lampje voor te laag remvloeistofni-
veau en aangetrokken handrem
xgoed
werkt: Als het lampje
xtijdens het rijden
gaat branden en blijft branden, controleer
dan of de handrem niet is aangetrokken.
Als de handrem niet is aangetrokken,
moet de auto onmiddellijk worden gestopt
en het niveau van de remvloeistof worden
gecontroleerd; als het niveau onvoldoende
is, moet vloeistof worden bijgevuld. Als het
controlelampje
dgaat branden bij het
IN DE BERGEN RIJDEN
Het rijden in de bergen vereist extra
aandacht. Hierna volgen enkele tips voor
het rijden in de bergen:
– Controleer voordat u vertrekt de vloei-
stofniveaus (motorolie,remvloeistof, koel-
vloeistof) en de conditie van de banden.
– Rem zoveel mogelijk op de motor af
en rijd in een lage versnelling bergaf-
waarts. Daarmee voorkomt u dat de rem-
men oververhit raken.
– Rijd nooit naar beneden met afgezet-
te motor of met de versnellingspook in de
vrij-stand, en absoluut nooit met uitgeno-
men contactsleutel.
– Rijd met een matige snelheid, en ver-
mijd het “afsnijden” van bochten.
– Denk eraan dat bergopwaarts inhalen
veel langzamer gaat en dat de weg daar-
om langer vrij moet zijn. Als u wordt inge-
haald terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de
passerende auto dan de ruimte.
IN DE WINTER RIJDEN
Als de temperatuur onder 0 °C daalt of
bij sneeuw of ijzel raden wij u het volgen-
de aan:
Page 140 of 291

139
intrappen van het rempedaal, dan zijn de
remblokken versleten tot de minimum toe-
gestane dikte. Laat de remblokken zo snel
mogelijk door de Alfa Romeo-dealer ver-
vangen.Omdat de auto is uitgerust met een slij-
tage-indicator voor de remblokken voor
moet u, als de remblokken worden ver-
vangen, ook de remblokken achter laten
controleren. De JTD-uitvoeringen beschik-
ken alleen over een slijtagesensor op de
rem linksvoor.
– Remvloeistof is hygroscopisch (rem-
vloeistof trekt water aan); vervang de
remvloeistof iedere twee jaar, onafhanke-
lijk van het aantal afgelegde kilometers,
om beschadiging ven het remsysteem te
voorkomen.
REMBEKRACHTIGER
De auto is uitgerust met een rembe-
krachtiger die alleen werkt bij een draai-
ende motor. Bij stilstaande motor moet
daarom meer kracht worden uitgeoefend
op het rempedaal om de gewenste rem-
vertraging te bereiken.
ANTI-BLOKKEERSYSTEEM
(ABS)
De auto is uitgerust met anti-blokkeer-
systeem (ABS) met elektronische rem-
drukverdeling (EBD). Wij raden u aan
met het volgende rekening te houden:
– Tijdens het remmen kunnen lichte trillin-
gen in het rempedaal worden gevoeld. Dit
betekent dat het ABS in werking is getreden.
– De prestaties van het systeem vergro-
ten in principe de actieve veiligheid, maar
mogen de bestuurder er niet toe verleiden
onnodige en onverantwoorde risico’s te
nemen. – De rijstijl moet altijd zijn aangepast
aan de weersomstandigheden, het zicht
en het verkeer.
– De maximale remvertraging blijft ui-
teraard altijd afhankelijk van de grip van
de banden op het wegdek. Bij sneeuw of
ijs is de grip vanzelfsprekend veel minder,
waardoor de remweg, ook met ABS, aan-
zienlijk langer zal zijn.
Let op bij de montage
van spoilers, lichtmeta-
len velgen en niet stan-
daard wieldoppen: ze kunnen de
ventilatie van de remmen ver-
minderen en daarmee hun doel-
matigheid tijdens krachtig en
veelvuldig remmen; bijvoorbeeld
tijdens een steile afdaling.
W ater, sneeuw en
strooizout op wegen
kunnen zich afzetten op
de remschijven waardoor de ge-
wenste remvertraging iets later
wordt bereikt.
De auto is uitgerust
met een elektronische
remdrukverdeling (EBD).
Als bij een draaiende motor tege-
lijkertijd de waarschuwingslamp-
jes
>en xgaan branden, dan
is er een storing in het EBD-sys-
teem; in dat geval kunnen bij
hard remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor
de auto kan gaan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde Alfa Romeo-dealer om
het systeem te laten controleren.
Page 141 of 291

140
STUURBEKRACHTIGING
De hydraulische stuurbekrachtiging
werkt alleen bij een draaiende motor. Bij
stilstaande motor moet daarom meer
kracht worden uitgeoefend op het stuur-
wiel.
De stuurinrichting is een mechanisch
systeem dat grote invloed heeft op de rij-
veiligheid. Daarom moet de auto bij een
vermoedelijke storing worden stilgezet
en onmiddellijk contact worden opgeno-
men met de Alfa Romeo-dealer.
WISSERBLADEN
C ontroleer regelmatig de ruitenwisser-
bladen. Versleten of vuile wisserbladen
kunnen het zicht aanzienlijk verminderen.
Reinig de ruiten regelmatig door ze te
ontdoen van vuil, vet- en teeraanslag. Op
deze wijze wordt de levensduur van de
wisserbladen aanzienlijk verlengd. Voor-
dat u de ruitenwissers inschakelt, moet
eventuele sneeuw of ijs op de ruit worden
verwijderd.
W anneer de temperatuur onder 0°C is
gedaald, moet, voordat u de ruitenwis-
sers inschakelt, gecontroleerd worden of
er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit:
Maak de wissers zonodig vrij met een an-
ti-vriesmiddel.
Schakel de ruitenwissers niet in op
een droge ruit.
Houdt u bij het vervan-
gen van de wisserbla-
den aan de bijgeleverde
instructies en aan hetgeen staat
beschreven in het hoofdstuk “On-
derhoud van de auto” in dit in-
structieboekje.
Het ABS ontheft de
bestuurder niet van de
verplichting voorzich-
tig te rijden, vooral op gladde,
besneeuwde of natte wegen.
Als bij een draaiende
motor alleen het waar-
schuwingslampje
>
gaat branden, dan is er een sto-
ring in het ABS-systeem. In dat
geval werkt het conventionele
remsysteem op de normale ma-
nier, terwijl geen gebruik wordt
gemaakt van het anti-blokkeer-
systeem. Onder deze omstandig-
heden kan ook de werking van
het EBD-systeem verminderen.
Ook in dit geval raden wij u aan
onmiddellijk en zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde Alfa
Romeo-dealer te rijden, om het
systeem te laten controleren.
Houd bij een draaiende
motor het stuurwiel
niet langer dan 15 op-
eenvolgende seconden tegen de
aanslag gedraaid: er ontstaat
een bepaald geluid en er kan
schade ontstaan aan het sys-
teem.
RUITEN
Plak geen stickers of andere plaatjes op
de ruiten: ze kunnen uzelf en andere
weggebruikers afleiden en het zicht be-
lemmeren.
Page 142 of 291

141
WIELEN
De door de fabrikant gemonteerde
wielen (velgen en banden) passen het
best bij de eigenschappen van de auto en
garanderen een maximum aan veiligheid
en comfort onder alle normale rij-omstan-
digheden.
Als u de op de auto gemonteerde vel-
gen of banden wilt vervangen, dient u
eerst de tabel met de toegestane band-
en velgtypen in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens” te raadplegen. U kunt
ook contact op te nemen met een Alfa
Romeo-dealer.
Houd altijd de combinatie tussen velg-/
bandenmaat aan die oorspronkelijk onder
de auto is gemonteerd. Noodreservewiel
Het reservewiel mag alleen in noodge-
vallen worden gebruikt. Het gebruik van
het noodreservewiel moet tot een mini-
mum beperkt blijven en er mag niet har-
der worden gereden dan 80 km/h. Bij
een gemonteerd reservewiel veranderen
de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd
met vol gas optrekken, bruusk remmen
en hoge snelheden in de bochten.
Het noodreservewiel (indien aanwezig)
is niet geschikt voor de montage van
sneeuwkettingen. Als u een lekke voor-
band (aangedreven wiel) hebt en er
moet met sneeuwkettingen worden gere-
den dan moet u een wiel van de achter-
as afhalen en daarvoor in de plaats het
noodreservewiel monteren.
Zo hebt u op de vooras twee normale
wielen waarop u de sneeuwkettingen
kunt monteren.
Controleer regelmatig of de spanning
van de band van het reservewiel 4,2 bar
(kg/ cm
2) bedraagt.
BELANGRIJK De levensduur van de
band van het reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band worden
De krik mag alleen ge-
bruikt worden voor het
verwisselen van een
wiel. Voer geen werkzaamheden
uit onder de auto als deze is op-
gekrikt.
vervangen door een band van hetzelfde
type dat geschikt is voor het gebruikte
velgtype (zie “Technische gegevens”).
Monteer nooit een normale band op
een velg die voor een reservewiel be-
doeld is.
Gebruik nooit twee of meer noodreser-
vewielen. Laat het verwisselde wiel zo
snel mogelijk repareren en monteren.
V elgen
De stalen of lichtmetalen velgen moeten
met wielbouten worden gemonteerd die
specifiek zijn voor ieder velgtype.
Daarom moet bij het vervangen van stalen
velgen door lichtmetalen en omgekeerd ook
de bouten worden vervangen.
De bouten moeten met een aanhaal-
moment van 98 Nm (10 kgm) worden
aangedraaid.
Banden
De auto is voorzien van Tubeless
radiaal banden, d.w.z. zonder binnen-
band. Voor een optimaal rijcomfort,
maximale veiligheid en een lange levens-
duur van de banden, raden wij u aan de
volgende aanwijzingen op te volgen:
Page 143 of 291

142
len met lichtmetalen velgen uitsluitend
originele Alfa Romeo-balanceergewichten.– De bandenspanning, inclusief die van
het reservewiel moet overeenkomen met
de voorgeschreven bandenspanning (zie
hoofdstuk “Technische gegevens”).
– Laat de banden regelmatig op be-
schadigingen controleren.
– Gebruikte banden van onbekende
herkomst of verouderde banden( ouder
dan 6 jaar) mogen alleen in noodgeval-
len en met de nodige voorzichtigheid
worden gebruikt.
– In tubeless banden mogen geen bin-
nenbanden gebruikt worden.
– Laat de auto nooit langdurig geparkeerd
staan op de rand van een stoep of op een
andere oneffenheid in het wegdek.
– Laat de profieldiepte van het loopvlak
regelmatig controleren, en houdt u hierbij
aan de wettelijk voorgeschreven mini-
mum waarden.
BELANGRIJK Enkele banden zijn uit-
gerust met slijtage-indicatoren; zodra deze
indicatoren op het loopvlak zichtbaar zijn,
moeten de banden worden vervangen. Controleer regelmatig of de banden
geen ongelijkmatige slijtage van het loop-
vlak vertonen; is dit het geval, raadpleeg
dan een Alfa Romeo-dealer om de oor-
zaak te laten wegnemen.
Naarmate het loopvlak van de banden
slijt, neemt op natte wegen het gevaar
voor aquaplaning toe.
Om gelijkmatige slijtage van de banden
op de vooras en achteras te verkrijgen, is
het raadzaam om de banden om de
10.000 - 15.000 km van as te verwis-
selen. Hierbij moeten de banden aan de-
zelfde zijde van de auto gemonteerd blij-
ven, zodat een omkering van de draai-
richting wordt voorkomen ( fig. 1).
– Rijd met nieuwe banden de eerste
100 km niet met hoge snelheden.
– Beperk de snelheid in bochten, ook
als de prestaties van de auto hogere snel-
heden toestaan.
– Vermijd sterk accelereren en onnodig
remmen.
– Rijd niet langdurig met hoge snelhe-
den, vooral niet op een slecht wegdek.
– Zorg dat de wielen goed gebalan-
ceerd zijn en de wieluitlijning goed is.
– Voorkom dat de banden in contact ko-
men met harde voorwerpen, zoals stoepran-
den (bijv. tijdens het parkeren van de auto).
– Voer geen werkzaamheden uit aan
het ventiel.
– Plaats geen enkel soort gereedschap
tussen velg en band.
– Vervang velgen die vervormingen ver-
tonen.
– Vervang bij abnormaal spanningsver-
lies het wiel en laat de band controleren.
– Gebruik voor het balanceren speciale
balanceergewichten voor tubeless-ban-
den.Gebruik voor het balanceren van wie-
P4U00138
fig. 1 Ver
wissel de banden
niet kruiselings.
Page 144 of 291

143
Bandenspanning en slijtageAls de banden op de juiste spanning
worden gehouden, neemt niet alleen de
levensduur van de banden toe maar ook,
omdat de wegligging er door wordt beïn-
vloed, de rijveiligheid.
De spanning van de banden, inclusief
het reservewiel, moet regelmatig en voor
een lange rit worden gecontroleerd.
De bandenspanning moet bij koude ban-
den worden gecontroleerd; gebruik een
manometer en houd de waarden aan die
vermeld staan in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroor-
zaakt een onregelmatige slijtage van de
banden (fig. 2):
A - Normale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak.
Een juiste bandenspanning garandeert
een maximale levensduur en een optima-
le grip, aangezien het loopvlak over de
volle breedte contact heeft met het weg-
dek, waardoor de slijtage gelijkmatiger is.
Een juiste bandenspanning zorgt ook
voor: – Een betere wegligging van de auto.
– Een uiterst soepele en nauwkeuriger
besturing.
– Een lager brandstofverbruik door de
geringe rolweerstand van het wiel.
B - Te lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
Bij een te lage bandenspanning, ont-
staat er een ongelijkmatige slijtage van
het loopvlak (grotere slijtage aan de zij-
kanten) en wordt de band te heet. Hier-
door kunnen onderdelen van de band los-
raken en schade veroorzaken aan het
karkas.
Deze schade kan het leeglopen van de
band of een klapband tot gevolg hebben. C
- Te hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Een te hoge bandenspanning veroor-
zaakt:
– Een ongelijkmatige slijtage van het
loopvlak (grotere slijtage in het midden).
– Een vermindering van het rijcomfort.
– Een grotere gevoeligheid van de ban-
den voor schokken.
BELANGRIJK Tijdens het rijden
neemt de bandenspanning toe (een na-
tuurlijk verschijnsel) Als in een uitzonder-
lijk geval de spanning bij warme banden
wordt gecontroleerd, mag de spanning
nooit worden verlaagd.
Wielen balanceren
Elk wiel compleet met band wordt in de
fabriek statisch en dynamisch gebalan-
ceerd. Als de banden vervangen worden,
moeten de wielen opnieuw worden geba-
lanceerd, om instabiliteit, overmatige slij-
tage van de stuurinrichting en ongelijkma-
tige slijtage van de banden te voorko-
men.
P4U00139
fig. 2 Gebruik voor het ba-
lanceren van wielen met
lichtmetalen velgen de
originele Alfa Romeo-balanceer-
gewichten.