Page 113 of 291

112
PLAFONDVERLICHTING
ACHTER (
fig. 118) (behalve
uitvoeringen met opendak)
Bij ieder achterportier bevindt zich een
plafondlampje dat automatisch inschakelt
bij het openen van het portier.
De verlichting heeft een tijdschakeling
en de werking is hetzelfde als bij de pla-
fondverlichting voor.
De lampjes gaan branden of doven als u
op het rondje van het lampenglas (A )
drukt.
fig. 117
P4U00114
Met schakelaar ( B) worden de lampjes
afzonderlijk ingeschakeld.
Als u schakelaar ( B) naar links schuift
(stand 1), gaat het linker lampje bran-
den. Als u de schakelaar naar rechts
schuift (stand 2 ), gaat het rechter lamp-
je branden.
Met schakelaar ( B) in de middelste
stand (0) gaan de lampjes niet branden.
BELANGRIJK Controleer voordat u
de auto verlaat of beide schakelaars in
de middelste stand staan. Op deze ma-
nier zullen de lampjes van de plafond-
verlichting doven na het sluiten van de
portieren. Als u vergeet om een portier
te sluiten, zal na enkele seconden de
interieurverlichting automatisch doven. Om de interieurverlichting opnieuw in te
schakelen is het voldoende het betreffen-
de portier te sluiten en weer te openen of
om een ander portier te openen.
SPIEGELVERLICHTING (fig. 117)
Als u de zonneklep aan passagierszijde
naar beneden plaatst, wordt de spiegel-
verlichting in de hemelbekleding zicht-
baar.
Door de verlichting kan het spiegeltje
ook bij weinig licht gebruikt worden.
Bij de uitvoering Sportwagon is de ver-
lichting ook aanwezig achter de zonne-
klep aan de bestuurderszijde.
U bedient de verlichting met schakelaar
( A ) en de start-/contactsleutel in stand
MAR.
P4U00113
fig. 116
P4U00115
fig. 118
Page 114 of 291

113
Controleer altijd of de
aansteker na het in-
drukken ook uitscha-
kelt.
Gebruik de asbak niet
als prullenbak: papier-
tjes en dergelijke kun-
nen door peuken in brand raken.
fig. 120
P4C00057
De aansteker wordt
erg heet. Gebruik de
aansteker voorzichtig
en voorkom dat hij gebruikt
wordt door kinderen: risico op
brand en/of brandwonden.BELANGRIJK Controleer voordat u de
auto verlaat of de schakelaar ( A) in de
middelste stand ( O) staat. Op deze ma-
nier dooft de plafondverlichting na het
sluiten van de portieren.
ASBAK VOOR EN AANSTEKER
(
fig. 120)
Open het beschermdeksel ( A) door
erop te drukken en los te laten.
Druk om de aansteker te gebruiken, als
de sleutel in stand MAR staat, de knop
( B ) in; na enige seconden springt de
knop in de beginstand en is de aansteker
klaar voor gebruik.
De asbak kan uit de houder worden ge-
trokken om te worden geleegd of schoon-
gemaakt.
P4U00117
PLAFONDVERLICHTING
MIDDENACHTER (
fig. 119)
(alleen bij uitvoeringen met opendak)
Het plafondlampje is voorzien van een
schakelaar met drie standen.
Als schakelaar ( A) in de middelste
stand (O) staat, gaat het plafondlampje
branden als een portier wordt geopend.
De verlichting heeft een tijdschakeling
en de werking is hetzelfde als bij de pla-
fondverlichting voor.
Als u de schakelaar naar rechts (stand
1 ) schuift, blijft de plafondverlichting al-
tijd gedoofd.
Als u de schakelaar naar links (stand 2)
schuift, blijft de plafondverlichting altijd
branden.
P4U00250
fig. 119
Page 115 of 291
114
Opbergvak links(fig. 123)
Aan de onderzijde van het dashboard,
links van het stuurwiel, bevindt zich een
opbergvak (A ).
DOCUMENTENVAK OP DE
VOORPORTIEREN (
fig. 124)
Op ieder voorportier bevindt zich een
documentenvakje (A ).
P4U00121
fig. 124
fig. 121
ASBAK ACHTER (fig. 121)
Op iedere achterportier bevindt zich een
asbak (A).
Open de asbak in de richting van de pijl
om deze te gebruiken en druk de lip in
om de asbak te verwijderen.
P4U00118
OPBERGVAKKEN
OP HET DASHBOARD
Centraal opbergvak(fig. 122)
A ls de auto niet is uitgerust met een
autoradio dan is er een opbergvak aan-
wezig. Dit is voorzien van een neer-
klapbaar deksel (A ) waarmee wordt
voorkomen dat voorwerpen naar buiten
vallen.
fig. 122
P4U00120
fig. 123
P4U00119
Page 116 of 291

115
fig. 125
P4U00122
P4U00249
fig. 126
P4U00124
fig. 127
OPBERGVAK OP DE
MIDDENCONSOLE(
fig. 125)
Op de tunnelconsole, naast de hand-
rem, bevindt zich een opbergvak ( A).
ZONNEKLEPPEN (fig. 126)
Ze kunnen voor de voorruit of voor de
zijruit worden gedraaid.
Op de achterkant van de zonnekleppen
bevindt zich een afsluitbaar spiegeltje
(A), dat verlicht wordt door plafondlamp-
je (B).
INBOUWVOORBEREIDING
TELEPASS (
fig. 127)
Als optional kan de auto zijn uitgerust
met een speciale binnenspiegel met een
opening (A) voor de elektrische aanslui-
ting van een Telepass-module. Deze mo-
dule kan bij gespecialiseerde zaken wor-
den aangeschaft.
Duw de Telepass-module in de zitting
totdat u een klik hoort.
Laat de installatie van
de mobiele telefoon en de
aansluiting op de inbouw-
voorbereiding uitsluitend door de
Alfa Romeo-dealer uitvoeren.
Zo bent u verzekerd van het beste
resultaat en wordt voorkomen dat
de rijveiligheid in gevaar wordt ge-
bracht.
Duw de klemveer (B) naar beneden en
neem de Telepass-module uit.
INBOUWVOORBEREIDING
TELEFOON
Als optional kan de auto zijn uitgerust
met een inbouwvoorbereiding voor een
mobiele telefoon.
De voorbereiding bestaat uit:
– complete inbouwvoorbereiding auto-
radio (zonder autoradio) met een luid-
spreker in het voorportier aan passagiers-
zijde voor handsfree werking;
– antenne op het dak;
– aansluitkabels voor handsfree car-
kit.
Page 117 of 291

116
door nogmaals op de achterzijde (1) van
schakelaar (A ) te drukken. Als u het dak
sluit blijft het dak niet in de “Comfort”-
stand staat.
Het opendak is voorzien van een met de
hand verschuifbaar zonnescherm dat het
binnendringen van direct zonlicht verhin-
dert. Het zonnescherm kan met behulp
van een handgreep worden verschoven.
Het zonnescherm wordt meegenomen
door het dak, als het dak geopend
wordt. Als het opendak geheel geopend
is, dan is het zonnescherm geheel achter
de hemelbekleding geschoven. Als het
opendak wordt gesloten, dan schuift het
zonnescherm iets uit, zodat de hand-
greep bereikbaar is (A-fig. 130).
P4U00126
fig. 130
fig. 128
P4U00125
fig. 129
OPENDAK
(indien aanwezig)
De elektrische bediening werkt alleen
als de contactsleutel in stand MAR
staat.
OPENEN-SLUITEN SCHUIFDAK
(
fig. 128-129)
Druk op de achterzijde (1 ) van scha-
kelaar (A ) om het dak te openen en op
de voorzijde (2 ) om het dak te sluiten.
Zodra u de schakelaar loslaat, blijft het
dak in de stand staan waarin het zich op
dat moment bevindt.
Bij bepaalde uitvoeringen, blijft het dak
tijdens het openen automatisch in een tus-
senstand (“Comfort”) staan. Deze stand
wordt aanbevolen als u met een matige
snelheid rijdt. U opent het dak volledig
Onzorgvuldig gebruik
van het opendak kan
gevaarlijk zijn. Contro-
leer voor en tijdens de bediening
van de schakelaar altijd of de
passagiers niet verwond kunnen
worden door de beweging van
het opendak zelf of door in be-
weging gebrachte voorwerpen.
Open het dak niet bij
sneeuw of ijs: het kan
dan beschadigd worden.
P4U00023
Page 118 of 291

117
BEDIENING IN NOODGEVALLEN
Als het opendak niet elektrisch bediend
kan worden, dan kan het ook handmatig
worden bediend; ga hiervoor als volgt te
werk:
1. Licht het rooster bij de door de pijl
aangegeven punten op en verwijder het
rooster met de schakelaar ( D-fig. 132).
2. Druk de daarvoor bestemde sleutel
(B-fig. 133) (in het dashboardkastje)
in het bedieningsmechanisme van het
opendak (C-fig. 133) en draai het
rechtsom om het dak te openen en links-
om om het te sluiten.
BELANGRIJK Als het dak handmatig
is geopend of gesloten, draait u de sleutel
eerst een halve slag terug totdat u een
klik hoort, en pas daarna verwijdert u de
sleutel.
P4U00127
fig. 131
P4U00128
fig. 132
ACHTERZIJDE OMHOOG
KANTELEN
Het omhoog kantelen ( fig. 131) is
alleen bij geheel gesloten dak mogelijk
door op de voorzijde (2 ) van schakelaar
( A-fig. 132) te drukken.
Druk op de achterzijde ( 1) van schake-
laar (A-fig. 132) om het dak weer in
horizontale stand te zetten (opendak ge-
sloten).
P4U00129
fig. 133
Bedien het opendak
alleen als de auto stil-
staat.
Ver wijder altijd de con-
tactsleutel uit het con-
tactslot als u de auto
verlaat, om te voorkomen dat het
opendak per ongeluk in beweging
wordt gebracht en zo gevaar kan
opleveren voor de achtergebleven
passagiers.
Page 119 of 291

118
De gasveren zijn zo af-
gesteld dat het koffer-
deksel op de juiste wij-
ze wordt geopend als het deksel
het oorspronkelijke gewicht
heeft. Achteraf aangebrachte
voorwerpen (spoiler enz.) kun-
nen de juiste werking van de
gasveren verhinderen.
OPENEN MET AFSTANDSBEDIE-
NING (
fig. 136) (indien aanwezig)
Het kofferdeksel kan van buitenaf wor-
den geopend met de afstandsbediening
door knopje (A) op de sleutel in te druk-
ken, ook als het diefstalalarm (indien
aanwezig) is ingeschakeld.
Als bij auto’s met diefstalalarm het
kofferdeksel wordt geopend, dan worden
de interieurbeveiliging en de kofferdeksel-
sensor uitgeschakeld. Het systeem geeft
dan (behalve bij sommige uitvoeringen in
enkele landen) twee geluidssignalen
(“BIEP”) en de richtingaanwijzers gaan
ongeveer 3 seconden branden.Als het
kofferdeksel wordt vergrendeld, dan wordt
de beveiliging weer ingeschakeld. Het sys-
teem geeft (behalve bij sommige uitvoe-
ringen in enkele landen) twee geluidssig-
nalen (“BIEP”) en de richtingaanwijzers
gaan ongeveer 3 seconden branden.
Het kofferdeksel gaat dankzij de gas-
veren gemakkelijk open.
V AN BUITENAF OPENEN MET
DE SLEUTEL (
fig. 135)
Draai het embleem (A ) in de door de
pijl aangegeven richting, steek de sleutel
( B ) in het slot en draai het linksom.
P4U00413
fig. 135
P4U00329
fig. 136
fig. 134 Bedien de hendel voor
het ontgrendelen van
het kofferdeksel alleen
als de auto stilstaat.
BAGAGERUIMTE
Het kofferdeksel kan zowel van binnen-
uit als van buitenaf worden geopend.
BELANGRIJK Als het kofferdeksel
niet goed gesloten is, gaat het betreffen-
de waarschuwingslampje van het check-
panel branden.
V AN BINNENUIT OPENEN
(
fig. 134)
Het kofferdeksel kan van binnenuit wor-
den geopend door aan de hendel ( A)
naast de bestuurdersstoel te trekken.
P4U00035
Page 120 of 291

119
AANWIJZINGEN VOOR HET
VERVOER VAN BAGAGE
Als u voorwerpen vervoert en u ‘s
nachts rijdt, moet u controleren of de
hoogteregelaars op de koplampen in de
juiste stand staan (zie paragraaf “Kop-
lampen” in dit hoofdstuk). Controleer
voor de juiste werking van de hoogte-
regelaars bovendien of de lading niet
zwaarder is dan in de gewichtentabel
staat aangegeven.
Bij het gebruik van de
bagageruimte mogen de
maximale gewichten niet
worden overschreden (zie hoofd-
stuk “Technische gegevens”). Con-
troleer bovendien of de bagage-
ruimte goed geladen is, om te
voorkomen dat een voorwerp bij
bruusk remmen naar voren schiet
en letsel veroorzaakt.
P4U00131
fig. 138
P4U00132
fig. 139
KOFFERDEKSEL SLUITEN
U sluit het kofferdeksel door het koffer-
deksel te laten zakken en ter hoogte van
het slot te duwen, totdat u de vergrende-
ling hoort.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
(
fig. 137)
Als u het kofferdeksel opent, dan gaat
automatisch de verlichting (A ) aan de bo-
venzijde van de bagageruimte branden.
De verlichting dooft als u het kofferdek-
sel sluit of na enkele minuten (ongeveer
20) als u het kofferdeksel open laat. Als
u in dit laatste geval de verlichting weer
wilt inschakelen, moet u het kofferdeksel
sluiten en vervolgens weer openen.
P4U00130
fig. 137
BAGAGE VASTZETTEN
(
fig. 138-139)
De vervoerde bagage kan met riemen of
spanbanden worden bevestigd aan de daar-
voor bestemde ringen in de hoeken van de
bagageruimte.
De ringen dienen ook voor het bevestigen
van de eventueel aanwezige bagagenetten
(deze zijn leverbaar via de Alfa Romeo-
dealer).
Niet goed vastgezette
bagage kan bij een on-
geluk de passagiers ern-
stig verwonden.