Page 17 of 95

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-3
3
DAU00073
Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje
CB-52D
Wacht enkele sekonden
(zie de OPMERKING).
Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.
Het oliepeil-kontrolelampje licht op.
Kontroleer het
oliepeil.
Het oliepeil-kontrole-
lampje licht op.
Het oliepeil-kontrole-
lampje licht niet op.
Het oliepeil en het elek-
trische circuit zijn in
orde. U kunt met de
motorfiets rijden.Zet de versnelling in z’n vrij of druk de koppe-
lingshendel in en druk dan op de startschakelaar.
Vraag uw Yamaha
dealer om het elektrische
circuit te inspekteren.
Het oliepeil is
voldoende.
Vul motorolie bij.Het oliepeil is
te laag.
Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON”
Zet de motorstop-schakelaar op “ ”.
OPMERKING:Bij inschakelen met de kontaktsleutel hoort het oliepeil-
kontrolelampje enkele sekonden op te lichten, om dan te
doven. Als het kontrolelampje helemaal niet oplicht, vraagt
u dan uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te in-
spekteren.
Page 18 of 95

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-4
3
DAU00097
SnelheidsmeterDe snelheidsmeter geeft de snelheid van
de motorfiets aan. De snelheidsmeter is te-
vens uitgerust met een kilometerteller en
een dagteller. De dagteller kan op nul terug-
gezet worden met de nulstelknop. Gebruik
deze dagteller in kombinatie met de benzi-
nemeter om te kijken hoeveel kilometer u
met één volle tank kunt afleggen. Als u dit
enkele malen doet, zult u in de toekomst
beter kunnen plannen waar en wanneer u
moet stoppen om te tanken.
DAU00101
ToerentellerDit model is uitgerust met een elektrische
toerenteller zodat de bestuurder het motor-
toerental goed kan aflezen, en zodoende
de motorbelasting binnen de vereiste gren-
zen kan houden.
DC000003
LET OP:@ Zorg dat de toerenteller nooit in het rode
gebied komt.
Rode gebied: 9.500 tpm en hoger @
DAU00109
Anti-diefstal alarm (optioneel)Deze motorfiets kan op aanvraag worden
uitgerust met een anti-diefstal alarm. Ver-
zoek uw Yamaha dealer om het alarm voor
u te bestellen en te installeren.
1. Nulstelknop
2. Dagteller
3. Kilometerteller
4. Snelheidsmeter
1. Toerenteller
2. Rode gebied
Page 19 of 95

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-5
3
DAU00110
BenzinemeterDit model is uitgerust met een elektrische
benzinemeter zodat de bestuurder te allen
tijde kan zien hoeveel benzine er in de tank
zit. Als de naald op “E” (leeg) staat, blijft er
nog circa 4,5 L benzine in de tank over.
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00120
Inhaal-schakelaar “PASS”
Druk op de schakelaar om het signaallicht
te bedienen.
DAU00121
Grootlicht/dimlicht-schakelaar
Draai de schakelaar naar “ ” voor groot-
licht en naar “ ” voor dimlicht.
DAU00127
Richtingaanwijzer-schakelaar
Om de rechter-richtingaanwijzer in te scha-
kelen, duwt u de schakelaar naar “ ”.
Om de linker-richtingaanwijzer in te schake-
len, duwt u de schakelaar naar “ ”. Als u
de schakelaar loslaat, keert deze terug naar
de middenpositie. Om de richtingaanwijzer
weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in,
terwijl deze in de middenpositie staat.
DAU00129
Klaxon-schakelaar “ ”
Druk de schakelaar in om te klaxoneren.
1. Benzinemeter
1. Inhaal-schakelaar “PASS”
2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar
3. Richtingaanwijzer-schakelaar
4. Klaxon-schakelaar “ ”
Page 20 of 95
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-6
3
DAU00138
Motorstop-schakelaar
De motorstop-schakelaar is een veilig-
heids-schakelaar voor gebruik onder
noodomstandigheden, zoals wanneer de
motorfiets is omgevallen of bij problemen
met de gasklep. Draai de schakelaar naar
“ ” als u de motor wilt starten. In noodge-
vallen draait u de schakelaar naar “ ”.
DAU00134
Lichtschakelaar
Door de lichtschakelaar naar “ ” te
draaien zal het dimlicht, de meterverlichting
en de achterverlichting ingeschakeld wor-
den. Door de lichtschakelaar naar “ ” te
draaien zal de koplamp ook ingeschakeld
worden.
DAU00143
Startschakelaar “ ”
Als u de startschakelaar indrukt zal de start-
motor de motor doen ronddraaien.
DC000005
LET OP:@ Zie, alvorens de motor te starten, de pa-
ragraaf met aanwijzingen over het star-
ten. @
1. Motorstop-schakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startschakelaar “ ”
Page 21 of 95

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-7
3
DAU00153
KoppelingshendelDe koppelingshendel is bevestigd aan het
linkerhandvat van het stuur. Het is voorzien
van een hendel-afsteller en een koppe-
lingsschakelaar die is geïntegreerd in het
startblokkeersysteem. (Zie de paragrafen
over het starten van de motor voor een be-
schrijving van dit systeem.)
Om te ontkoppelen, trekt u de koppe-
lingshendel in. Om de koppeling weer te la-
ten pakken, laat u de koppelingshendel
weer langzaam los. Voor een soepele be-
diening is het het beste om de koppe-
lingshendel snel in te trekken en langzaam
los te laten.Voor het bijstellen van de afstand tussen de
koppelingshendel en het stuurhandvat,
draait u aan de afsteller terwijl u de hendel
naar voren duwt. Let op dat de standmarke-
ring op de afsteller recht tegenover het pijl-
teken staat.
DAU00157
VersnellingspedaalDeze motorfiets is uitgerust met een 5-ver-
snellingsbak met konstante aangrijping.
Het versnellingspedaal bevindt zich links
van het motorblok. Schakel nooit op of te-
rug, zonder de koppeling te gebruiken.
1. Koppelingshendel
1. Hendel-afsteller
2. Pijlteken
1. Versnellingspedaal
Page 22 of 95
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-8
3
DAU00161
VoorremhendelDe voorremhendel is bevestigd aan het
rechterhandvat van het stuur en is voorzien
van een hendel-afsteller. Om de voorrem
aan te trekken, knijpt u de hendel naar het
stuur toe.Om de afstand tussen de voorremhendel
en het stuurhandvat bij te stellen, draait u
aan de afsteller terwijl u de hendel naar vo-
ren trekt. Let op dat de standmarkering op
de afsteller recht tegenover het pijlteken
staat.
DAU00162
AchterrempedaalHet achterrempedaal bevindt zich rechts
van het motorblok. Trap het pedaal in om te
remmen.
1. Voorremhendel
1. Pijlteken
2. Hendel-afsteller
1. Achterrempedaal
Page 23 of 95

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-9
3
DAU02935
BenzinetankdopOpenen
Schuif het afdekplaatje weg van het sleutel-
gat, steek de sleutel in het sleutelgat en
draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu
van het slot gehaald en kan verwijderd wor-
den.
Sluiten
Plaats de benzinetankdop weer op de juiste
plaats, met de sleutel er nog steeds inge-
stoken. Draai de sleutel linksom en verwij-
der deze. Schuif het afdekplaatje weer voor
het sleutelgat.
OPMERKING:@ De benzinetankdop kan niet op de tank ge-
draaid worden als de sleutel niet in het sleu-
telgat steekt. Als de benzinetankdop niet
goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit
verwijderd worden. @
DW000023
WAARSCHUWING
@ Kontroleer altijd of de benzinetankdop
goed op de bezinetank zit, alvorens weg
te rijden. @
DAU01183
BenzineKontroleer of er zich voldoende benzine in
de benzinetank bevindt. Vul de brandstof-
tank tot onderaan de vulhals, zoals in de af-
beelding aangegeven.
DW000130
WAARSCHUWING
@ Zorg dat de benzinetank niet al te vol is.
Let tevens op dat er geen benzine op
een heet motorblok wordt gemorst. Vul
de tank nooit verder dan tot onderaan de
vulhals, anders bestaat de kans dat de
benzinetank overloopt, als de benzine
door verwarming uitzet. @
1. Slotdeksel
2. Openen
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
Page 24 of 95

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN
3-10
3
DAU00185
LET OP:@ Als er benzine wordt gemorst, veeg deze
dan onmiddellijk weg met een droge,
zachte doek. Benzine kan geverfde op-
pervlakken en plastic afwerking aantas-
ten. @
DAU00191
OPMERKING:@ Als de motor klopt of pingelt, probeer dan
een verschillend merk benzine of benzine
met een hoger oktaangehalte. @
DAU00207
BenzinekraanDe benzinekraan voert benzine toe aan de
carburateurs en zorgt tegelijkertijd dat de
benzine wordt gefilterd. De benzinekraan
heeft drie verschillende standen, die u als
volgt gebruikt.
ON
Met de benzinekraan in deze stand stroomt
er benzine naar de motor wanneer deze
loopt. Zet de benzinekraan in deze stand
voor het starten van de motor en voor het
wegrijden.RES
Dit is de stand voor reserve. Als tijdens het
rijden met de benzinekraan in de “ON”
stand de tank leeg raakt, draai dan gauw de
hendel in deze stand. Anders kan de motor
afslaan en zult u deze niet meer kunnen
starten zonder de choke te gebruiken. Na
het overschakelen op de reservebrandstof
dient u de tank wel bij de eerste gelegen-
heid bij te vullen, om na het bijtanken vooral
de benzinekraan weer terug te zetten in de
normale “ON” stand! Aanbevolen brandstof:
Normale, loodvrije benzine met een
oktaangehalte van 91 ron of hoger
(oktaangehalte zoals door onderzoek
bepaald).
Inhoud benzinetank:
Totaal:
21 L
Reserve:
4,5 L1. Pijlteken op “ON”ON: normale-stand
1. Pijlteken op “RES”RES: reserve-stand