WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wanneer moet het Pre-Crash
Safety-systeem worden
uitgeschakeld
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
Signaleerbare objecten
Het systeem kan de volgende objecten
signaleren. (De signaleerbare objecten
verschillen afhankelijk van de functie.)
• Voertuigen
• Fietsen
*
• Voetgangers
• Motorfietsen*
*
Alleen als signaleerbaar object
gesignaleerd als ermee wordt gereden.
Systeemfuncties
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding waarschijnlijk is, klinkt er een
zoemer en worden er een icoon en een
waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken.
Als het signaleerbare object een voertuig
is, wordt er in combinatie met de
waarschuwing in beperkte mate geremd.
Als het systeem oordeelt dat het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, worden
het volgende icoon en de volgende
melding weergegeven op hetmulti-informatiedisplay.
Pre-Crash Brake Assist
Als het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding groot is en de bestuurder
onvoldoende remt, wordt de remkracht
vergroot.
Pre-Crash Brake Control
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding zeer groot is,
worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of de snelheid van de
aanrijding te verlagen.
Emergency Steering Assist
Als het systeem oordeelt dat aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan,
wordt er ondersteuning geboden om te
helpen de voertuigstabiliteit te
verbeteren en het verlaten van de
rijstrook te voorkomen. Tijdens de
ondersteuning wordt naast de
Pre-Crash-waarschuwing het volgende
icoon weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• De kans op een aanrijding is groot
• Er is voldoende ruimte op de rijstrook
om uit te wijken
• De bestuurder bedient het stuurwiel
Tijdens de ondersteuning werkt de
Pre-Crash-waarschuwing en wordt er
een melding weergegeven om de
bestuurder te waarschuwen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
215
4
Rijden
Botspreventie op kruisingen (links of
rechts afslaan)
Als in situaties zoals de volgende het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding groot is, treden de
Pre-Crash-waarschuwing en
Pre-Crash-remmen in werking.
Afhankelijk van de kruising werkt de
ondersteuning mogelijk niet goed.
• Wanneer u rechts/links afslaat op een
kruispunt en het pad van een
tegenligger kruist
• Wanneer u rechts/links afslaat en een
tegemoetkomende voetganger of
fiets wordt gesignaleerdBotspreventie op kruisingen (kruisende
voertuigen)
Als het systeem op een kruising oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
naderende auto of motorfiets groot is,
treden de Pre-Crash-waarschuwing en
Pre-Crash-remmen in werking.
Afhankelijk van de kruising werkt de
ondersteuning mogelijk niet goed.
Acceleratiebeperking bij lage snelheid
Als terwijl met lage snelheid wordt
gereden het gaspedaal diep wordt
ingetrapt en het systeem oordeelt dat er
een kans is op een aanrijding, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
beperkt of worden de remmen lichtjes
geactiveerd om de acceleratie te
beperken. Tijdens de werking klinkt er
een zoemer en worden er een
waarschuwingslampje en een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
216
• PIn aanvulling op het voorgaande
werkt de Emergency Steering Assist in
sommige situaties, zoals de
onderstaande, mogelijk niet:
– Als een signaleerbaar object zich te
dicht bij de auto bevindt
– Als er onvoldoende ruimte is voor
een uitwijkmanoeuvre of als er een
obstakel is in de uitwijkrichting
– Bij tegemoetkomend verkeer
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem
• Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden in- of uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 452)
Het systeem wordt iedere keer
wanneer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld.
• Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• De instellingen van het Pre-Crash
Safety-systeem kunnen worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 452)
• Als de timing van de Pre-Crash-
waarschuwing wordt gewijzigd, wordt
dienovereenkomstig ook de timing
van de Emergency Steering Assist
gewijzigd. Wanneer “Later” wordt
geselecteerd, werkt de Emergency
Steering Assist (uitgezonderd de
actieve besturing) in de meeste
gevallen niet.
• Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem is ingeschakeld, zal
de Pre-Crash-waarschuwing qua
timing werken als bij de instelling
“Earlier” (eerder), ongeacht de
instelling van de gebruiker.4.5.4 LTA (Lane Tracing Assist)
LTA-functies
• Deze functie werkt op wegen met
duidelijke belijning als het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem is
ingeschakeld. Met behulp van de
camera voor en de radarsensor
worden de rijstrookmarkeringen en
andere auto's in de omgeving
gesignaleerd en wordt het stuurwiel
bediend om de positie van de auto op
de rijstrook vast te houden.
Gebruik deze functie alleen op
snelwegen en autowegen.
Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem niet in werking is,
werkt deze functie niet.
In gevallen waarin de
rijstrookmarkeringen niet (goed)
zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer u
in een file staat, werkt deze functie op
basis van de positie van de auto's voor
en naast u.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet
stevig wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
display en wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Pak het stuurwiel stevig vast om de
functie weer in te schakelen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4
Rijden
•Als de auto de rijstrook dreigt te verlaten
terwijl het systeem in werking is, wordt er
een waarschuwing getoond op het
display en klinkt er een zoemer.
Wanneer de zoemer klinkt, controleer
dan het gebied rondom de auto en
stuur de auto voorzichtig terug naar
het midden van de rijstrook.
WAARSCHUWING!
Voordat u het LTA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet alleen op het
LTA-systeem. Het LTA-systeem biedt
geen automatische ondersteuning
tijdens het rijden en vermindert niet
de hoeveelheid aandacht die nodig is
om veilig te kunnen rijden. Als
bestuurder blijft u verantwoordelijk
voor de veiligheid door de omgeving
in de gaten te houden en het
stuurwiel te bedienen. Zorg ook voor
voldoende pauzes als u moe bent,
bijvoorbeeld als u langere tijd hebt
gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kan dit een ongeval
tot gevolg hebben.
• Schakel het LTA-systeem uit
wanneer u het niet gebruikt.
Voorwaarden voor werking van de
functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het LTA-systeem signaleert
rijstrookmarkeringen of de koers van
voorliggers of andere voertuigen in de
buurt.
• Het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem is ingeschakeld.
• De breedte van de rijstrook is
ongeveer3-4m.
• De richtingaanwijzer wordt niet
bediend.
• De auto maakt geen scherpe bocht.
• De auto accelereert of decelereert niet
meer dan een bepaalde waarde.
• Het stuurwiel wordt niet met grote
kracht bediend.
• De waarschuwing handen van het
stuurwiel (→blz. 225) is niet
geactiveerd.
• De auto rijdt in het midden van een
rijstrook.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
224
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 224)
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan
terwijl de functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te
geven dat de functie tijdelijk is
uitgeschakeld.
• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurregeling van de
functie.
Lane Departure Warning-functie bij
ingeschakelde LTA
• Zelfs als de waarschuwingsmethode
van de LDA is ingesteld op trillen van
het stuurwiel, zal de
waarschuwingszoemer klinken
wanneer de auto de rijstrook verlaat
terwijl de LTA is ingeschakeld.
• Als het stuurwiel voldoende wordt
bediend om de koers van de auto te
herstellen, zal de waarschuwing niet
worden gegeven.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
• Wanneer het systeem oordeelt dat de
bestuurder het stuurwiel niet vast
heeft, wordt op het multi-
informatiedisplay een melding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen het stuurwiel vast te houden.
Tevens wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay
weergegeven. Zodra het systeem
signaleert dat het stuurwiel wordt
vastgehouden zal de waarschuwing
verdwijnen. Houd bij gebruik van het
systeem het stuurwiel altijd goed vast,
ook als de waarschuwing niet wordt
weergegeven.• Als er gedurende een bepaalde tijd
geen handelingen worden
gesignaleerd, wordt de waarschuwing
weergegeven en wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld. Deze
waarschuwing kan ook worden
gegeven als de bestuurder het
stuurwiel weinig bedient gedurende
een langere periode.
Situaties waarin de waarschuwing
handen van het stuurwiel mogelijk
niet goed werkt
• Afhankelijk van de omstandigheden,
de manier van bedienen en de
conditie van de weg, wordt er mogelijk
geen waarschuwing gegeven.
In-/uitschakelen van het systeem
De LTA-functie wordt afwisselend in- en
uitgeschakeld, telkens wanneer de toets
LTA wordt ingedrukt.
Het controlelampje LTA gaat branden als
de LTA-functie wordt ingeschakeld.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
225
4
Rijden
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de functies mogelijk
niet goed werken
In de volgende situaties werken de
functies mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als een voorligger van rijstrook
wisselt (uw auto kan de voorligger
volgen en ook van rijstrook wisselen)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als een voorligger slingert (uw auto
kan ook gaan slingeren en mogelijk
de rijstrook verlaten)
• Als een voorligger de rijstrook verlaat
(uw auto kan de voorligger volgen en
ook de rijstrook verlaten)
• Als een voorligger dicht langs de
rand van de rijstrook rijdt (uw auto
kan de voorligger volgen en mogelijk
de rijstrook verlaten)
• Als er een bewegend voorwerp in de
buurt is (afhankelijk van de positie
van het voorwerp ten opzichte van
uw auto, gaat uw auto mogelijk
slingeren)
• Als de auto last heeft van zijwind of
turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk
niet wordt gesignaleerd:→blz. 213
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
Display werking van ondersteuning stuurwielbediening
De bedrijfsstatus van het LTA-systeem wordt aangegeven.
Controlelampje Weergave rijstrook Stuurwielicoon Situatie
WitGrijs/witGrijsLCA staat stand-by
GroenGroenGroenLTA is in werking
Oranje
KnippertOranje
KnippertGroenDe auto verlaat de
rijstrook aan de zijde
waar de weergave
van de rijstrook
knippert
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
226
4.5.5 LDA (Lane Departure Alert)
Basisfuncties
Het LDA-systeem waarschuwt de
bestuurder wanneer de auto de huidige
rijstrook of de rijbaan
*dreigt te verlaten.
Het systeem kan ook het stuurwiel
enigszins bedienen om te helpen
voorkomen dat de rijstrook of rijbaan
*
wordt verlaten.
De camera voor wordt gebruikt om de
rijstrookmarkering of rijbaan
*te
registreren.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
Werking Lane Departure Alert
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt een waarschuwing
weergegeven op een display en klinkt er
een waarschuwingszoemer of trilt het
stuurwiel om de bestuurder te
waarschuwen.
Controleer het gebied rondom de auto en
stuur de auto voorzichtig terug naar het
midden van de rijstrook of de rijbaan
*.
Auto's met BSM: Wanneer het systeem
vaststelt dat de kans op een aanrijding
met een auto op de naastgelegen
rijstrook groot is, treedt de Lane
Departure Alert in werking, zelfs wanneer
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.Stuurassistentie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt het stuurwiel bediend om
te helpen de koers van de auto te
herstellen.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel gedurende enige tijd niet is
bediend of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt er mogelijk
een waarschuwingsmelding
weergegeven en klinkt er mogelijk een
waarschuwingszoemer.
Auto's met BSM: Wanneer het systeem
vaststelt dat de kans op een aanrijding
met een auto op de naastgelegen
rijstrook groot is, treedt de
stuurassistentie in werking, zelfs wanneer
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
227
4
Rijden
Bedieningsdisplay systeem
Afhankelijk van de situatie worden de volgende indicatoren en iconen weergegeven:
Sommige iconen kunnen niet worden weergegeven tenzij de weergave wordt gewijzigd
naar het informatiescherm van de rijveiligheidsondersteuning.
Icoon Betekenis
■Wit: Controleren op signaleerbare
objecten
■Groen: Assistentie wanneer een
signaleerbaar object de weg oversteekt of
een signaleerbaar object aan de kant van
de weg wordt gesignaleerd, is in werking
Er is een voetganger gesignaleerd die de weg
oversteekt of zich aan de kant van de weg
bevindt; Brake Assist of stuurassistentie is in
werking
Er is een voertuig gesignaleerd dat zich aan
de kant van de weg bevindt; Brake Assist of
stuurassistentie is in werking
Er wordt stuurassistentie uitgevoerd om te
voorkomen dat de auto te dicht in de buurt
van een signaleerbaar object aan de kant van
de weg komt
Afremassistentie in geval van een voorligger
wordt uitgevoerd
Waarschuwing voor het behoud van vol-
doende tussenafstand
Afremassistentie vóór een bocht wordt
uitgevoerd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
235
4
Rijden