• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus
varieert van een paar honderd meter tot
ongeveer 1 km. Er zijn afhankelijk van de
omstandigheden van de auto echter
situaties waarbij de EV-modus niet kan
worden gebruikt. (De maximale
rijafstand is afhankelijk van de
laadtoestand van het batterijpakket
[tractiebatterij] en de
rijomstandigheden.)
Brandstofverbruik
Het hybridesysteem is ontworpen voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik
onder normale rijomstandigheden
(aandrijving door benzinemotor en
elektromotor [tractiemotor]). Als de
EV-modus vaker wordt gebruikt dan
nodig is, zal het brandstofverbruik hoger
zijn.
Als “EV Mode Unavailable” (EV-modus
niet beschikbaar) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
De EV-modus is niet beschikbaar. De
reden dat de EV-modus niet beschikbaar
is (motor draait stationair,
ladingstoestand batterijpakket is laag,
rijsnelheid is hoger dan de snelheid
waarbij de EV-modus werkt of gaspedaal
is te ver ingetrapt) kan worden
weergegeven. Gebruik de EV-modus
wanneer deze beschikbaar is.
Als “EV Mode Deactivated” (EV-modus
uitgeschakeld) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
De EV-modus is automatisch
uitgeschakeld. De reden dat de
EV-modus niet beschikbaar is
(ladingstoestand batterijpakket is laag,
rijsnelheid is hoger dan de snelheid
waarbij de EV-modus werkt of gaspedaal
is te ver ingetrapt) kan wordenweergegeven. Rijd een tijdje met de auto
alvorens te proberen de EV-modus weer
in te schakelen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de
EV-modus zorgvuldig de omgeving van
de auto. Omdat er geen motorgeluiden
zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en
voertuigen in de omgeving mogelijk
niet dat de auto wegrijdt of hen nadert.
Wees tijdens het rijden extra
voorzichtig, zelfs als het
waarschuwingssysteem voor een
naderende auto actief is.
4.2.3 Hybridetransmissie (auto's
zonder paddle shift-schakelaars)
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de
auto/inschakelen
van het hybridesys-
teem
R Achteruit
NNeutraalstand (Toe-
stand waarbij het
vermogen niet
wordt overge-
bracht)
D Normaal rijden
*
BMotorremwerking
op een gemiddeld
niveau bij het afrij-
den van heuvels
*Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 165
4.2 Rijprocedures
179
4
Rijden
1. Opschakelen
2. Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik,
D1 t/m D6, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als paddle shift-schakelaar “-” wordt
bediend terwijl de selectiehendel in
stand D staat
Er wordt teruggeschakeld naar een bereik
waarin een motorremwerking wordt
gegenereerd die geschikt is voor de
rijomstandigheden.
Automatische blokkering van de
selectie van het schakelbereik in stand
D
De selectie van het schakelbereik in stand
D wordt geblokkeerd in de volgende
gevallen:
• Paddle shift-schakelaar + wordt
gedurende een bepaalde periode
ingedrukt
• Als de auto tot stilstand komt
• Als in een schakelprogramma het
gaspedaal langer dan een bepaalde
tijd wordt ingetrapt
• Als de selectiehendel in een andere
stand dan D wordt gezet
Selecteren van versnellingen in stand S
Als de selectiehendel in stand S staat,
kunnen de selectiehendel of paddle
shift-schakelaars als volgt worden
bediend:1. Opschakelen
2. Terugschakelen
Telkens wanneer de selectiehendel of
een paddle shift-schakelaar wordt
bediend, wordt één versnelling op- of
teruggeschakeld.
De geselecteerde schakelstap, S1 t/m
S6, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingszoemer bij beperking
terugschakelmogelijkheid (stand S of
paddle shift)
Uit veiligheidsoverwegingen en om het
rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde
omstandigheden beperkt worden
teruggeschakeld. Onder sommige
omstandigheden kan er helemaal niet
worden teruggeschakeld met de
selectiehendel of paddle shift-
schakelaars. (Er klinkt tweemaal een
zoemer.)
Stand S
• Als het schakelbereik S4 of lager is en
de selectiehendel in de richting van de
+ wordt bewogen, wordt het
schakelbereik S6 ingesteld.
• Om te voorkomen dat de motor met
een te hoog toerental gaat draaien,
kan opschakelen automatisch
gebeuren.
4.2 Rijprocedures
184
1. Trek aan de schakelaar om de
parkeerrem te activeren
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
Houd de parkeerremschakelaar
omhoog getrokken als u in geval van
nood de parkeerrem tijdens het rijden
moet bedienen.
2. Druk op de schakelaar om de
parkeerrem te deactiveren
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
• Met de functie voor het automatisch
deactiveren van de parkeerrem kan
de parkeerrem worden
gedeactiveerd door het gaspedaal in
te trappen. Trap bij gebruik van deze
functie het gaspedaal langzaam in.
(→Blz. 186)
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem uitgaat. Als het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem knippert, bedien de
schakelaar dan nogmaals. (→Blz. 398)
Inschakelen van de automatische modus
Houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar omhoog
getrokken totdat er een zoemer klinkt en
een melding wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als de automatische modus wordt
ingeschakeld, werkt de parkeerrem als
volgt.
• Als de selectiehendel uit stand P
wordt gezet, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd en gaat het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem uit.
• Als de selectiehendel in stand P wordt
gezet, wordt de parkeerrem
geactiveerd en gaat het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem branden.
Bedien de selectiehendel bij stilstaande
auto terwijl u het rempedaal intrapt.De parkeerrem werkt mogelijk niet
automatisch als de selectiehendel te
snel verplaatst wordt of het rempedaal
niet stevig genoeg wordt ingetrapt.
Activeer de parkeerrem in dat geval
handmatig. (→Blz. 185)
Uitschakelen van de automatische
modus
Houd bij stilstaande auto het rempedaal
ingetrapt en de parkeerremschakelaar
ingedrukt totdat er een zoemer klinkt en
een melding wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Werking van parkeerrem
• Als het contact niet AAN staat, kunt u
de parkeerrem niet met de schakelaar
deactiveren.
• Als het contact niet AAN staat, is de
automatische stand (automatische
activering en deactivering) niet
beschikbaar.
Functie automatisch deactiveren
parkeerrem
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan kan de parkeerrem worden
gedeactiveerd door het gaspedaal in te
trappen.
• Het bestuurdersportier is gesloten
• De bestuurder draagt de
veiligheidsgordel
• De selectiehendel staat in een
vooruit- of achteruitversnelling.
• Het motorcontrolelampje of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem brandt niet.
Trap het gaspedaal langzaam in.
Als de parkeerrem niet automatisch
wordt gedeactiveerd wanneer het
gaspedaal wordt ingetrapt, deactiveer
de parkeerrem dan handmatig.
Als de selectiehendel uit stand P wordt
gezet, wordt de parkeerrem automatisch
gedeactiveerd.
4.2 Rijprocedures
186
Automatische vergrendeling
parkeerrem
De parkeerrem wordt in de volgende
situaties automatisch vergrendeld:
• Het rempedaal wordt niet ingetrapt
• Het bestuurdersportier is open
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan P
• Het motorcontrolelampje en het
waarschuwingslampje van het
remsysteem branden niet.
Als “Parking Brake Temporarily
Unavailable” (parkeerrem tijdelijk niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Als de parkeerrem herhaaldelijk
gedurende korte tijd bediend wordt, zal
het systeem de werking beperken om
oververhitting te voorkomen. Gebruik
de parkeerrem niet als dit gebeurt. Na
ongeveer 1 minuut zal de werking weer
normaal zijn.
Als “Parking Brake Unavailable”
(parkeerrem niet beschikbaar) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Bedien de parkeerremschakelaar. Als de
melding niet verdwijnt nadat de
schakelaar een aantal keer is bediend, zit
er mogelijk een storing in het systeem.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Geluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Waarschuwingslampje parkeerrem
• Afhankelijk van de stand van het
contact gaat hetwaarschuwingslampje van de
parkeerrem branden en blijft het
branden zoals hieronder beschreven:
AAN: Gaat branden totdat de
parkeerrem wordt gedeactiveerd. Niet
AAN: Blijft gedurende ongeveer
15 seconden branden.
• Wanneer het contact UIT wordt gezet
en de parkeerrem geactiveerd is, zal
het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gedurende ongeveer
15 seconden gaan branden. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Bij een storing in de
parkeerremschakelaar
De automatische modus (automatisch
activeren en deactiveren parkeerrem)
wordt automatisch ingeschakeld.
Parkeren van de auto
→Blz. 160
Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto
wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “Parking Brake ON”
(parkeerrem geactiveerd) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay (terwijl een rijsnelheid
van 5 km/h is bereikt).
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden
→Blz. 392
Gebruik in de winter
→Blz. 293
WAARSCHUWING!
Bij het parkeren
Laat een kind niet alleen in de auto
achter. De parkeerrem kan onbedoeld
door een kind worden gedeactiveerd en
er bestaat het gevaar dat de auto in
beweging komt. Dit kan leiden tot een
ongeval waarbij dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
4.2 Rijprocedures
187
4
Rijden
Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
• De parkeerrem wordt geactiveerd.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake
Hold-systeem is ingeschakeld, wordt het
systeem uitgeschakeld en gaat het
controlelampje voor de stand-bystand
van het Brake Hold-systeem uit.
Wanneer een van deze omstandigheden
zich voordoet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.• Als u niet wilt dat de parkeerrem
automatisch wordt geactiveerd, houd
dan de Brake Hold-schakelaar
ingedrukt tot het controlelampje
stand-bystand (groen) dooft en zet
dan het contact UIT.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 185)
Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren. Ga
naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
4.2 Rijprocedures
189
4
Rijden
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 398
WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
remmen in een dergelijke situatie
mogelijk niet vasthouden. Mogelijk
wordt het systeem ook niet
geactiveerd, afhankelijk van de hoek
van de helling.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 190) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
2.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
3.
De koplampen en alle hierboven
genoemde lichten gaan branden.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
4.2 Rijprocedures
190
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Software-update Toyota
Safety Sense*
*Indien aanwezig
Om deze functies te kunnen gebruiken
moet een door Toyota aangeboden
Connected Services-contract worden
afgesloten. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
Als de software van Toyota Safety
Sense wordt bijgewerkt, wijzigen de
bedieningsprocedures van de functies
mogelijk. Het gebruik van dit systeem
zonder op de hoogte te zijn van de
juiste bedieningsprocedures kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Lees de digitale handleiding die
hoort bij de softwareversie van het
systeem en die beschikbaar is op de
website met handleidingen alvorens
dit systeem te gebruiken.
Inhoud van het gedeelte van de
handleiding over Toyota Safety Sense
Deze handleiding bevat informatie over
versie 1. Zie de digitale handleiding op de
website voor de meest recente informatie
over de bediening, de werking,
waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen van elke functie
van Toyota Safety Sense.
Als de software van dit systeem is
bijgewerkt na de aanschaf van de auto,
lees dan eerst de handleiding die hoort bij
de desbetreffende softwareversie
alvorens dit systeem te gebruiken.Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
• Houd er rekening mee dat sommige
functies tijdelijk uitgeschakeld
kunnen worden bij problemen met
wetgeving of veiligheid.
• Als er geen abonnement is afgesloten
voor Connected Services of als het
abonnement verlopen is, kunnen
software-updates niet draadloos
worden uitgevoerd.
Controleren van de Toyota Safety
Sense-versie van uw auto
Als de software van dit systeem is
bijgewerkt na de aanschaf van de auto,
kunt u de handleiding raadplegen die
hoort bij de desbetreffende
softwareversie. Controleer hiervoor eerst
welke softwareversie uw systeem heeft
en ga dan naar de website met
handleidingen.
Controleren van de huidige
softwareversie op het centrale display
De huidige softwareversie kan worden
gecontroleerd via de updatemelding van
de ondersteunende systemen.
Selecteren van de Toyota Safety
Sense-versie van uw auto
1. Ga met een computer of smartphone
naar de volgende website:
https://www.toyota-europe.com/
manual?parameter=om12q65e.
corollahbwg.2301.hev.vh
2. Selecteer het bestand voor de versie
die eerder is opgezocht.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
207
4
Rijden
Bijwerken van de software
Als er een software-update beschikbaar
is, wordt er een melding weergegeven op
het centrale display. Volg de instructies
die worden weergegeven op het scherm.
Als de software wordt bijgewerkt,
wijzigen de gebruiksprocedures van
functies mogelijk of worden er mogelijk
functies toegevoegd.
Raadpleeg de website met handleidingen
voor meer informatie over wijzigingen en
toevoegingen.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot een software-update
• Nadat de software-update is
uitgevoerd, kunt u niet terugkeren
naar de vorige versie.
• Afhankelijk van de
communicatieomgeving en de inhoud
van een update kan een
software-update enkele uren duren.
Een update wordt onderbroken als het
contact UIT wordt gezet. Hij wordt
echter hervat zodra het contact weer
AAN wordt gezet.
• Toyota Safety Sense kan nog steeds
worden gebruikt als een
software-update wordt uitgevoerd.
In de volgende situaties wordt
mogelijk automatisch een
software-update uitgevoerd:
• Wanneer een mogelijk probleem in
het systeem of ander
veiligheidsgerelateerd probleem
wordt verholpen
*
• Wanneer een juridisch probleem
wordt verholpen*
• Als er kleine wijzigingen worden
doorgevoerd die de werking of de
prestaties van het systeem niet
beïnvloeden
*Alle beschikbare updates worden
mogelijk geïnstalleerd en de software
wordt mogelijk bijgewerkt naar de
nieuwste versie.Controleren van de updatemelding van
de ondersteunende systemen
De volgende items kunnen worden
gecontroleerd of uitgevoerd.
• Softwareversie, updategegevens,
voorzorgsmaatregelen,
gebruiksprocedures, enz.
• Een link om de geschiedenis van
software-updates weer te geven
• Software-update
4.5.2 Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense bestaat uit de
ondersteunende systemen en draagt bij
aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense werkt met als
uitgangspunt dat de bestuurder veilig
rijdt en is ontworpen om te helpen de
gevolgen van een aanrijding voor de
inzittenden te beperken en de
bestuurder te assisteren onder normale
rijomstandigheden. Vertrouw niet
blindelings op het systeem, aangezien
er een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en
de ondersteunende mogelijkheden die
dit systeem kan bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Voor een veilig gebruik
• Vertrouw niet uitsluitend op dit
systeem. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig
te rijden. Het systeem werkt mogelijk
niet in alle situaties en de geboden
begeleiding is beperkt. Te veel
vertrouwen op dit systeem kan
leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
208