OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de Toyota-
wielbouten en de Toyota-
wielmoersleutel bij uw lichtmetalen
velgen.
• Controleer de wielbouten na de eerste
1.600 km telkens als een band is
verwisseld, gerepareerd of vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
7.3.9 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen van het interieurfilter
1. Zet het contact UIT.
Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. Gebruik de op afstand
bedienbare airconditioning niet
tijdens de procedure.
2. Open het voorpassagiersportier.
Door het portier open te houden
wordt plotseling in werking treden
van de op afstand bedienbare
airconditioning voorkomen.
(→Blz. 365)
3. Druk op de klauw, houd de hendel
Avast en verwijder het paneel.
4. Auto's met voetenruimteverlichting:
Neem de stekker los.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
426
10. Plaatsen: Herhaal de genoemde
stappen in omgekeerde volgorde.
Bij het plaatsen van het filterdeksel
Schuif de uitsparing
Avan het
filterdeksel over de bovenkant van de
bovenste filterhouder
B, zoals
aangegeven in de afbeelding, en bevestig
deze op zo'n manier dat deze richting het
insteekgedeelte in de dekselbevestiging
beweegt.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.WAARSCHUWING!
Bij het vervangen van het
interieurfilter
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan de airconditioning tijdens de
procedure in werking treden, hetgeen
kan leiden tot letsel.
• Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten.
• Gebruik de op afstand bedienbare
airconditioning niet
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
• Controleer of het interieurfilter
aanwezig is. Als de airconditioning
zonder filter gebruikt wordt, kan het
systeem beschadigd raken.
• Het filter kan vervangen worden.
Reinig het filter niet met water of
perslucht.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
428
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Slik de batterij niet in. Anders kunt u
chemische brandwonden oplopen.
• De elektronische sleutel is uitgerust
met een knoopcel, ook wel
knoopbatterij genoemd. Als een
batterij wordt ingeslikt, kan deze
binnen 2 uur ernstige chemische
brandwonden veroorzaken, met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
• Houd nieuwe en gebruikte batterijen
buiten bereik van kinderen.
• Als het kapje niet goed kan worden
gesloten, gebruik de elektronische
sleutel dan niet en berg deze buiten
bereik van kinderen op. Neem
vervolgens contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als u per ongeluk een batterij inslikt
of een batterij in een deel van uw
lichaam plaatst, roep dan
onmiddellijk medische hulp in.
Voorkomen dat de batterij ontploft of
brandbare vloeistoffen of gassen
vrijkomen
• Vervang de batterij door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Als
een verkeerd type batterij wordt
gebruikt, kan deze ontploffen.
• Stel batterijen niet bloot aan een
extreem lage druk als gevolg een
grote hoogte of extreem hoge
temperaturen.
• Verbrand een batterij niet en breek of
snijd hem niet open.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Verklaring voor de elektronische
sleutelbatterij
WAARSCHUWING ALS DE BATTERIJ
DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ
WORDT VERVANGEN, KAN EEN
EXPLOSIE OPTREDEN. GOOI
BATTERIJEN NIET WEG, MAAR LEVER
ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Bij het vervangen van de accu
Gebruik het juiste formaat
schroevendraaier. Het uitoefenen van
overmatige kracht kan ervoor zorgen
dat het klepje vervormt of beschadigd
raakt.
Voor een goede werking na het
vervangen van de batterij
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen om ongevallen te
voorkomen:
• Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan
corroderen.
• Voorkom dat andere onderdelen in de
afstandsbediening worden
aangeraakt of bewogen.
• Verbuig de aansluitingen van de
batterij niet.
7.3.11 Controleren en vervangen
van zekeringen
Als een bepaalde stroomverbruiker niet
werkt, kan het zijn dat een zekering is
doorgebrand. Controleer in dat geval de
desbetreffende zekering en vervang deze
indien nodig.
Controleren en vervangen van
zekeringen
1. Zet het contact UIT.
Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. Gebruik de op afstand
bedienbare airconditioning niet
tijdens de procedure.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
430
2. Verwijder de slang en de
voedingsstekker van de compressor.
3. Sluit de fles aan op de compressor.
Sluit de fles recht aan op de
compressor, zoals aangegeven in de
afbeelding en controleer of de
klauwen van de fles in de gaten vallen.
4. Sluit de slang aan op de fles.
Controleer of de slang goed
aangesloten is op de fles, zoals
aangegeven in de afbeelding.5. Verwijder het ventieldopje van het
wiel met de lekke band.
6.
Trek de slang naar buiten. Verwijder het
dopje van de slang. Het ontluchtings-
dopje van de slang wordt nog gebruikt.
Berg het dopje daarom veilig op.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
460
7. Sluit de slang aan op het ventiel.
Draai het uiteinde van de slang zo ver
mogelijk rechtsom.
8. Zorg ervoor dat de compressor is
uitgeschakeld.
9. Sluit de voedingsstekker aan op de
accessoireaansluiting. (→Blz. 380)
10. Breng de met de bandenreparatieset
meegeleverde sticker aan op een
plaats die goed te zien is vanaf de
bestuurdersstoel.
11. Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.De bandenspanning wordt
aangegeven op de sticker, zoals
afgebeeld. (→Blz. 482)
• Auto's met linkse besturing
• Auto's met rechtse besturing
12. Start het EV-systeem. (→Blz. 198)
13. Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
14. Pomp de band op tot de
voorgeschreven bandenspanning.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
461
8
Bij problemen
ADe vloeistof wordt geïnjecteerd
en de spanning wordt verhoogd tot
tussen 300 kPa (3,0 kg/cm
2of bar,
44 psi) en 400 kPa (4,0 kg/cm2of bar,
58 psi), en neemt dan geleidelijk af.
BDe bandenspanningsmeter geeft
ongeveer 1 tot 5 minuten nadat de
schakelaar in stand ON is gezet de
werkelijke bandenspanning aan.
• Zet de compressor uit en controleer
de bandenspanning. Zorg dat de
band niet te hard wordt opgepompt
en vul de band met lucht tot de
voorgeschreven bandenspanning is
bereikt.
• De band kan gedurende ongeveer
5 tot 20 minuten worden
opgepompt (afhankelijk van de
buitentemperatuur). Als de
bandenspanning na 25 minuten nog
steeds lager is dan voorgeschreven,
is de band te veel beschadigd om
nog gerepareerd te worden. Schakel
de compressor uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.• Laat wat lucht ontsnappen wanneer
de bandenspanning de
voorgeschreven waarde
overschrijdt. (→Blz. 463)
15. Haal, terwijl de compressor is
uitgeschakeld, de voedingsstekker uit
de accessoireaansluiting en neem
daarna de slang los van het ventiel.
Mogelijk ontsnapt er bij het
verwijderen van de slang wat
bandenreparatievloeistof.
16. Plaats het ventieldopje op het ventiel
van het gerepareerde wiel.
17. Plaats het ontluchtingsdopje op het
uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
18. Berg de fles, terwijl deze aan de
compressor is bevestigd, tijdelijk op in
de bagageruimte.
19. Rijd, om de bandenreparatievloeistof
gelijkmatig over de band te verdelen,
meteen ongeveer 5 km met een
snelheid van maximaal 80 km/h.
20. Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats met een stevige, vlakke
ondergrond en sluit de reparatieset
weer aan.
Verwijder het dopje van de slang
voordat u de slang weer aansluit.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
462
Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem. . . .103
Instellingen van de
laadschemafunctie...........98
Laadgekoppelde functies.......81
Laadindicator..............79
Laadmethoden.............81
Laadtips.................83
Laaduitrusting.............76
Laaduitrusting en benamingen . . .76
Na het laden............92,97
Openen/sluiten van de klep van de
laadaansluiting.............77
Procedure voor AC-laden.......87
Procedure voor DC-laden.......93
Registreren van het laadschema. . .99
Solarlaadsysteem*..........111
Systematisch laden..........83
Tijdens het laden.........87,93
Vergrendelen en ontgrendelen van de
AC-laadstekker.............79
Voorzorgsmaatregelen bij laden . . .87
Wanneer de normale procedure voor
laden niet kan worden uitgevoerd .114
Wanneer de procedure voor DC-laden
niet normaal kan worden
uitgevoerd...............116
Wat u moet weten voor het laden . .84
Weergave van informatie over
energiebalans als “Mijn
ruimte-modus” is ingeschakeld . .108
Weergeven van informatie met
betrekking tot het
solarlaadsysteem...........112
Werking solarlaadsysteem.....111
Noodoproep
Controlelampjes............51
eCall*...................50
Noodoproepdiensten.........51
Overzicht systeem van
toegevoegde diensten........54
Systeemonderdelen..........51
Uitvoeren van de regelgeving....55
Onderhoud
Onderhoud en reparatie.......395
Periodiek onderhoud.........396
Zelf uit te voeren onderhoud. . . .396Onderhoud en verzorging
Beschermen van het interieur . . .393
Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto........390
Reinigen en beschermen van het
interieur van uw auto........393
Reinigingsinstructies........390
Schoonmaken van de metaalaccenten
met satijnglans............394
Schoonmaken van kunstleder . . .395
Schoonmaken van lederen
bekleding...............394
Stoffen delen schoonmaken. . . .395
Openen, sluiten en vergrendelen van de
portieren
Aanpassing van de geopende positie
van de achterklep (auto's met
elektrisch bedienbare achterklep) .161
Achterklep...............147
Automatische vergrendel- en
ontgrendelsystemen van de
portieren................146
Het systeem van de elektrisch
bedienbare achterklep uitschakelen
(auto's met elektrisch bedienbare
achterklep)..............161
Kindersloten achterportieren . . .146
Openen en sluiten van de achterklep
(auto's met elektrisch bedienbare
achterklep)..............150
Openen en sluiten van de achterklep
(auto's zonder elektrisch bedienbare
achterklep)..............149
Portieren................142
Smart entry-systeem met
startknop...............162
Van binnenuit ontgrendelen en
vergrendelen van de achterklep . .149
Van binnenuit ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren . . .146
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren . . .142
Van buitenaf vergrendelen en
ontgrendelen van de achterklep . .149
Trefwoordenlijst
580