WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Haal de ingebouwde
tractiebatterijlader niet uit elkaar en
repareer of modificeer hem niet.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
ingebouwde tractiebatterijlader
gerepareerd moet worden.
OPMERKING
Tijdens laden
Steek de stekker niet in het
AC-laadcontact. Het AC-laadcontact kan
beschadigd raken.
Gebruik van generatoren
Gebruik geen generatoren als
voedingsbron voor het laden. Deze
laden mogelijk instabiel of met een te
lage spanning, waardoor de
laadprocedure mogelijk wordt gestopt.
Geschikt temperatuurgebied
• Laad niet wanneer de
buitentemperatuur lager is dan -30°C
omdat het laden dan waarschijnlijk
langer duurt.
• Laat de auto of de AC-laadkabel niet
achter in gebieden waar de
buitentemperatuur lager is dan -40°C.
Laadstation
Als gevolg van de omgeving waarin de
laadinstallatie aanwezig is, kan het laden
instabiel worden door ruis en kan de
spanning te laag worden, waardoor de
laadprocedure mogelijk stopt.
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd de
procedures om een elektrische schok te
voorkomen.1. Ontgrendel de portieren om de
laadstekker te ontgrendelen.
(→Blz. 79)
De laadstekker wordt ontgrendeld en
de verlichting van het AC-laadcontact
gaat branden als de portieren worden
ontgrendeld.
Als de laadstekker tijdens het laden
(terwijl de AC-laadindicator brandt)
wordt ontgrendeld, wordt het
AC-laden onderbroken.
2. Houd de laadstekker goed vast en trek
hem naar u toe.
3. Sluit de afdekkap van het
AC-laadcontact en sluit de klep van de
laadaansluiting.
Vergrendel de portieren om de klep
van de laadaansluiting te
vergrendelen. (→Blz. 77)
4. Verwijder de stekker uit de
contactdoos wanneer de
laaduitrusting gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt.
2.2 Laden
92
Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op de
SOC-meter (State Of Charge,
ladingstoestand) (→blz. 130) kan iets
dalen als het contact AAN wordt gezet,
zelfs als het laden voltooid is en de
tractiebatterij volledig geladen is. Dit
duidt echter niet op een storing.
Bij het verwijderen van de laadstekker
Ontgrendel de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening om de laadstekker te
ontgrendelen, controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek
vervolgens de laadstekker naar u toe.
Als de AC-laadstekker niet kan worden
ontgrendeld
→Blz. 80
WAARSCHUWING!
Na het laden
Verwijder de stekker wanneer u die
gedurende langere tijd niet gebruikt.
Er kan zich vuil en stof ophopen rond
de stekker of de contactdoos, wat kan
leiden tot een storing of brand, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Na het laden
• Bewaar de AC-laadkabel buiten bereik
van kinderen.
Sluit de afdekkap van het AC-
laadcontact en sluit de klep van de
laadaansluiting na het losnemen van de
laadstekker van het AC-laadcontact.
Als de afdekkap van het AC-laadcontact
niet wordt gesloten, kunnen water of
vreemde voorwerpen in het
AC-laadcontact terechtkomen,
waardoor de auto beschadigd kan raken.
2.2.7 Procedure voor DC-laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
uitgelegd voor DC-laden van de
tractiebatterij.
Volg bij het gebruik van een DC-lader de
gebruiksinstructies van de DC-lader.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een DC-lader
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Gebruik een DC-lader die voldoet aan
de normen IEC 61815 en IEC 62196.
• Gebruik geen laadkabel die langer is
dan 30 meter.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
→Blz. 84
Tijdens het laden
1. Ontgrendel de klep van de
laadaansluiting door de portieren te
ontgrendelen. (→Blz. 142)
2. Open de klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 77)
De verlichting van het laadcontact
Agaat branden.
3. Open de afdekkap van het
AC-laadcontact en vervolgens de
afdekkap van het DC-laadcontact.
2.2 Laden
93
2
EV-systeem
4. Houd de DC-laadstekker goed vast en
steek hem stevig en volledig in het
laadcontact.
Steek de DC-laadstekker erin; de
stekker wordt automatisch
vergrendeld.
Zorg er bij het aansluiten van de
DC-laadstekker op het laadcontact
voor dat de identificatiesymbolen
hetzelfde zijn.
De vorm van en het omgaan met de
DC-laadstekker verschilt per type
DC-lader. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de procedures van de
DC-lader.
5. Bedien de DC-lader en start het laden.Volg de procedures van de DC-lader
om het laden te starten.
Het laden start nadat een
systeemcontrole is uitgevoerd.
6. Controleer of de laadindicator van de
laadaansluiting gaat branden.
Als de laadindicator niet brandt, is het
laden niet gestart.
Stop het laden overeenkomstig de
procedures van de DC-lader als u het
DC-laden wilt onderbreken.
De laadtijd kan toenemen
Als de DC-laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 80
Als er een melding met betrekking tot
een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader wordt weergegeven
Zelfs als er een melding met betrekking
tot een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader (bijv. storing auto gevonden,
storing auto opgetreden) wordt
weergegeven, is er geen storing in de
auto aanwezig, maar is er mogelijk sprake
van een communicatiefout tussen de
DC-lader en de auto. In dat geval is er
mogelijk een aansluiting beschadigd
(slecht contact) in de DC-laadstekker. Als
er sprake is van een storing in de auto,
neem dan contact op met de beheerder
van de DC-lader.
Tijdens DC-laden
• De huidige ladingstoestand kan
worden gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
• De werkelijke laadtijd kan verschillen
van de tijd die tijdens het laden wordt
weergegeven op de DC-lader.
• Er kunnen gevallen zijn waarin de
radio niet te horen is vanwege
geluiden tijdens DC-laden.
• Naarmate de batterij bijna volledig is
geladen, neemt de laadsnelheid af en
duurt het langer voordat het laden is
voltooid.
2.2 Laden
94
Wijzigen van de instellingen voor
“Charging Limit” (laadlimiet)
→Blz. 90
Als “Check Charging System Close
Charging Port Lid See Owner’s Manual”
(controleer laadsysteem, sluit klep
laadaansluiting, zie handleiding) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Als de systeemcontrole na DC-laden niet
succesvol wordt voltooid, start het
EV-systeem niet, zelfs niet als de
startknop wordt ingedrukt terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt.
Voer een systeemcontrole uit met de
volgende procedures.
1. Activeer de parkeerrem en zet het
contact UIT.
2. Sluit de afdekkap van het laadcontact
en sluit de klep van de
laadaansluiting.
3. Controleer of “Checking Charging
System” (controleren laadsysteem)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als het
contact AAN wordt gezet.
Open de klep van de laadaansluiting
niet terwijl het laadsysteem wordt
gecontroleerd.
Als de systeemcontrole is voltooid,
wordt het contact automatisch UIT
gezet.
4. Druk op de startknop terwijl u het
rempedaal ingetrapt houdt. Het
controlelampje READY gaat branden.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de controle
van het laadsysteem is uitgevoerd en de
melding niet van het multi-
informatiedisplay verdwijnt.WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
DC-laden
Houd u aan het volgende bij DC-laden.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Controleer of de DC-lader en het
DC-laadcontact niet beschadigd zijn.
Als het DC-laadcontact op enige
wijze beschadigd is, voer het
DC-laden dan niet uit en laat het
laadcontact onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Raak de aansluitingen van de
DC-laadstekker en het laadcontact
niet aan met metalen puntige
voorwerpen (bedrading en naalden)
en veroorzaak geen kortsluiting met
vreemde voorwerpen.
• Plaats geen andere voorwerpen dan
de DC-laadstekker in het
DC-laadcontact.
• Controleer of de DC-laadkabel niet
opgerold is of klem zit onder zware
voorwerpen.
• Zorg ervoor dat het DC-laadcontact
direct contact maakt met de
DC-laadstekker. Sluit geen
verloopstekkers, verlengsnoeren,
enz. aan tussen de DC-laadstekker en
het DC-laadcontact.
• Volg de procedures van de DC-lader
als het DC-laden wordt onderbroken.
Stop het DC-laden onmiddellijk als u
hitte, rook, vreemde geluiden of
geuren, enz. waarneemt tijdens het
laden.
• Controleer of er geen
verontreinigingen, sneeuw en ijs op
de DC-laadstekker en het
DC-laadcontact zitten. Als er iets op
het contact zit, verwijder dit dan
volledig alvorens de DC-laadstekker
aan te sluiten.
2.2 Laden
96
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laad de auto niet als er kans is op
bliksem. Raak, als u bliksem
waarneemt terwijl u de auto aan het
laden bent, de auto en de
DC-laadkabel niet aan.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het DC-laadcontact niet nat worden.
• Houd de motorkap gesloten tijdens
DC-laden. De koelventilator kan
plotseling aanslaan. Houd uw handen
en kleding (met name stropdassen,
sjaals en dassen) uit de buurt van de
ventilator. Als u dit niet doet, kunnen
uw handen of kleding bekneld raken,
wat kan leiden tot ernstig letsel.
Bij het aansluiten van de
DC-laadstekker
• Volg de procedures van de DC-lader
om de DC-laadstekker aan te sluiten.
Als de stekker niet goed wordt
aangesloten, herkent het systeem de
verbinding niet en kan het
EV-systeem gestart worden.
Verwijder, als het laden is voltooid, de
DC-laadstekker uit het DC-laadcontact
alvorens het EV-systeem te starten.
Als de auto wordt gestart terwijl de
stekker nog is aangesloten, kan dit
leiden tot een ongeval, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Verwijder de DC-laadstekker tijdens
het DC-laden niet uit het
DC-laadcontact. Nadat u de DC-lader
hebt bedient om het laden te
stoppen, verwijdert u de
DC-laadstekker uit het
DC-laadcontact.
OPMERKING
Bij gebruik van DC-laden
Volg de procedures van de DC-lader. Als
de procedures niet goed worden
gevolgd, kunnen de auto en de DC-lader
beschadigd raken.Na het laden
1. Bedien de DC-lader en stop het laden.
De DC-laadstekker wordt automatisch
ontgrendeld als het laden is voltooid.
2. Verwijder de DC-laadstekker.
De vorm van en het omgaan met de
DC-laadstekker verschilt per type
DC-lader. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de procedures van de
DC-lader.
Plaats de verwijderde DC-laadstekker
weer in zijn oorspronkelijke positie.
3. Sluit de afdekkap van het
AC-laadcontact en sluit de afdekkap
van het DC-laadcontact. Sluit
vervolgens de klep van de
laadaansluiting.
Wanneer de procedure voor DC-laden
niet kan worden gestopt
Als het laden niet kan worden gestopt
vanaf de DC-lader als gevolg van een
storing, enz.
2.2 Laden
97
2
EV-systeem
U kunt het DC-laden ook stoppen door
met tussenpozen van1-2seconden
driemaal op de ontgrendeltoets voor de
portieren (op de elektronische sleutel of
het bestuurdersportier) te drukken.
Als de DC-laadstekker niet ontgrendeld
kan worden
→Blz. 80
Na DC-laden
Zelfs als de tractiebatterij is geladen tot
de ingestelde bovenste limiet, is het op de
DC-lader weergegeven laadniveau
mogelijk lager dan het werkelijke niveau.
OPMERKING
Waarschuwingen voor na DC-laden
• Plaats na het verwijderen van de
DC-laadstekker uit het laadcontact de
kap op het DC-laadcontact en sluit
vervolgens de klep van de
DC-laadaansluiting. Als de kap van het
DC-laadcontact niet wordt gesloten,
kunnen verontreinigingen in het
laadcontact terechtkomen en kan er
een storing optreden in het
EV-systeem.
2.2.8 Gebruik van de
laadschemafunctie
AC-laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren.
Kalenderinstellingen
Het laadschema wordt uitgevoerd
volgens de datum en tijd die op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven. Raadpleeg “Weergave
instellingen” (→blz. 136)
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde tijdstip
*
en beëindigt het laden als de auto
volledig geladen is.
“Start-Stop”
Het AC-laden vindt plaats vanaf de
ingestelde starttijd tot de ingestelde
stoptijd.
*
*
Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip
vanwege de toestand van de
tractiebatterij.
Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. Selecteer een of meer
dagen van de week voor het laadschema.
Aan- en uitzetten van “Charge Now” (nu
opladen)
Om met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Nu opladen” aangezet worden om het
laadschema tijdelijk te annuleren en
laden na het aansluiten van de
AC-laadstekker mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd en “Charge
Now” (nu opladen) “On” (aan) is, gaat
“Charge Now” (nu opladen) “Off” (uit).
2.2 Laden
98
“Next Event” (volgende gebeurtenis)
“Next Event” (volgende gebeurtenis)
verwijst naar het laadschema dat van de
geregistreerde laadschema's het dichtst
bij het actuele tijdstip ligt.
Overeenkomstig het laadschema wordt
AC-laden uitgevoerd bij de “Next Event”
(volgende gebeurtenis).
Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay of het scherm van het
multimediasysteem.
• Bediening multi-informatiedisplay:
→blz. 100
• Bediening scherm
multimediasysteem:→blz. 103
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
worden geregistreerd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en de starttijd en stoptijd
op dezelfde tijd zijn ingesteld, wordt het
laden gedurende 24 uur, vanaf de
starttijd, uitgevoerd.
De laadschemafunctie kan niet worden
gebruikt in combinatie met DC-laden.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 136)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 136)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het opslaan van het
laadschema de AC-laadstekker aan.
Het starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadstekker werd aangesloten.
• Sluit de AC-laadstekker aan voor de
starttijd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start” en u de AC-laadstekker na de
ingestelde starttijd aansluit, wordt er
naar het volgende laadschema
verwezen.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en u de AC-laadstekker
na de starttijd aansluit, wordt het
laden onmiddellijk gestart en wordt er
geladen tot de stoptijd.
• Controleer na het aansluiten van de
AC-laadstekker of de laadindicator
van de laadaansluiting knippert
(→blz. 79)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie).
Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.
Als de AC-laadstekker aangesloten
blijft op de auto
• Zelfs wanneer de laadmodus is
ingesteld op “Start” en er meerdere
opeenvolgende laadschema's zijn
geregistreerd, wordt de volgende
laadprocedure niet uitgevoerd
volgens het laadschema als de
AC-laadstekker na het voltooien van
de laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
2.2 Laden
99
2
EV-systeem
5. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(geplande gebeurtenissen) wordt
weergegeven.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+
toevoegen” te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Charging Mode”
(laadmodus) wordt weergegeven.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het te
wijzigen item te selecteren en druk
vervolgens op
ofom de
instelling te wijzigen. Als de
laadmodus ingesteld is op “Start”, stel
dan het starttijdstip van het laden in.
Als de laadmodus ingesteld is op
“Start-Stop”, stel dan het starttijdstipen het stoptijdstip van het laden in.
Druk nadat de instellingen zijn
aangepast op
.
8. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de gewenste
dag voor de herhalingsinstelling te
selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat opwordt gedrukt,
wisselt de herhalingsinstelling tussen
aan en uit. Als voor aan is gekozen,
wordt het laadschema op die dag
herhaald. Het is mogelijk meer dan
één dag aan te zetten. Selecteer nadat
de instellingen zijn aangepast “Done”
(gereed) en druk vervolgens op
.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
9. Selecteer “Opslaan” en druk
in
om de instellingen op te slaan. De
instellingen worden opgeslagen. Als u
de instellingen wilt wijzigen, druk dan
op
en voer de instelprocedure
opnieuw uit. Na het voltooien van de
instellingen zal, als de AC-laadstekker
wordt aangesloten op de auto, het
laden worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema.
Aan- en uitzetten van de laadschema's
De geregistreerde laadschema's kunnen
aan en uit worden gezet.
1. Voer stap1totenmet5van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 100) uit en geef
het scherm “Scheduled Events”
(geplande gebeurtenissen) weer.
Er wordt een lijst met geregistreerde
laadschema's weergegeven.
2.2 Laden
101
2
EV-systeem