273
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Als “RCTA Malfunction Visit Your Dea-
ler” (storing RCTA, ga naar uw dealer)
wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de
sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■Radarsensoren
→ Blz. 258
■Werking van de RCTA
De RCTA maakt gebruik van radarsen-
soren om auto's die van rechts of links
achter naderen te signaleren en waar-
schuwt de bestuurder voor de aanwezig-
heid van dergelijke auto's door de indica-
toren in de buitenspiegels te laten knip-
peren en een zoemer te laten klinken.
Naderende auto's
Detectiegebieden voor naderende
auto's
■Weergave RCTA-icoon
Wanneer een auto wordt gesignaleerd
die van rechts of links achter nadert,
wordt het volgende weergegeven op
het multimedia-display.
In deze afbeelding wordt een voorbeeld
getoond van auto's die van zowel links
als rechts achter naderen.
RCTA
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 273 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
274
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Detectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aange-
geven waarin auto's kunnen worden
gesignaleerd.
De zoemer kan waarschuwen voor
snellere auto's die van verder weg
naderen.
Bijvoorbeeld:
■De RCTA werkt wanneer:
De RCTA werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan:
●Het contact AAN staat.
●De RCTA is ingeschakeld.
●De selectiehendel staat in stand R.
●De rijsnelheid is lager dan ongeveer
15 km/h.
●De rijsnelheid van de naderende auto ligt
tussen ongeveer 8 km/h en 56 km/h.
■Aanpassen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden aangepast
op het multi-informatiedisplay.
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het instrumentenpa-
neel. ( →Blz. 113) 1
Druk op of van de bedienings-
toetsen van het instrumentenpaneel om
te selecteren.
2 Druk op of van de bedienings-
toetsen van het instrumentenpaneel om
RCTA te selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3Druk op om het volume te selecteren.
Elke keer dat de toets wordt ingedrukt, wijzigt
het volume tussen 1, 2 en 3.
■Tijdelijk dempen van het geluid van een
zoemer
Op het multi-informatiedisplay wordt een toets
MUTE weergegeven wanneer een voertuig of
object wordt gesignaleerd. Druk op om
het geluid van de zoemer te dempen.
Het volume van de zoemers voor de RCTA en
de Toyota Parking Assist-sensor wordt gelijk-
tijdig onderdrukt.
In de volgende gevallen wordt het dempen
automatisch geannuleerd:
●Als de stand van de selectiehendel wordt
gewijzigd.
●Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.
●Als er een storing in een sensor aanwezig
is of het systeem tij delijk niet kan worden
gebruikt.
●Als de actieve functie handmatig wordt uit-
geschakeld.
●Het contact wordt UIT gezet.
■Situaties waarin het systeem geen auto
signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de volgende
typen voertuigen en/of ob jecten te signaleren:
●Voertuigen die van direct achter de auto
naderen
●Voertuigen die achteruit inparkeren in een
parkeerruimte naast uw auto
●Voertuigen die niet kunnen worden gesig-
naleerd door de sensoren als gevolg van
obstakels
Naderende
autoSnelheid
Afstand
waarschu- wing (bij
benadering)
Snel56 km/h40 m
Langzaam8 km/h5,5 m
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 274 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
275
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Vangrails, muren, bebording, geparkeerde
auto's en vergelijkbare stilstaande objecten*
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers,
enz.*
●Voertuigen die van de auto af bewegen
●Voertuigen die naderen vanuit parkeer-
ruimtes naast uw auto*
●De afstand tussen de sensor en de nade-
rende auto wordt te klein
*: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object gesigna-
leerd.
■Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signa-
leert de RCTA auto's mogelijk niet correct:
●Als de sensor niet goed is uitgelijnd door-
dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
●Wanneer de sensor of de omgeving ervan
op de achterbumper is bedekt door mod-
der, sneeuw of ijs of wanneer er een stic-
ker op is geplakt
●Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg
van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
●Wanneer meerdere auto's naderen met
slechts weinig ruimte tussen elke auto
●Wanneer een auto met hoge snelheid
nadert
●Als er uitrusting die een sensor kan hinde-
ren, zoals een sleepoog, bumperbescher-
mer (een extra beschermstrip, enz.), fiet-
sendrager of sneeuwploeg, is geplaatst
●Bij het achteruitrijden op een helling met
een grote verandering in het hellingsper-
centage
●Bij het onder een scherpe hoek achteruit
uitrijden van een parkeerplaats
●Bij het rijden met een aanhangwagen
●Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen
uw auto en de auto die binnen het detectie-
gebied komt
●Wanneer een sensor of de omgeving van
een sensor zeer heet of koud is
●Als de wielophanging is ge wijzigd of als er
een andere maat banden dan voorge-
schreven is gemonteerd
●Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
●Wanneer u achteruitrijdend een bocht
maakt
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 275 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
276
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Wanneer een voertuig een bocht maakt in
het detectiegebied
■Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder de volgende omstandigheden is de
kans dat de RCTA onnodig een voertuig en/
of object signaleert groter:
●Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op een
straat en er auto's over die straat rijden
●Wanneer de afstand tussen uw auto en
metalen objecten, zoals een vangrail,
muur, verkeersbord of geparkeerd voer-
tuig, die mogelijk elektrische golven rich-
ting de achterzijde van de auto reflecteren,
kort is
●Als er uitrusting die een sensor kan hinde-
ren, zoals een sleepoog, bumperbescher-
mer (een extra beschermstrip, enz.), fiet-
sendrager of sneeuwploeg, is geplaatst
●Wanneer een voertuig uw auto van opzij
passeert
●Wanneer een gesignaleerde naderende
auto een bocht maakt
●Als er zich ronddraaiende objecten, zoals
een ventilator van een airco-unit, in de
buurt van de auto bevinden
●Als er water op de achterbumper spat of
gespoten wordt, bijvoorbeeld van een
sproeier
●In geval van bewegende objecten (vlag-
gen, uitlaatgassen, grote regendruppels of
sneeuwvlokken, plassen op het wegdek,
enz.)
●Wanneer de afstand tussen uw auto en
een vangrail, muur, enz. die het detectie-
gebied binnenkomt kort is
●Roosters en goten
●Wanneer een sensor of de omgeving van
een sensor zeer heet of koud is
●Als de wielophanging is ge wijzigd of als er
een andere maat banden dan voorge-
schreven is gemonteerd
●Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 276 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
281
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies
van de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten, voor voertuigen
die achterlangs rijden en voor voetgan-
gers die achterlangs lopen) worden
gelijktijdig ingeschakeld/uitgeschakeld.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 113)
1 Druk op of om te
selecteren.
WAARSCHUWING
■Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
omdat dit kan leiden tot een ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw auto
tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie van
de weg, de weersomstandigheden, enz.
werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van senso-
ren en radars zijn beperkt. Controleer altijd
de omgeving van uw auto tijdens het rijden.
●De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd voor-
zichtig en houd rekening met de omge-
ving. Het Parking Support Brake-sys-
teem is ontworpen om te helpen de
ernst van een aanrijding te verminde-
ren. Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem niet
werkt.
●Het Parking Support Brake-systeem is
niet ontworpen om de auto volledig tot
stilstand te brengen. Bovendien is het,
zelfs wanneer het systeem de auto tot
stilstand heeft gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te trappen,
omdat de remregeling na ongeveer 2
seconden wordt uitgeschakeld.
●Het is extreem gevaarlijk om de werking
van het systeem te controleren door
opzettelijk met de auto in de richting van
een muur, enz. te rijden. Doe dit nooit.
■Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het sys-
teem anders mogelijk zelfs werkt als er
geen kans op een aanrijding is.
●Bij een controle van de auto op een rol-
lenbank o.i.d.
●Wanneer de auto op een schip, vracht-
wagen of ander transportmiddel wordt
geladen
●Als de wielophanging is gewijzigd of als
er een andere maat banden dan voor-
geschreven is gemonteerd
●Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de
auto
●Als er uitrusting die een sensor kan hin-
deren, zoals een sleepoog, bumperbe-
schermer (een extra beschermstrip,
enz.), fietsendrager of sneeuwploeg, is
geplaatst
●Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
●Als niet op een stabiele wijze kan wor-
den gereden met de auto, bijvoorbeeld
als hij betrokken is geweest bij een
ongeval of als er storingen zijn
●Als met een sportieve rijstijl of in het ter-
rein wordt gereden
●Als de banden niet de juiste banden-
spanning hebben
●Als de banden zeer versleten zijn
●Wanneer er sneeuwkettingen worden
gebruikt, een compact reservewiel is
gemonteerd of een bandenreparatieset
is gebruikt
Inschakelen/uitschakelen van
de Parking Support Brake
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 281 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
284
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Begrenzingsregeling brandstofcel-
systeem wordt geactiveerd (het sys-
teem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object groot is)
Remregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
■Als de Parking Support Brake in werking
is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking van
de Parking Support Brake, wordt de Parking
Support Brake uitgeschakeld en gaat het
controlelampje PKSB OFF branden. Als de
Parking Support Brake onnodig in werking
treedt, kan de remregeling worden geannu-
leerd door het rempedaal in te trappen of
door ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd. Vervol-
gens kunt u verder rijden door het gaspedaal
in te trappen.
■Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is uitge-
schakeld door de werking ervan, kunt u zelf
het systeem weer inschakelen ( →Blz. 281) of
het contact UIT en vervolgens weer AAN zet-
ten.
Bovendien wordt het systeem weer automa-
tisch ingeschakeld en gaat het controle-
lampje PKSB OFF uit, als aan een van
onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
●De selectiehendel staat in stand P.
●Het obstakel bevindt zich niet langer in de
rijrichting van de auto.
●De rijrichting van de auto wijzigt*
*
: Behalve wanneer de Parking Support Brake-functie (voor voetgangers die ach-
terlangs lopen) in werking treedt
■Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het multi-informa-
tiedisplay wordt weergegeven en het
controlelampje PKSB OFF brandt
Als de auto is stilgezet door de werking van
de Parking Support Brake, wordt de Parking
Support Brake uitgeschakeld en gaat het
controlelampje PKSB OFF branden.
●Mogelijk is een van de sensoren bedekt
met bijvoorbeeld waterdruppels, ijs,
sneeuw of vuil. Verwijder dit van de sensor
om te zorgen dat het systeem weer nor-
maal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen moge-
lijk een waarschuwingsmelding weergege-
ven doordat zich ijs vormt op een sensor
en een sensor daardoor mogelijk geen
obstakels signaleert. Zodra het ijs smelt,
zal het systeem weer normaal werken.
●Als deze melding alleen wordt weergege-
ven als de selectiehendel in stand R staat,
is de lens van de came ra achter mogelijk
vuil. Reinig de lens van de camera. Wan-
neer deze melding wordt weergegeven
wanneer de selectiehendel in een andere
stand dan R staat, is een sensor op de
voor- of achterbumper mogelijk vuil. Reinig
de sensoren en het omliggende gebied op
de bumpers.
●Als deze melding na het schoonmaken van
de sensor nog steeds wordt weergegeven
of wordt weergegeven ondanks dat de
sensor schoon is, laat uw auto dan contro-
leren door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
■Als een accuklem is losgenomen en
weer is aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd.
Rijd om het systeem te initialiseren gedu-
rende ten minste 5 seconden recht vooruit
met een snelheid van ongeveer 35 km/h of
hoger.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 284 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
285
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Deze functie werkt in situaties zoals
hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een object wordt
gesignaleerd.
■Er wordt langzaam gereden en het
rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt
■Wanneer het gaspedaal diep
wordt ingetrapt
Parking Suppor t Brake-
functie (voor stilstaande
objecten)
*
Als de sensoren een stilstaand
object, zoals een muur, signaleren
in de rijrichting van de auto en het
systeem oordeelt dat zich een
aanrijding voor kan doen doordat
de auto plotseling naar voren
beweegt doordat het gaspedaal
per ongeluk wordt ingetrapt, wan-
neer de auto de verkeerde kant op
rijdt doordat de verkeerde scha-
kelstand wordt geselecteerd of
tijdens het parkeren of het rijden
met een lage snelheid, werkt het
systeem om de gevolgen van een
aanrijding met het gesignaleerde
stilstaande object zo veel mogelijk
te beperken.
Voorbeelden van het in
werking treden van de functie
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 285 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
286
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Wanneer de auto de verkeerde
kant op rijdt doordat de verkeerde
schakelstand is geselecteerd
→Blz. 262
■Voorwaarden voor werking van de Par-
king Support Brake-functie (voor stil-
staande objecten)
De functie werkt als het controlelampje PKSB
OFF niet brandt of knippert ( →Blz. 106, 427)
en aan alle onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
●Begrenzingsregeling vermogen brandstof-
celsysteem
• De Parking Support Brake is ingeschakeld. • De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of
lager.
• Er bevindt zich een stilstaand object in de rijrichting van de auto, op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m.
• De Parking Support Brake stelt vast dat er harder dan normaal moet worden geremd
om een aanrijding te voorkomen.
●Remregeling
• De begrenzingsregeling van het brandstof- celsysteem is in werking.
• De Parking Support Brake stelt vast dat er
onmiddellijk moet worden geremd om een
aanrijding te voorkomen.
■Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support Brake-
functie (voor stilstaande objecten)
De werking van de functie stopt als aan één
van de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
●Begrenzingsregeling vermogen brandstof-
celsysteem
• De Parking Support Brake is uitgeschakeld.• Het systeem stelt vast dat de aanrijding voorkomen kan worden met normaal rem-
men.
• Het statische object bevindt zich niet lan- ger op een afstand van ongeveer 2 tot 4 m
van de auto in de rijrichting van de auto.
●Remregeling
• De Parking Support Brake is uitgescha- keld.
• Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat de auto door de remregeling tot stil-
stand is gebracht.
• Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is gebracht door de rem-
regeling.
• Het statische object bevindt zich niet lan- ger op een afstand van ongeveer 2 tot 4 m
van de auto in de rijrichting van de auto.
■Detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande objec-
ten)
Het detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande objecten) ver-
schilt van dat van de Toyota Parking Assist-
sensor. ( →Blz. 267) Daardoor wordt de Par-
king Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de Toyota Parking Assist-sensor
een obstakel en wordt er een waarschuwing
gegeven.
Soorten sensoren
WAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→ Blz. 263
■Als de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig
wordt geactiveerd, bijvoorbeeld op
een spoorwegovergang
→ Blz. 284
■Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→ Blz. 264
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 286 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM