
368
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-1. Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen met betrek-
king tot de achterbumper
Als de lak van de achterbumper is geschil-
ferd of bekrast, werken de onderstaande 
systemen mogelijk niet goed. Neem, als 
dit gebeurt, contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
●BSM (indien aanwezig)
●Automatisch knipperende alarmknipper-
lichten achter (indien aanwezig)
●RCTA (indien aanwezig)
●PKSB (indien aanwezig)
OPMERKING
■Aantasting van de lak en corrosie van 
de carrosserie en onderdelen (licht-
metalen velgen, enz.) voorkomen
●Was de auto zo spoedig mogelijk:
• Na het rijden in een kustgebied
• Na het rijden over gepekelde wegen
• Als er zich teer of boomsappen op de  lak bevinden
• Als er zich dode insecten, insecten- of  vogelpoep op de lak bevinden
• Na het rijden in gebieden waar sprake is  van veel rook, stof, ijzerdeeltjes of che-
mische stoffen
• Als de auto erg vuil is geworden van stof  of modder
• Als er brandstof op de lak is gemorst
●Als de lak is geschilferd of bekrast, laat 
deze dan direct herstellen.
●Verwijder vuil van de velgen en berg ze 
op een droge plaats op om te voorkomen 
dat de velgen tijdens de opslag gaan 
corroderen.
■Schoonmaken van de verlichting aan 
de buitenzijde
●Was deze met de nodige voorzichtig-
heid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met 
een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen 
beschadigen.
●Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
■Bij het wassen van de auto in een 
wasstraat
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand 
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand 
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in 
werking treden waardoor de ruitenwisser-
bladen beschadigd kunnen raken.
■Bij het wassen van de auto
Verwijder de dop van de tank in de auto 
niet en zorg dat er geen water over de tank 
stroomt. Als er water in de tank terecht-
komt, kan er schade ontstaan.
■Reinigen met een hogedrukreiniger
●Stel de camera of de omgeving ervan 
tijdens het wassen van de auto niet 
bloot aan sterke waterstralen uit een 
hogedrukreiniger. Door de kracht van de 
waterstralen werkt het apparaat moge-
lijk niet goed meer.
●Spuit geen water rechtstreeks op de 
radarsensor die achter het embleem is 
aangebracht. Anders kan het systeem 
beschadigd raken.
●Houd de sproeierkop uit de buurt van 
hoezen (rubberen of kunststof afdekkin-
gen), stekkers of de volgende onderde-
len. Wanneer onderdelen in aanraking 
komen met sterke waterstralen, kunnen 
ze beschadigd raken.
• Brandstofcelpakket
• Aan tractie gerelateerde onderdelen
• Onderdelen stuurinrichting
• Onderdelen wielophanging
• Onderdelen remsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 368  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

386
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Vergeet niet na het wisselen van de banden 
het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem te initialiseren.
Uw auto is uitgerust met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem dat 
gebruikmaakt van bandenspannings-
sensoren en -zenders om een lage 
bandenspanning te signaleren voordat 
deze tot problemen leidt.
 De door het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem gesignaleerde 
bandenspanning kan op het multi-
informatiedisplay worden weergege-
ven. ( →Blz. 117)
 Als de bandenspanning onder een 
bepaalde waarde komt, wordt de 
bestuurder gewaarschuwd door mid-
del van een melding op het scherm 
en een waarschuwingslampje. 
(→Blz. 430)
■Periodieke controle van de banden-
spanning
Het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem vervangt de periodieke controle van de 
bandenspanning niet. Controleer daarom ook 
zelf regelmatig de bandenspanning.
■Bandenspanning
●Nadat het contact AAN is gezet, kan het 
enkele minuten duren voordat de banden-
spanning wordt weergegeven. Het kan ook 
enkele minuten duren voordat de banden-
spanning wordt weergegeven nadat de 
banden op spanning zijn gebracht.
●De bandenspanning verandert met de tem-
peratuur. De weergegeven waarden kun-
nen verschillen van de waarden die met 
andere bandenspanningmeters worden 
gemeten.
■Situaties waarin het bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet 
goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden werkt 
het bandenspanningsw aarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
• Als er niet-originele Toyota-velgen zijn  gemonteerd.
• Als een band is vervangen door een exem- plaar dat niet overeenkomt met de OE-
specificaties (Original Equipment).
• Als een band is vervangen door een exem- plaar dat niet de voorgeschreven maat 
heeft.
• Als er sneeuwkettingen, enz. zijn gemon- teerd.
• Als de ruiten zijn voorzien van een coating  die de ontvangst van de radiografische sig-
nalen nadelig beïnvloedt.
• Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs,  vooral bij de wielen of de wielkasten.
• Als de bandenspanning aanzienlijk hoger  is dan de voorgeschreven waarde.
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 386  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

387
7
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
• Als er banden zonder bandenspannings-sensoren en -zenders worden gebruikt.
• Als de identificatiecode op de banden- spanningssensoren en -zenders niet is 
geregistreerd in de bandenspanningswaar-
schuwingssysteem-ECU.
●In de volgende situaties kunnen de presta-
ties worden beïnvloed.
• Wanneer u in de buurt van een televisie- zendmast, elektriciteit scentrale, tankstation, 
radiozender, videowall, luchthaven of 
andere locatie rijdt waar sterke radiogolven 
of elektromagnetische velden aanwezig zijn
• Als u een draagbare radio, mobiele tele- foon, draadloze telefoon of een ander 
draadloos communicatiem iddel bij u draagt
Als de bandenpositiegegevens niet juist wor-
den weergegeven als gevolg van slechte ont-
vangst van de radiogolven, kan de weergave 
worden hersteld door verder te rijden en zo de 
ontvangst van de radiogolven te veranderen.
●Wanneer de auto tot stilstand is gebracht, 
kan het langer duren voordat de waarschu-
wing verschijnt of verdwijnt.
●Wanneer de bandenspanning snel daalt, 
zoals bij een klapband, verschijnt de waar-
schuwing mogelijk niet.
■Waarschuwingen bandenspannings-
waarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem is geba-
seerd op de omstandigheden waaronder het 
systeem geïnitialiseerd is. Daarom laat het 
systeem mogelijk zelfs een waarschuwing 
zien wanneer de bandenspanning niet laag 
genoeg is of wanneer de druk hoger is dan 
de druk die was ingestel d tijdens het initiali-
seren van het systeem.
■Verklaring bandenspanningswaarschu-
wingssysteem
→ Blz. 569
Bij het vervangen van banden of velgen 
moeten de bandenspanningssensoren 
en -zenders op de te monteren velgen 
worden geplaatst. Als er nieuwe bandenspanningssenso-
ren en -zenders geplaatst worden, 
moeten de identificatiecodes van deze 
componenten worden geregistreerd in 
de bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU en moet het banden-
spanningswaarschu
wingssysteem wor-
den geïnitialiseerd. ( →Blz. 390)
■Vervangen van banden en velgen
Als de identificatiecodes van de bandenspan-
ningssensoren en -zender s niet zijn geregis-
treerd, werkt het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem niet correct. In dat geval gaat 
na ongeveer 10 minuten rijden het waarschu-
wingslampje lage bandenspanning gedu-
rende ongeveer 1 minuut knipperen en blijft 
het daarna branden om aan te geven dat er 
een storing in het systeem aanwezig is.
Plaatsen van 
bandenspanningssensoren 
en -zenders
OPMERKING
■Repareren of vervangen van banden, 
velgen, bandenspanningssensoren, -
zenders en ventieldopjes
●Neem voor het verwijderen en plaatsen 
van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en  -zenders contact op 
met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige omdat de bandenspan-
ningssensoren en  -zenders beschadigd 
kunnen raken als er niet voorzichtig 
mee wordt omgegaan.
●Vergeet niet de dopjes weer op de ven-
tielen aan te brengen. Als de ventieldop-
jes niet geplaatst worden, kan er water in 
de bandenspanningssensoren terechtko-
men, waardoor deze kunnen gaan roes-
ten. Hierdoor kunnen ze vast gaan zitten 
en kan er lucht uit de banden lopen.
●Vervang ventieldopjes alleen door het 
voorgeschreven type ventieldopje. 
Anders kunnen de dopjes vast komen te 
zitten.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 387  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

389
7
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Zelfs als er niet wordt gereden met een snel-
heid van ongeveer 40 km/h of hoger, kan de 
initialisatie worden voltooid als er gedurende 
langere tijde met de auto wordt gereden. 
Parkeer de auto op een veilige plaats gedu-
rende ongeveer 20 minuten als de initialisa-
tie na 1 uur of langer rijden niet is voltooid en 
rijd vervolgens nogmaals met de auto.
■Wanneer initialiseren
●De initialisatie wordt uitgevoerd als rijsnel-
heid ongeveer 40 km/h of hoger is.
●Voer de initialisatie uit na het op spanning 
brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden 
koud zijn bij de initialisatie en bij het aan-
passen van de bandenspanning.
●Het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem kunt u zelf initialiseren maar afhanke-
lijk van de rijomstandigheden en de rijom-
geving kan het enige tijd duren voordat de 
initialisatie voltooid is.
■De initialisatieprocedure
●Als u het contact tijdens de initialisatie per 
ongeluk UIT hebt gezet, dan is het niet 
noodzakelijk de initialisatie weer handma-
tig te starten, omdat de initialisatie automa-
tisch wordt herstart wanneer het contact de 
volgende keer AAN wordt gezet.
●Als u per ongeluk de initialisatie uitvoert 
wanneer initialiseren niet nodig is, breng 
de banden dan op de juiste spanning wan-
neer ze koud zijn en voer de initialisatie 
opnieuw uit.
●Als tijdens het bepalen van de positie van 
elke band, waarbij de bandenspanningen 
niet worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay, de spanning in een band 
daalt, gaat het waarschuwingslampje lage 
bandenspanning branden.
■Als het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem niet goed is geïnitiali-
seerd
●In de onderstaande situaties duurt het vol-
tooien van de initialisatie mogelijk langer 
dan gebruikelijk of is initialisatie niet moge-
lijk. Normaliter duurt de initialisatie onge-
veer 30 minuten.
• Er wordt niet gereden met een snelheid  van ongeveer 40 km/h of hoger
• Er wordt gereden op een onverharde weg • Er wordt gereden in de buurt van andere 
auto's en het systeem herkent de banden-
spanningssensoren en -zenders van uw 
auto niet tussen die van andere auto's
Parkeer de auto op een veilige plaats gedu-
rende ongeveer 20 minuten als de initialisatie 
na 1 uur of langer rijden niet is voltooid en rijd 
vervolgens nogmaals met de auto.
●Als er tijdens de initialisatie achteruit gere-
den wordt, worden de gegevens tot dat 
punt gereset. Herhaal de initialisatieproce-
dure in dat geval vanaf het begin.
●In de volgende situaties wordt de initialisatie 
niet gestart of is de initialisatie niet goed 
voltooid en werkt he t systeem niet goed. 
Voer de initialisatieprocedure nogmaals uit.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning niet 3 keer knippert wanneer 
wordt geprobeerd om de initialisatie te 
starten.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning gedurende ongeveer 1 
minuut knippert en vervolgens blijft bran-
den wanneer er na de initialisatie gedu-
rende ongeveer 20 minuten met de auto is 
gereden.
Als de bandenspanning van elke band nog 
steeds niet wordt weergegeven, laat dan de 
auto controleren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere 
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
WAARSCHUWING
■Bij het initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
Initialiseer het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem niet zonder eerst de 
banden op de voorgeschreven spanning te 
brengen. Anders kan het voorkomen dat 
het waarschuwingslampje voor de lage 
bandenspanning niet gaat branden terwijl 
de bandenspanning te laag is, of wel gaat 
branden terwijl de bandenspanning in orde 
is.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 389  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

390
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Elke bandenspanningssensor en -zen-
der is voorzien van een unieke identifi-
catiecode. Bij het vervangen van een 
bandenspanningssensor en -zender is 
het noodzakelijk om de identificatie-
code te registreren.
Ga als volgt te werk bij het registreren 
van de identificatiecodes:
1Breng de auto op een veilige plaats 
tot stilstand, zet het contact UIT, 
wacht gedurende ten minste onge-
veer 15 minuten en voer de proce-
dure uit.
2 Start het brandstofcelsysteem. 
(→Blz. 178)
3 Druk op   of   van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om   te selecteren.
4 Druk op   of   om “Vehicle Set-
tings” (voertuiginstellingen) te selec-
teren en houd vervolgens   inge-
drukt.
5 Druk op   of   om TPWS te 
selecteren en druk vervolgens op 
.
6 Druk op   of   om “Change 
Wheel” (wielen wijzigen) te selecte-
ren. Houd vervolgens   ingedrukt 
tot het waarschuwingslampje lage 
bandenspanning 3 keer langzaam 
knippert.
Vervolgens wordt er een melding weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
Als de registratie wordt uitgevoerd, gaat het 
waarschuwingslampje lage bandenspan-
ning gedurende ongeveer 1 minuut knippe-
ren en blijft het vervolgens branden. “---” 
wordt op het multi-informatiedisplay weerge-
geven voor de bandenspanning van elke 
band.
7Rijd gedurende ongeveer 10 tot 30 
minuten met een snelheid van 40 
km/h of hoger.
De registratie is voltooid wanneer het waar-
schuwingslampje lage bandenspanning 
dooft en de bandenspanning van elke band 
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display.
Zelfs als er niet wordt gereden met een snel-
heid van ongeveer 40 km/h of hoger, kan de 
registratie worden voltooid als er gedurende 
langere tijd met de auto wordt gereden. Als 
de registratie na ten minste een uur rijden 
niet is voltooid, herhaal dan de procedure 
vanaf het begin.
8Initialiseer het bandenspannings-
waarschuwingssysteem. 
(→Blz. 388)
■Bij het registreren van identificatiecodes
●De identificatiecoderegistratie wordt uitge-
voerd als rijsnelheid ongeveer 40 km/h of 
hoger is.
●Controleer voordat u de identificatiecode-
registratie uitvoert of er zich geen velgen 
met bandenspanningssensoren en -zen-
ders in de buurt van de auto bevinden.
Registreren van 
identificatiecodes
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 390  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

391
7
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
●Initialiseer het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem nadat u de identificatieco-
des hebt geregistreerd. Als het systeem is 
geïnitialiseerd voordat de identificatieco-
des zijn geregistreerd, zijn de geïnitiali-
seerde waarden ongeldig.
●De identificatiecodes kunt u zelf registre-
ren maar afhankelijk van de rijomstandig-
heden en de rijomgeving kan het enige tijd 
duren voordat de registratie voltooid is.
■Annuleren van de identificatiecodere-
gistratie
●Zet, om de identificatiecoderegistratie te 
annuleren nadat deze is gestart, het con-
tact UIT voordat u gaat rijden.
Als er met de auto wordt gereden nadat de 
identificatiecoderegistratie is gestart, start 
dan de identificatiecoderegistratieproce-
dure nogmaals om de registratie te annule-
ren en zet het contact vóór het rijden UIT.
●Als de identificatiecoderegistratie is gean-
nuleerd, knippert het waarschuwingslampje 
lage bandenspanning gedurende ongeveer 
1 minuut wanneer het contact AAN wordt 
gezet en blijft vervolgens branden. Het ban-
denspanningswaarschuwingssysteem 
werkt wanneer het waarschuwingslampje 
lage bandenspanning dooft.
●Als het waarschuwingslampje zelfs na 
enkele minuten niet uitgaat, is de identifi-
catiecoderegistratie mogelijk niet goed 
geannuleerd. Start de identificatiecodere-
gistratieprocedure nogmaals om de regis-
tratie te annuleren en zet het contact vóór 
het rijden UIT.
■Als identificatiecodes niet goed zijn 
geregistreerd
●In de onderstaande situaties duurt de iden-
tificatiecoderegistrati e mogelijk langer dan 
gebruikelijk of is registratie niet mogelijk. 
Normaliter duurt de registratie ongeveer 30 
minuten.
• De auto is niet geparkeerd gedurende ten  minste ongeveer 20 minuten voordat er 
met de auto gereden wordt
• Er wordt niet gereden met een snelheid  van ongeveer 40 km/h of hoger
• Er wordt gereden op een onverharde weg
• Er wordt gereden in de buurt van andere  auto's en het systeem herkent de banden-
spanningssensoren en -zenders van uw 
auto niet tussen die van andere auto's
• Er bevindt zich een wiel met bandenspan- ningssensor en -zender in of in de buurt 
van de auto Als de registratie na ten minste een uur rijden 
niet is voltooid, herhaal dan de identificatie-
coderegistratie vanaf het begin.
●Als er tijdens de registratie achteruit gere-
den wordt, worden de gegevens tot dat 
punt gereset. Herhaal de registratieproce-
dure in dat geval vanaf het begin.
●In de volgende situaties wordt de identifi-
catiecoderegistratie niet gestart of is de 
registratie niet goed voltooid en werkt het 
systeem niet goed. Voer de identificatieco-
deregistratieprocedure nogmaals uit.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning niet 3 keer langzaam knip-
pert wanneer wordt geprobeerd om de 
identificatiecoderegistratie te starten.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning gedurende ongeveer 1 
minuut knippert en vervolgens blijft bran-
den wanneer er na de identificatiecodere-
gistratie gedurende ongeveer 10 minuten 
met de auto is gereden.
●Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde en 
uitgeruste deskundige als de identificatie-
coderegistratie niet kan worden voltooid na 
het uitvoeren van de bovenstaande proce-
dure.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 391  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

395
7
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
■Gevolgen van een onjuiste banden-
spanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning 
kan de volgende gevolgen hebben:
●Hoger brandstofverbruik
●Verminderd rijcomfort en een slechte 
handling
●Kortere levensduur van de banden als 
gevolg van slijtage
●Een onveilige auto
●Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, 
laat deze dan controleren door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
■Instructies voor het controleren van de 
bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspan-
ning op het volgende:
●Controleer de bandenspanning alleen als 
de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilge-
staan of niet meer dan 1,5 km heeft gere-
den, kunt u de bandenspanning voor 
koude banden correct aflezen.
●Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het is moeilijk te bepalen of een band de 
juiste bandenspanning heeft op basis van 
alleen het uiterlijk.
●Het is normaal dat de spanning van een 
band na een rit is opgelopen aangezien 
warmte wordt gegenereerd in de band. 
Laat na het rijden geen lucht uit de banden 
lopen om de spanning te verlagen.
●Verdeel de passagiers en het gewicht van 
de bagage gelijkmatig over de auto.
WAARSCHUWING
■Bij het plaatsen van het wiel
Het niet opvolgen van deze voorzorgs-
maatregelen kan ertoe leiden dat de wiel-
moeren losraken, waardoor het wiel van 
de auto af kan lopen, wat kan leiden tot 
ernstig letsel.
●Breng nooit olie of vet aan op de wiel-
bouten of -moeren.
Door het gebruik van olie of vet worden 
de wielmoeren mogelijk te vast aange-
draaid waardoor de bouten of de velg 
beschadigd kunnen raken. Bovendien 
kunnen door gebruik van olie of vet de 
wielbouten of wielmoeren loslopen, 
waardoor het wiel los kan raken en een 
ernstig ongeval kan ontstaan. Verwijder 
olie of vet van de wielbouten of wiel-
moeren.
●Laat zo spoedig mogelijk na het vervan-
gen van een wiel de moeren met een 
aanhaalmoment van 140 Nm (14,3 kgm, 
103 ft.lbf) vastzetten.
●Plaats een beschadigde wieldop niet 
opnieuw, omdat deze tijdens het rijden 
los kan raken.
●Gebruik bij het aanbrengen van een wiel 
uitsluitend wielmoeren die speciaal zijn 
ontworpen voor het desbetreffende wiel.
●Bij gescheurde of vervormde bouten, 
schroefdraad van moeren of boutgaten 
van het wiel, dient de auto te worden 
gecontroleerd door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
■Repareren of vervangen van banden, 
velgen, bandenspanningssensoren, -
zenders en ventieldopjes
→ Blz. 388
Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de 
juiste spanning hebben. De ban-
denspanning moet ten minste 
eenmaal per maand gecontroleerd 
worden. Toyota beveelt u echter 
aan de bandenspanning eens per 
twee weken te controleren.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 395  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

396
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Let er bij het vervangen van velgen op 
dat deze hetzelfde draagvermogen, 
dezelfde diameter, velgbreedte en ET-
waarde
* hebben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar 
bij een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
*: “Offset” is de gebruikelijke term.
Toyota adviseert u het volgende niet te 
gebruiken:
 Velgen van verschillende maten of 
types
 Gebruikte velgen
 Verbogen velgen die hersteld zijn
■Vervangen van velgen
De velgen van uw auto zijn uitgerust met 
bandenspanningssensoren en -zenders voor 
het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem, dat in een vroegtijdig stadium waar-
schuwt als de bandenspanning te laag wordt. 
Bij het vervangen van velgen moeten er ban-
denspanningssensoren en -zenders worden 
geplaatst. ( →Blz. 387)
WAARSCHUWING
■Een goede bandenspanning zorgt 
voor een langere levensduur van de 
banden
Houd de bandenspanning op de juiste 
waarde.
Als de banden niet de juiste spanning heb-
ben, kunnen onderstaande zaken zich 
voordoen. Dit kan leiden tot een ongeval 
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
●Overmatige slijtage
●Ongelijkmatige slijtage
●Slecht rijgedrag
●Mogelijke klapband door  oververhitting
●Luchtlekkage tussen de band en velg
●Wielvervorming en/of beschadiging van 
de band
●Groter risico op beschadiging van de 
band tijdens het rijden (als gevolg van 
voorwerpen op het wegdek, verbin-
dingsstukken of scherpe randen in het 
wegdek, enz.)
OPMERKING
■Controleren en op de juiste spanning 
brengen van de banden
Plaats na controle altijd de ventieldopjes.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en 
vocht in het inwendige van de ventielen 
doordringen. Hierdoor kan de afdichting in 
gevaar komen, wat kan leiden tot een 
lagere bandenspanning.
Velgen
Als een velg verbuigingen of 
scheuren vertoont of erg gecorro-
deerd is, moet deze vervangen 
worden. Anders kan de band van 
de velg raken of kan de auto 
moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 396  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM