
208
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
■Bij het uitzetten van het brandstofcel-
systeem in een noodgeval tijdens het 
rijden
Als de ruitenwissers voor werken wanneer 
het brandstofcelsysteem wordt uitgezet, zul-
len ze op hoge snelheid werken. Zodra de 
auto stilstaat, wordt de werking weer normaal 
als het contact AAN wordt gezet, of stopt de 
werking als het bestuurdersportier wordt 
geopend.
Als de ruitenwissers voor niet worden 
gebruikt, keren ze terug tot onder de 
motorkap. Om de ruitenwissers voor te 
kunnen optillen bij parkeren onder 
koude omstandigheden of bij het ver-
vangen van een ruitenwisserrubber, 
moeten de ruitenwissers voor met de 
ruitenwisserhendel vanuit de ruststand 
in de servicestand gezet worden.
■De ruitenwissers in de service-
stand zetten
Zet binnen ongeveer 45 seconden na 
het UIT zetten van het contact de rui-
tenwisserhendel in de stand   en 
houd hem gedurende ten minste onge-
veer 2 seconden in die stand.
De ruitenwissers bewegen naar de service-
stand.
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot het 
gebruik van de ruitenwissers in de 
AUTO-modus
De ruitenwissers voor kunnen onverwacht 
in werking treden als de sensor wordt aan-
geraakt of als de voorruit aan trillingen 
wordt blootgesteld terwijl de ruitenwissers 
in de stand AUTO staan. Let erop dat er 
niets bekneld raakt als de ruitenwissers in 
werking treden.
■Waarschuwing met betrekking tot het 
gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeier-
vloeistof pas wanneer de voorruit warm is. 
De vloeistof kan anders op de voorruit 
bevriezen en zo het zicht belemmeren. Dit 
kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig 
letsel kan ontstaan.
OPMERKING
■Als er geen ruitensproeiervloeistof 
uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd 
naar u toe getrokken houdt, kan de sproei-
erpomp beschadigd raken.
■Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is 
geraakt deze niet schoon te maken met 
een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan 
de sproeierkop beschadigd raken.
Wijzigen van de ruststand van 
de ruitenwissers voor/optillen 
van de ruitenwissers voor
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 208  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

212
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-4. Tanken
■Als “Stop in Safe Place Turn Power OFF 
Open Hydrogen Filler Door” (stop op 
een veilige plaats, zet contact uit, open 
klep waterstoftank) wordt weergegeven 
op het multi-informatiedisplay
Breng de auto op een veilige plaats tot stil-
stand en druk nogmaals op de ontgrendel-
schakelaar van de t ankdopklep volgens de 
volgende procedure:
1 Zet de selectiehendel in stand P.
2 Zet het contact UIT.
3 Druk op de ontgrendelschakelaar van de 
tankdopklep.
■Geluiden tijdens het tanken
Als gecomprimeerd waterstofgas wordt 
getankt, kunt u soms geluiden horen van gas 
dat door het vulpistool voor waterstofgas en 
de kleppen van de waterstoftanks stroomt. 
( → Blz. 87)
1 Plaats de dop.
2 Sluit de tankdopklep.
■Functie om fouten te voorkomen
Het brandstofcelsysteem kan niet worden 
gestart als de tankdopklep open is. Als het 
controlelampje READY brandt, gaat de 
tankdopklep niet open.
■Als “Open Filler Door Detected Stop in 
Safe Place Close Hydrogen Filler Door” 
(open klep waterstoftank, stop op een 
veilige plaats, sluit klep waterstoftank) 
wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay
De tankdopklep is open. Breng de auto op 
een veilige plaats tot stilstand en sluit de 
tankdopklep.
■Als “Open Filler Door Detected Close 
Hydrogen Filler Door Restart Vehicle” 
(open tankklep gesignaleerd, sluit klep 
waterstoftank, start auto weer) wordt 
weergegeven op het multi-informatie-
display
De tankdopklep is open en het brandstofcel-
systeem kan niet worden gestart. Zet de 
selectiehendel in stand P en zet het contact 
UIT. Vervolgens:
1 Controleer of de dop weer is geplaatst.
2 Sluit de tankdopklep.
Als op dat moment de waarschuwingsmel-
ding op het multi-informatiedisplay uitgaat, is 
er geen storing aanwezig. Als de melding 
echter nog steeds wordt weergegeven, is de 
sensor mogelijk beschadigd. Laat de auto 
nakijken door een erkende Toyota-dealer of 
hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Het systeem kan 1 keer worden gestart door 
de startprocedure 5 keer te herhalen (druk 
met ingetrapt rempedaal de startknop 9 keer 
in met intervallen van maximaal 2 seconden). 
Bedien de auto nadat u gecontroleerd hebt of 
het vulpistool voor waterstofgas niet is aan-
gesloten op de auto.
Sluiten van de tankdopklep
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 212  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

213
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
5-5.Gebruik van de ondersteunende systemen
■PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 218
■LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 229
■AHS (Adaptive High Beam-sys-
teem)
*
→Blz. 198
*: Indien aanwezig
■AHB (Automatic High Beam)*
→Blz. 202
*: Indien aanwezig
■RSA (Road Sign Assist)
→Blz. 239
■Dynamic Radar Cruise Control 
met volledig snelheidsbereik
→Blz. 244
Twee soorten sensoren, die zich achter 
de grille en de voorruit bevinden, signa-
leren informatie die nodig is voor de wer-
king van de ondersteunende systemen.
Radarsensor
Camera voor
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense bestaat uit de 
volgende ondersteunende 
systemen en draagt bij aan een 
veilige en comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
■Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om te 
werken met als uitgangspunt dat de 
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen 
de gevolgen van een aanrijding voor de 
inzittenden en de auto te beperken of de 
bestuurder te assisteren onder normale 
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het systeem, 
aangezien er een grens is aan de mate 
van nauwkeurigheid bij de herkenning en 
de ondersteunende mogelijkheden die dit 
systeem kan bieden. Het is altijd de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder om 
de omgeving van de auto in de gaten te 
houden en veilig te rijden.
Sensoren
WAARSCHUWING
■Voorkomen van storingen in de 
radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen 
in acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsensor 
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot 
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 213  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

214
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
●Houd de radarsensor en de afdekking 
van de radarsensor altijd schoon.Radarsensor
Afdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de radarsensor of 
de voor- of achterzijde van afdekking van 
de radarsensor als ze vuil zijn of als er 
waterdruppels, sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van de 
radarsensor met een zachte doek om te 
voorkomen dat er beschadigingen ont-
staan.
●Bevestig geen accessoires, (doorzich-
tige) stickers of andere zaken op de 
radarsensor, de afdekking van de radar-
sensor of het omliggende gebied.
●Stel de radarsensor en de omgeving 
van de sensor niet bloot aan krachtige 
schokken. 
Laat de auto nakijken door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de 
radarsensor, de grille of de voorbumper 
is blootgesteld aan krachtige schokken.
●Haal de radarsensor niet uit elkaar.
●Wijzig of spuit de radarsensor of de kap 
van de radarsensor niet.
●In de volgende gevallen moet de radar-
sensor opnieuw worden gekalibreerd. 
Neem voor meer informatie contact op 
met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
• Als de radarsensor of de grille is verwij- derd en geplaatst of vervangen
• Als de voorbumper is vervangen
■Storingen in de camera voor voorko-
men
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen 
in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera voor 
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot 
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
●Houd de voorruit te allen tijde schoon.
• Reinig de voorruit al s deze vuil is of als 
er een dun olielaagje, waterdruppels, 
sneeuw, enz. op zit(ten).
• Als er een ruitencoating op de voorruit is  aangebracht, moeten waterdruppels 
e.d. nog steeds met de ruitenwissers 
voor worden verwijderd van het 
gedeelte van de voorruit vóór de 
camera voor.
• Neem contact op met een erkende  Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de 
binnenzijde van de voorruit waar de 
camera voor is geplaatst vuil is.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 214  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

216
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Verklaring
→ Blz. 551
■Als een waarschuwingsmelding wordt weerge geven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er  is mogelijk sprake van een sto-
ring in het betreffende systeem.
●Voer in de volgende situaties de in de tabe l aangegeven acties uit. Als wordt gesignaleerd 
dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt de melding en 
werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Als in de volgende situaties de situatie is gewij zigd (of enige tijd met de auto is gereden) en 
wordt gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt 
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact  op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwa lificeerde en uitgeruste deskundige.
SituatieHandelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt 
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere 
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de 
ruitenwissers en de airco (→Blz. 335).
Als de temperatuur rondom de camera voor 
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer 
koude omgeving staat
Als de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak dan 
gebruik van de airconditioning om het 
gedeelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is 
gemaakt van een zonnescherm, kan bij 
bepaalde typen zonnescherm door het zon-
licht dat door het oppervlak ervan wordt gere-
flecteerd de temperatuur van de camera voor 
extreem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld 
doordat de auto in een zeer koude omgeving 
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte rondom 
te camera voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt 
afgedekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is 
geopend of doordat een sticker op het 
gedeelte van de voorruit vóór de camera voor 
is geplakt.
Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz., 
zodat de camera voor niet meer wordt afge-
dekt.
Wanneer “Pre-Collision System Radar In Self 
Calibration Unavailabl e See Owner’s Manual” 
(Zelfkalibratie radar Pre-Crash Safety-sys-
teem niet beschikbaar, zie handleiding) wordt 
weergegeven.
Controleer of er materialen op de radarsensor 
of de afdekking van de radarsensor zijn 
bevestigd en verwijder deze zo nodig.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 216  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

221
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
●Wanneer de auto wordt opgetakeld ter-
wijl het brandstofcelsysteem aan staat 
en de wielen vrij kunnen draaien
●Bij het controleren van de auto op een 
rollenbank, bijvoorbeeld een vermo-
gensbank of een snelheidsmetertester, 
of bij het balanceren van de wielen op 
de auto
●Als er veel kracht wordt uitgeoefend op 
de voorbumper of de grille door een 
aanrijding of een andere oorzaak
●Als niet op een stabiele wijze kan wor-
den gereden met de auto, bijvoorbeeld 
als hij betrokken is geweest bij een 
ongeval of als er storingen zijn
●Als met een sportieve rijstijl of in het ter-
rein wordt gereden
●Als de banden niet de juiste banden-
spanning hebben
●Als de banden zeer versleten zijn
●Als er een andere maat banden dan 
voorgeschreven is gemonteerd
●Als er sneeuwkettingen zijn aangebracht
●Wanneer er een compact reservewiel is 
gemonteerd of een bandenreparatieset 
is gebruikt
●Als er tijdelijk uitrusting (sneeuwploeg, 
enz.) die de radarsensor of de camera 
voor kan hinderen op de auto is 
geplaatst
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 221  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

226
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Als er zich metalen objecten (putdeksel,  staalplaat, enz.), opstaande randen of uit-
stekende delen voor uw auto bevinden
• Wanneer onder een object (verkeersbord,  billboard, enz.) door wordt gereden
• Bij het naderen van een slagboom van een  elektronische tolpoort, slagboom bij een 
parkeerterrein of andere afscheiding die 
open en dicht gaat
• Wassen in een autowasstraat
• Bij het rijden door of onder objecten die in  contact kunnen komen met uw auto, zoals 
hoog gras, boomtakken of een spandoek
• Bij het rijden door stoom of rook
• Wanneer dicht bij een object wordt gere- den dat radiogolven weerkaatst, zoals een 
grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een tele- visiezendmast, radiozen der, elektriciteits-
centrale, met radar uitgeruste auto's of 
andere locatie waar mogelijk sterke radio-
golven of elektromagnetische velden aan-
wezig zijn
• Wanneer er allerlei zaken zijn die de radio- golven van de radar in de buurt kunnen 
reflecteren (tunnels, vakwerkbruggen, 
onverharde wegen, besneeuwde wegen 
met sporen, enz.)
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan  een tegenligger of overstekende voetgan-
ger het pad van uw auto al heeft verlaten
• Wanneer u vlak voor een tegenligger of  overstekende voetganger rechts/links 
afslaat
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan  een tegenligger of overstekende voetgan-
ger stopt voordat deze het pad van uw  auto kruist
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan  een tegenligger voor uw auto rechts/links 
afslaat
• Wanneer u in de richting van tegenliggend  verkeer stuurt
■Situaties waarin het systeem mogelijk 
niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onderstaande, 
wordt een object mogel ijk niet gesigna-
leerd door de radarsensor en de camera 
voor, waardoor het systeem niet goed 
werkt:
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto  nadert
• Wanneer uw auto of een signaleerbaar  object een schommelende beweging 
maakt
• Als een signaleerbaar object een abrupte  beweging maakt (zoals een uitwijkma-
noeuvre, plotseling versnellen of afrem-
men)
• Wanneer uw auto een signaleerbaar object  snel nadert
• Wanneer een signaleerbaar object zich  niet direct voor uw auto bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich  vlak bij bijvoorbeel d een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen rijplaat 
bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich  onder een constructie bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object gedeel- telijk verborgen is ac hter een object zoals 
een groot stuk bagage, een paraplu of een 
vangrail
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 226  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM 

228
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wanneer de radarsensor of de camera  voor niet goed is uitgelijnd
• Wanneer u rechts/links afslaat terwijl er ten  minste twee rijstroken verderop tegenlig-
gers rijden
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan  tegenliggers een eind bij u vandaan zijn
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan  een voetganger uw auto van achteren of 
opzij nadert
●In aanvulling op het bovenstaande werkt 
de Emergency Steering Assist in sommige 
situaties, zoals de onderstaande, mogelijk 
niet.
• Wanneer de witte (gele) rijstrookmarkerin- gen niet goed zichtbaar zijn, bijvoorbeeld 
wanneer deze vaag zijn of splitsen/samen-
komen of wanneer er een schaduw over 
valt
• Wanneer de rijstrook breder of smaller is  dan gebruikelijk
• Wanneer er een licht en donker patroon op  het wegdek aanwezig is, bijvoorbeeld als 
gevolg van wegwerkzaamheden
• Wanneer het doel te dichtbij is
• Wanneer er onvoldoende ruimte is waar de  auto veilig en onbelemmerd in kan rijden
• Wanneer er tegenliggers zijn
• Wanneer de VSC-functie in werking is
●In bepaalde situaties, zoals onderstaande, 
wordt er mogelijk onvoldoende remkracht 
of stuurkracht gegenereerd, waardoor het 
systeem niet goed werkt:
• Als de remmen niet op volle sterkte kun- nen werken, bijvoorbeeld wanneer de 
onderdelen van het remsysteem extreem 
koud, extreem heet of nat zijn
• Als de auto niet goed wordt onderhouden  (extreem versleten remdelen of banden, 
onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind  of een andere gladde ondergrond
• Bij diepe spoorvorming in het wegdek
• Als op een helling wordt gereden
• Bij het rijden over wegen met hellingen  links of rechts
■Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als de VSC wordt uitgeschakeld 
(→ Blz. 323), worden ook de Pre-Crash 
Brake Assist-functie en de Pre-Crash 
Brake-functie uitgeschakeld.
●Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en “VSC Turned OFF Pre-Collision 
Brake System Unavailable” (VSC uitge-
schakeld, Pre-Crash Brake-systeem niet 
beschikbaar) wordt weergegeven op het 
multi-informatiedisplay.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book  Page 228  Thursday, July 15, 2021  1:59 PM