134
Handleiding_Europa_M62060_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen
dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd,
moet u de portieren ontgrendelen met de
afstandsbediening en een portier eenmaal
openen en sluiten als de instellingen zijn
gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden nadat
op is gedrukt geen portier wordt
geopend, worden de portieren weer vergren-
deld en wordt het alarm automatisch inge-
schakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit
wordt geactiveerd. ( →Blz. 79)
■Systeem voor crashportierontgrende-
ling
Als de auto aan een sterke schok wordt
blootgesteld, worden alle portieren ontgren-
deld. Of het systeem in werking treedt, is
afhankelijk van de kracht van de schok of het
type ongeval.
■Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te
geven dat de portieren zijn vergrendeld/ont-
grendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgren-
deld: tweemaal)
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de
ruiten bediend worden.
■Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na
het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch wordt
vergrendeld.
■Wanneer de portieren niet kunnen wor-
den vergrendeld met de vergrendelsen-
sor op het oppervlak van de portier-
greep
Wanneer de portieren niet kunnen worden
vergrendeld, zelfs als u de vergrendelsensor
op het oppervlak van de portiergreep met uw
vinger aanraakt, raak dan de vergrendelsen-
sor aan met uw handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan uit.
■Waarschuwingszoemer open portier/
achterklep
Als geprobeerd wordt de portieren te ver-
grendelen wanneer een portier niet geheel
gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden
een zoemer. Sluit het portier volledig om de
zoemer uit te schakelen en vergrendel de
portieren opnieuw.
■Het alarm inschakele n (indien aanwezig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld,
wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
(→ Blz. 79)
■Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening beïnvloeden
→ Blz. 143
Multi-informatie-
display/piepsignaalOntgrendelfunctie
(auto's met linkse besturing)
(auto's met rechtse besturing)
Exterieur: 3 keer een piepsignaal
Interieur: Eén belsig- naal
Als u de portiergreep
van het bestuurders-
portier vasthoudt,
wordt alleen het
bestuurdersportier
ontgrendeld.
Als u een portier-
greep van een
passagiersportier
vasthoudt, worden
alle portieren
ontgrendeld.
Exterieur: Twee piep-signalen
Interieur: Eén belsig- naal
Als u een portier-
greep vasthoudt,
worden alle portieren
ontgrendeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 134 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
144
Handleiding_Europa_M62060_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zich in de nabijheid
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt
terwijl u handschoenen draagt, kan de
reactie van het systeem trager zijn of wor-
den de portieren mogelijk niet ontgrendeld.
●Sommige uitvoeringen: Wanneer de ver-
grendelactie is uitgevoerd met de vergren-
delsensor, worden maximaal tweemaal
achter elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen identificatiesig-
nalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dit geval de correctieproce-
dure hieronder bij het wassen van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. ( →Blz. 142)
●Als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er
mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze
nogmaals te bedienen.
●Bij een plotselinge nadering van het detec-
tiegebied of de portiergreep kan het voor-
komen dat de portieren niet ontgrendeld
worden. Laat in dat geval de portiergreep
los en controleer of de portieren worden
ontgrendeld voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
●Als er zich een andere elektronische sleutel
binnen het detectiegebied bevindt, is de
reactietijd voor het ontgrendelen van de
portieren nadat een portiergreep is vastge-
pakt, mogelijk langer.
■Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen
een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop
kan vooraf worden uitgeschakeld.
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektronische sleutel helpt
te voorkomen dat de sleutelbatterij leeg-
raakt. ( →Blz. 142)
■Voor een juiste bediening van het
systeem
●Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel
bij u hebt als u het systeem bedient. Houd
de elektronische sleutel niet te dicht bij de
auto als u het systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functio-
neert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of
de functie die voorkomt dat de portieren per
ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht
niet.)
●Laat de elektronische sleutel niet in de
bagageruimte achter.
De beveiligingsfunctie tegen het insluiten
van de sleutel functioneert mogelijk niet als
de sleutel zich op bepaalde locaties
bevindt, zoals in de binnenrand van de
bagageruimte, of door de omstandighe-
den waarin de sleutel zich bevindt (zoals in
een tas van metaal(folie) of dicht bij een
metalen voorwerp) of in de buurt van sto-
rende radiogolven. ( →Blz. 140)
■Als het Smart entry-systeem met start-
knop niet goed werkt
●Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren en de achterklep: →Blz. 450
●Starten van het brandstofcelsysteem:
→Blz. 451
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 144 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
154
Handleiding_Europa_M62060_nl
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
De hoeveelheid gereflecteerd licht
wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de kop-
lampen van achteropkomend verkeer.
Schakel de automatische antiverblin-
dingsstand in/uit
Wanneer de automatische antiverblindings-
stand is ingeschakeld, brandt het controle-
lampje .
De functie wordt ingeschakeld telkens wan-
neer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te schake-
len. (Het controlelampje gaat ook uit.)
■Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze ook
niet, omdat hierdoor de werking van de sen-
soren in negatieve zin beïnvloed kan worden.
*: Indien aanwezig
AntiverblindingsstandDigitale binnenspiegel*
De digitale binnenspiegel is een
systeem dat gebruikmaakt van een
camera op de achterzijde van de
auto. Het beeld van die camera
wordt weergegeven op het display
van de digitale binnenspiegel.
De digitale binnenspiegel kan met
behulp van de hendel worden
gewijzigd tussen de modus voor
de optische spiegel en de modus
voor de digitale spiegel.
Dankzij de digitale binnenspiegel
kan de bestuurder het beeld achter
de auto zien, ondanks obstakels,
zoals hoofdsteunen of bagage. Ook
worden de achterstoelen niet weer-
gegeven en wordt de privacy van
de passagiers verbeterd.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan ernsti g letsel tot gevolg
hebben.
■Voordat u de digitale binnenspiegel
gebruikt
●Stel de spiegel af voordat u gaat rijden.
( → Blz. 157)
• Wijzig de modus naar de modus voor de optische spiegel en stel de positie van
de digitale binnenspiegel zo af dat het
gebied achter uw auto goed te zien is.
• Wijzig de modus naar de modus voor de digitale spiegel en wijzig de display-
instellingen.
●Het bereik van het beeld dat wordt weer-
gegeven door de digitale binnenspiegel
verschilt van dat van de optische spiegel.
Controleer daarom dit verschil vóór het
rijden.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 154 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
158
Handleiding_Europa_M62060_nl
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
■In-/uitschakelen van de automati-
sche antiverblindingsstand
(modus optische spiegel)
De automatische antiverblindingsstand in
de modus optische spiegel kan worden
in-/uitgeschakeld. De instelling kan wor-
den gewijzigd in zowel de modus digitale
spiegel als de modus optische spiegel.
Bij gebruik van de modus digitale
spiegel
→Blz. 157
Bij gebruik van de modus optische
spiegel
1 Druk op de menutoets.
De iconen worden weergegeven.
2Druk op of om de
automatische antiverblindingsstand
in te schakelen (ON)/uit te schake-
len (OFF).
De iconen verdwijnen als gedurende ten min-
ste 5 seconden geen toets wordt bediend.
■Instellen van het display (modus digitale
spiegel)
●Als het weergegeven beeld is ingesteld,
lijkt het mogelijk verv ormd. Dit duidt niet op
een storing.
●Als de helderheid van de digitale binnen-
spiegel te hoog is ingesteld, kunnen uw
ogen vermoeid raken. Stel de digitale bin-
nenspiegel in op een geschikte helderheid.
Als uw ogen vermoeid raken, schakel dan
over naar de modus optische spiegel.
●De helderheid van de digitale binnenspie-
gel wordt automatisch aangepast overeen-
komstig de helderheid van het gebied voor
uw auto.
■Voorkomen van storingen in de licht-
sensoren
Raak de lichtsensoren niet aan en bedek ze
niet, om te voorkomen dat er storingen in
ontstaan.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan ernsti g letsel tot gevolg
hebben.
■Tijdens het rijden
●Verstel de digitale binnenspiegel niet tij-
dens het rijden en pas ook de display-
instellingen niet aan.
Breng de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoetsen van de digitale bin-
nenspiegel.
Als u dat niet doet, kunt u een stuurfout
maken, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
●Let altijd op de omgeving van de auto.
Het formaat van de voertuigen en andere
objecten lijkt mogelijk anders in de modus
digitale spiegel en de modus optische
spiegel.
Let bij het achteruitrijden rechtstreeks op
de veiligheid van het gebied rondom de
auto, met name achter de auto.
Bovendien lijkt de omgeving mogelijk sche-
merig wanneer een voertuig in het donker,
zoals 's nachts, van achteren nadert.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 158 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
5
169
Handleiding_Europa_M62060_nl
5
Rijden
Rijden
5-1. Voordat u gaat rijdenRijden met de auto ................ 170
Lading en bagage .................. 176
Rijden met een aanhangwagen................... 177
5-2. Rijprocedures Startknop ............................... 178
Schakelstand ......................... 183
Richtingaanwijzerschakelaar ..188
Parkeerrem ............................ 189
Brake Hold ............................. 192
ASC (Active Sound Control) .. 194
Uitstoot van water (toets H
2O) .......................... 195
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Lichtschakelaar...................... 196
AHS (Adaptive High Beam-systeem) ................... 198
AHB (Automatic High Beam) ......................... 202
Mistachterlicht........................ 205
Ruitenwissers en -sproeiers ...206
5-4. Tanken Openen van de tankdopklep.. 2105-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Toyota Safety Sense .............. 213
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . ..................218
LTA (Lane Tracing Assist)....... 229
RSA (Road Sign Assist) ......... 239
Dynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik .................... 244
BSM (Blind Spot Monitor)....... 257
Toyota Parking Assist-sensor ....................... 262
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert).......................... 271
RCD (Rear Camera Detection) ............................ 277
PKSB (Parking Support Brake)..................... 280
Parking Support Brake-functie (voor stilstaande objecten)... 285
Parking Support Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) ............... 287
Parking Support Brake-functie (voor voetgangers die
achterlangs lopen) ............... 289
Toyota Teammate Advanced Park .................... 291
Rijmodusselectieschakelaar... 319
SNOW-modus ........................ 320
Ondersteunende systemen .... 321
5-6. Rijtips Rijden in de winter.................. 328
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 169 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
196
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
5-3.Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Bedien de schakelaar om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1 De parkeerlichten voor, achter-
lichten, kentekenplaat- en dash-
boardverlichting gaan branden.
2 De koplampen en alle hierbo-
ven genoemde lichten gaan branden.
3 De koplampen, dagrijverlich-
ting ( →Blz. 196) en alle verlichting
die hierboven genoemd is, worden
automatisch in- en uitgeschakeld.
■De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
■Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt de
dagrijverlichting autom atisch ingeschakeld
als het brandstofcelsysteem wordt gestart en
de parkeerrem wordt gedeactiveerd met de
lichtschakelaar in de stand . (Brandt hel-
derder dan de parkeerlichten voor.) Dagrij-
verlichting is niet ontworpen voor gebruik in
het donker.
■Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in negatieve
zin beïnvloed worden als er iets over de sen-
sor heen geplaatst wordt of als er iets op de
ruit wordt aangebracht waardoor de sensor
wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht signa-
leren, waardoor het automatische koplamp-
systeem mogelijk onjuist functioneert.
■Automatisch uitschakelsysteem ver-
lichting
●Wanneer de lichtschakelaar in stand
of staat: De koplampen worden auto-
matisch uitgeschakeld als het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.
●Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: De koplampen en alle verlichting
worden automatisch ui tgeschakeld als het
contact in stand ACC of UIT wordt gezet.
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig
of automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 196 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
206
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Door de hendel te bedienen
werken de ruitenwissers en -sproeiers
als volgt: Als wordt geselecteerd,
beginnen de ruitenwissers automatisch
te wissen als de sensor signaleert dat
het regent. De wissnelheid wordt auto-
matisch afgestemd op de hoeveelheid
neerslag en de rijsnelheid.1
Uit
2 Stand AUTO
De ruitenwissers beginnen automatisch te
wissen als de sensor signaleert dat het
regent. De wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid neerslag en
de rijsnelheid.
3 Lage snelheid
4 Hoge snelheid
5 Enkele slag
Als is geselecteerd, kan de gevoe-
ligheid van de sensor als volgt worden
afgesteld door aan de schakelaarring te
draaien:
6 Verhoogt de gevoeligheid
7 Verlaagt de gevoeligheid
Ruitenwissers
en -sproeiers
Door de hendel te bedienen kan
worden geschakeld tussen auto-
matische werking en handbedie-
ning, of kan de sproeier worden
gebruikt.
OPMERKING
■Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voor-
ruit droog is omdat hierdoor de voorruit
beschadigd kan worden.
Bedienen van de
ruitenwisserhendel
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 206 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
207
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
8 Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de rui-
tenwissers en -sproeiers in werking.
(Na enkele slagen volgt een pauze en
maken de wissers nog een slag om de laat-
ste druppels te verwijderen. Als de auto rijdt,
wordt de wisslag om de laatste druppels te
verwijderen niet gemaakt.)
9*Werking camerasproeier
achter
Door op de hendel te drukken treedt de
camerasproeier achter in werking en worden
de camera achter en de camera voor de
digitale binnenspiegel gereinigd.
*: Auto's met digitale binnenspiegel
■De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Effecten van de rijsnelheid op de ruiten-
wisserwerking
De rijsnelheid is v an invloed op de laatste
vertraagde slag van de wissers om ook de
laatste druppels te verwijderen, ook al staan
de ruitenwissers niet in de stand AUTO.
In de stand voor de lage snelheid schakelt de
ruitenwisser alleen over van lage snelheid
naar interval als de auto stilstaat.
(Maar als de gevoeligheid van de sensor
wordt aangepast tot het hoogste niveau, kan
de stand niet worden veranderd.)
■Regensensor
●De regensensor registreert de hoeveelheid
neerslag.
De auto is voorzien van een optische sen-
sor. Deze werkt mogelijk niet goed als zon-
licht van de opkomende of ondergaande
zon af en toe op de voorruit valt of als er
insecten o.i.d. op de voorruit zitten.
●Als de ruitenwisser in de AUTO-modus
wordt gezet terwijl het contact AAN staat,
maken de ruitenwissers één wisslag om
aan te geven dat de AUTO-modus is inge-
schakeld.
●Als de temperatuur van de regensensor
85°C of hoger is, of -15°C of lager, werkt
de automatische functie mogelijk niet. Zet
de ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere modus dan AUTO.
■Als er geen vloeistof uit de ruitensproei-
ers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het
reservoir aanwezig is en controleer als dat
het geval is of de sproeierkoppen niet ver-
stopt zijn.
■Functie aan het openen van het voor-
portier gekoppeld onderbreken van de
ruitenwissers voor
Als, terwijl de auto stilstaat en de selectie-
hendel in stand P staat, een voorportier wordt
geopend wanneer is geselecteerd en de
ruitenwissers voor werken, wordt de werking
van de ruitenwissers voor onderbroken om te
voorkomen dat iemand in de buurt van de
auto natgespetterd wordt. Als het voorportier
wordt gesloten, wordt de werking van de rui-
tenwissers hervat.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 207 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM