Page 49 of 244

47
Ergonomie en comfort
3Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
►
Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Handbediende
airconditioning
De handbediende airconditioning werkt bij
draaiende motor.
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem weer te
geven.
Regeling temperatuur
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde
te verlagen of te verhogen.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 2 om de
aanjagersnelheid te verhogen of te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator)
wordt geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de
ingestelde aanjagersnelheid.
Door de luchtopbrengst tot het minimum te
verlagen, stopt u de ventilatie.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Page 50 of 244

48
Ergonomie en comfort
Regeling luchtverdeling
Met deze toetsen regelt u de verdeling van de
luchtstroom naar het interieur.
Voorruit.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan met meerdere toetsen
worden aangepast: als het verklikkerlampje
brandt, stroomt er lucht in de aangegeven
richting; als het verklikkerlampje uit is, stroomt er
geen lucht in de aangegeven richting.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
–
in de winter
, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Als het lampje brandt, is de functie ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
Om sneller koele lucht te verkrijgen kunt
u gedurende enige tijd de luchtrecirculatie
inschakelen. Schakel daarna de toevoer van
buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van
de ruiten).
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
De airconditioning werkt als de motor draait,
maar de ventilatie en bedieningsfuncties werken
alleen bij aangezet contact.
Het inschakelen van de airconditioning, de
temperatuur van de ventilatieopeningen, en
de luchtstroom en -verdeling in het interieur
worden automatisch geregeld op basis van de
temperatuur in het interieur en de ingestelde
temperatuur.
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het
airconditioningssysteem weer te geven.
1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Airconditioning aan/uit.
5. Automatisch comfortprogramma.
6. Toegang tot de tweede pagina.
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk instellen.
►
Druk op een van de toetsen 1
om de
luchtopbrengst te verhogen of te verlagen.
De weergegeven waarde heeft betrekking
op een comfortniveau en niet op een exacte
temperatuur.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Page 51 of 244

49
Ergonomie en comfort
3Automatisch comfortprogramma
► Druk op de toets 5 om het automatische
programma van de airconditioning in of uit te
schakelen.
Als het lampje van de toets brandt, werkt het
airconditioningssysteem automatisch: afhankelijk
van het geselecteerde comfortniveau zorgt
het systeem voor een optimale temperatuur,
luchtopbrengst en luchtverdeling in het interieur.
De intensiteit van het automatische
comfortprogramma kan worden ingesteld
door op de secundaire pagina van het menu
"Airconditioning ” een van de drie instellingen te
selecteren.
Druk om de door het groene lampje aangegeven
ingestelde intensiteit te wijzigen op de toets van
de gewenste intensiteit:
"Langzaam": voor een aangenaam
comfort en een zo laag mogelijk
geluidsniveau, aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
"Normaal": voor het beste compromis
tussen thermisch comfort en een laag
geluidsniveau (standaardinstelling).
"Snel": voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
De intensiteit is uitsluitend gekoppeld aan
de stand AUTO. Als de stand AUTO echter
wordt uitgeschakeld, blijft het lampje van de
geselecteerde instelling branden.
Als de intensiteit wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
Om bij koud weer en koude motor de
toevoer van koude lucht in het interieur
te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk vergroot tot de gewenste
comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin de
ingestelde waarde te wijzigen om zodoende
het gewenste comfortniveau sneller te
bereiken. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies door het systeem geregeld
blijven:
–
luchtopbrengstregeling,
– luchtverdeling.
Zodra u een instelling wijzigt, gaat het lampje
van de toets "
AUTO" uit.
► Druk nogmaals op de toets AUT O om
het automatische programma "comfort"
weer in te schakelen.
Luchtopbrengstregeling
► Druk op een van de toetsen 2 om de
aanjagersnelheid te verhogen of te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt afhankelijk van de ingestelde
aanjagersnelheid geleidelijk opgevuld.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke
stand te zetten wordt de aanjager volledig
uitgeschakeld.
Naast de ventilator wordt " OFF" weergegeven.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
U kunt de luchtverdeling in het interieur regelen
met behulp van deze drie toetsen.
Voorruit.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
Page 52 of 244

50
Ergonomie en comfort
Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Achterruitverwarming
Aan / Uit
► Druk op deze toets om de achterruit en de
buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen/ontdooien. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit.
De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld
om overmatig stroomverbruik te voorkomen.
► U kunt de verwarming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op deze toets te
drukken. Het indicatielampje in de knop gaat uit.
Schakel, zodra de omstandigheden het
toelaten, de achterruit- en
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige luchtverdeling in het
interieur kunnen de drie knoppen gelijktijdig
worden ingedrukt.
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie
toetsen gedoofd.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
–
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Als het lampje onder de toets brandt, is de
airconditioning ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de aanjager is
uitgeschakeld.
Ventilatiefunctie bij
ingeschakeld contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
Op de secundaire pagina van het menu
"Airconditioning ":
► Druk op deze toets om de functie
"Mono" in of uit te schakelen.
–
Het lampje van de toets brandt als de functie
is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan passagierszijde
bedient.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat
de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat
en de ruiten beslaan!
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de airconditioning, de luchtstroom en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
►
Druk nogmaals op deze toets of op AUT
O
om deze functie uit te schakelen.
Page 53 of 244

51
Ergonomie en comfort
3Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Achterruitverwarming
Aan / Uit
► Druk op deze toets om de achterruit en de
buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen/ontdooien. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit.
De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld
om overmatig stroomverbruik te voorkomen.
►
U kunt de verwarming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op deze toets te
drukken. Het indicatielampje in de knop gaat uit.
Schakel, zodra de omstandigheden het
toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging
van het brandstofverbruik.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Panoramadak
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
verbetert het thermische comfort en dempt
geluiden.
Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
Openen
► Druk op het achterste gedeelte van de
schakelaar , tot aan het zware punt.
De beweging van het zonnescherm stopt zodra u
de schakelaar loslaat.
Sluiten
► Druk op het voorste gedeelte van de
schakelaar , tot aan het zware punt.
De beweging van het zonnescherm stopt zodra u
de schakelaar loslaat.
U kunt ook tot voorbij het zware punt op
de schakelaar drukken of aan de
schakelaar trekken: het zonnescherm gaat
dan volledig open of dicht nadat u de
schakelaar hebt losgelaten.
Als u de schakelaar nogmaals bedient, stopt
de beweging van het zonnescherm.
Antiklemvoorziening
Als het zonnescherm tijdens de
beweging tegen een obstakel stuit, moet u de
bewegingsrichting van het scherm omdraaien.
Gebruik hiervoor de schakelaar.
Page 54 of 244

52
Ergonomie en comfort
Verlichting beenruimte
Inschakelen
De werking is gelijk aan die van de plafonniers.
De lampen gaan branden zodra één van de
portieren wordt geopend.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Zet altijd het contact af als u de auto, zelfs al
is het maar voor een korte tijd, verlaat.
Als de bestuurder het zonnescherm
bedient, moet hij er zeker van zijn dat niets
de beweging van het zonnescherm kan
hinderen.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van het zonnescherm.
Let op kinderen in de auto wanneer u het
zonnescherm bedient.
Plafonnier
1.Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
3.Plafonnier achter
4. Kaartleeslampjes achter
Plafonniers voor en achter
In deze stand gaat de plafonnier
geleidelijk branden:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er op de vergrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat geleidelijk uit:
–
als de auto wordt vergrendeld.
–
als het contact wordt aangezet.
–
30 seconden na het sluiten van het laatste
portier
.
Permanent uit.
Permanent aan.
Afhankelijk van de uitvoering wordt de plafonnier ook in-/uitgeschakeld wanneer
er op deze toets wordt gedrukt.
Kaartleeslampjes vóór
- achter
► Bedien bij aangezet contact de
desbetreffende schakelaar .
Let op dat u met niets tegen de
plafonniers stoot.
Als de interieurverlichting permanent is ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
–
bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
–
in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
–
bij draaiende motor: onbeperkt.
Page 55 of 244
53
Ergonomie en comfort
3Verlichting beenruimte
Inschakelen
De werking is gelijk aan die van de plafonniers.
De lampen gaan branden zodra één van de
portieren wordt geopend.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Als het buiten donker is, gaat de sfeerverlichting
automatisch branden/wordt deze uitgeschakeld
als de parkeerlichten worden in-/uitgeschakeld.
Page 56 of 244

54
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Lichten uit (contact uit)/
Dagrijverlichting (draaiende motor)
Automatische verlichting/dagrijverlichting
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of groot licht
Overschakelen van dim-
naar groot licht en terug
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar groot licht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal met het groot licht geven door
de hendel naar u toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Mistlampen vóór
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistlampen vóór en de mistachterlichten
niet toegestaan. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij
mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u de
mistlampen en het dimlicht handmatig in te
schakelen, omdat de lichtsensor voldoende
licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als het dimlicht
of groot licht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren/naar achteren om
deze in of uit te schakelen.
W
anneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), dan wordt de
mistlamp uitgeschakeld.
Mistlampen voor en achter
Deze verlichting werkt als het
parkeerlicht, dimlicht of groot licht is
ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:
• een keer om de mistlampen vóór in te
schakelen,
•
twee keer om de mistachterlichten in te
schakelen.
►
Draai de ring naar achteren:
•
een keer om de mistachterlichten uit te
schakelen,
•
twee keer om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met stand AUTO) of
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistverlichting en de parkeerlichten
branden.
► Draai de ring naar achteren om de
mistlampen uit te schakelen; de parkeerlichten
worden dan ook uitgeschakeld.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van
de “Full led”-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde van
de koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken
van de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Halogeenlampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
LED-verlichting
De voorste LED-koplampen van uw auto zijn
zo ontworpen dat de afstelling niet gewijzigd