Page 89 of 244

87
Rijden
6Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om
een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u met de auto een aanhanger sleept
terwijl u een helling op rijdt, dan stijgt de
temperatuur van de koelvloeistof. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe
met het motortoerental.
►
V
erlaag de snelheid en het motortoerental
zodat er minder warmte wordt gegenereerd.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer
last heeft van de wind.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact
wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de
motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.De auto kan dan niet
gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten
de auto.
Page 90 of 244

88
Rijden
Starten/afzetten van
de motor, sleutel met
afstandsbediening
Plaats de versnellingshendel in de neutraalstand.
Contactslot
1.Stand Stop.
2.Stand Contact aan.
3.Stand Starten.
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
►
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
►
Auto's met een automatische transmissie:
zet de selectiehendel in stand P
of N en trap het
rempedaal volledig in.
► Steek de sleutel in het contactslot.
– Het systeem herkent de code van de
startblokkering.
►
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als de
wielen tegen een trottoirband zijn
gedraaid) moet er veel kracht worden gezet
bij het draaien van het stuurwiel.
►
Bij een auto met benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in stand 3
te houden
totdat de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor
start.
►
Bij een auto met dieselmotor draait u de
sleutel in stand 2
, contact inschakelen, om de
motor te laten voorgloeien.
► Wacht totdat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel uit gaat en
draai dan de sleutel in stand 3 zonder het
gaspedaal in te drukken om de startmotor in te
schakelen totdat de motor start. Laat de sleutel
los zodra de motor start.
Onder winterse omstandigheden blijft het
waarschuwingslampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk start, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden voordat u opnieuw
probeert te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet start, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en
de motor kunnen dan beschadigd raken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd meteen weg zonder
de motor veel toeren te laten maken.
Laat de motor nooit stationair draaien in
een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager dan -23
°C) gedurende 4 minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
mechanische onderdelen van uw auto, de
motor en de transmissie.
Afzetten met de sleutel
► Breng de auto tot stilstand.
► Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop)
.
►
V
erwijder de sleutel uit het contactslot.
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
– Bij een handbediende parkeerrem moet de
hendel zijn aangetrokken.
– Bij een elektrische parkeerrem moet
het lampje van de hendel branden.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen.
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
Page 91 of 244

89
Rijden
6► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
–
Bij een handbediende parkeerrem moet de
hendel zijn aangetrokken.
– Bij een elektrische parkeerrem moet
het lampje van de hendel branden.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen.
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten - afzetten van de
motor "Keyless entry and
start"
Starten
► Zorg ervoor dat de elektronische sleutel
zich in het interieur van de auto, binnen de
detectiezone, bevindt.
►
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
► Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, druk dan in stand P
of
N het rempedaal volledig in.
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP".
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt gestart.
Bij bepaalde uitvoeringen met automatische
transmissie kan het stuurslot niet worden
vergrendeld.
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met een
dieselmotor de motor pas na het doven van
het controlelampje "Voorgloeien" gestart.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingedrukt houden totdat het
waarschuwingslampje uit gaat. Druk niet nog
een keer op de toets "START/STOP" als de
motor nog niet draait.
Het is essentieel dat de Keyless entry
and start elektronische sleutel zich
binnen de detectiezone bevindt. Verlaat om
veiligheidsredenen deze zone niet terwijl de
motor nog draait.
Als de elektronische sleutel niet binnen de
zone wordt gedetecteerd, wordt een melding
weergegeven. Om de motor te kunnen starten
moet u ervoor zorgen dat de elektronische
sleutel zich binnen de zone bevindt.
Page 92 of 244

90
Rijden
Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter
herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuurwiel heen en
weer worden bewogen terwijl de knop
“START/STOP" wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via
een melding op de hoogte gebracht.
Bij benzinemotoren kan, na een koude
start, het voorverwarmen van de
katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare
motortrillingen veroorzaken wanneer de motor
stationair draait (bij verhoogd stationair
toerental).
Uitschakelen
► Breng de auto tot stilstand.
► Druk terwijl de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt op de knop " ST
ART/STOP".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Contact aanzetten (zonder
te starten)
Het contact kan worden aangezet met de
elektronische sleutel van het Keyless entry
en start-systeem dat zich in de auto bevindt,
zonder pedalen in te trappen , door op de knop
"START/STOP" te drukken.
U kunt dan ook de verschillende accessoires
activeren (audiosysteem, verlichting, enz.).
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP":
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden zonder dat de
motor wordt gestart.
►
Druk nogmaals op de knop om het contact af
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem na een bepaalde tijd
automatisch over op de eco-mode om de
laadtoestand van de accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als u
op de knop "START/STOP" drukt:
►
Plaats de elektronische sleutel in de lezer
.
►
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
►
Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan de
selectiehendel in de stand P en houd vervolgens
het rempedaal volledig ingetrapt.
► Druk op de toets "START/STOP".
– De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " START/STOP" ongeveer
vijf seconden ingedrukt.
Neem bij een storing in de elektronische sleutel
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP” ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie (EAT6 / EAT8) kan het stuurslot niet
worden vergrendeld.
Page 93 of 244

91
Rijden
6selectiehendel in de stand P en houd vervolgens
het rempedaal volledig ingetrapt.
►
Druk op de toets "ST
ART/STOP".
–
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
►
Houd om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " ST
ART/STOP" ongeveer
vijf seconden ingedrukt.
Neem bij een storing in de elektronische sleutel
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP” ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie (EAT6 / EAT8) kan het stuurslot niet
worden vergrendeld.
Sleutel vergeten
Als de elektronische sleutel niet uit de
lezer is gehaald, wordt u bij het openen van
het bestuurdersportier door een melding
gewaarschuwd.
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
► Trap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
► Trap het rempedaal in, trek de hefboom
van de parkeerrem iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel
omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog
(iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen naar het trottoir,
trek de parkeerrem aan, schakel een
versnelling in en zet het contact af.
Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem zorgt ervoor dat de parkeerrem
automatisch wordt aangetrokken bij het afzetten
van de motor en automatisch wordt vrijgezet bij
het wegrijden.
Verklikkerlampje
Dit verklikkerlampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de parkeerrem is
aangetrokken.
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat dit
verklikkerlampje uit om dit te bevestigen.
Page 94 of 244

92
Rijden
De bestuurder kan op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de
hendel.
–
Door kort aan de hendel te trekken om de
parkeerrem aan te trekken.
–
Door de hendel kort in te drukken
terwijl het
rempedaal ingetrapt wordt gehouden om de
parkeerrem vrij te zetten.
Het verklikkerlampje op de hendel gaat
knipperen als u de hendel bedient om de
parkeerrem aan te trekken of vrij te zetten.
In het geval van een lege accu werkt de
bediening van de elektrische parkeerrem
niet.
Om veiligheidsredenen, als de parkeerrem
niet aangetrokken is:
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak een
versnelling in om de auto op zijn plaats te
houden.
Zet een auto met een EAT6 automatische
transmissie de selectiehendel in de stand P
om de auto op zijn plaats te houden.
Plaats bij een auto met een EAT8
automatische transmissie wielblokken voor en
achter een van de wielen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Als een aanhanger achter uw auto is gekoppeld, op een steile helling wordt
geparkeerd of uw auto zwaar is beladen,
dient u bij het parkeren de voorwielen naar
het trottoir te sturen en een versnelling in te
schakelen.
Als een aanhanger achter uw auto is
gekoppeld, moet bij het parkeren het
hellingspercentage lager zijn dan 12%.
Vanwege de voor de elektrische
parkeerrem gebruikte technologie is de
montage van 15 inch-velgen niet mogelijk.
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor is gestart en het
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden .
Auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: trap het koppelingspedaal
volledig in, schakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in, geef gas en laat de
koppeling opkomen.
Auto met een automatische transmissie:
selecteer de stand D, M of R en geef gas.
Als de parkeerrem volledig is
vrijgezet, wordt dit bevestigd door
het doven van het verklikkerlampje remsysteem
en het verklikkerlampje P op de hendel in
combinatie met de weergave van een melding.
Trap bij stilstaande auto niet onnodig het gaspedaal in, omdat hierbij de
parkeerrem kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als het contact
wordt uitgezet.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd
door het verklikkerlampje remsysteem en het
verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
Als de motor is afgeslagen of is afgezet door de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem, wordt de parkeerrem niet
automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is geactiveerd, kunt u op elk moment zelf
de parkeerrem aantrekken of vrijzetten met
de hendel.
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende motor de
parkeerrem vrij te zetten:
►
trap het rempedaal in,
►
druk de hendel kort in.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet,
wordt dit bevestigd door het doven van
het verklikkerlampje remsysteem en het
verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met een melding en een permanent
geluidssignaal tot de portieren zijn gesloten.
Als u de hendel indrukt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto: trek kort aan de hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het knipperen van het
controlelampje van de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd
door het controlelampje voor het remsysteem en
het controlelampje P in de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
De ruimte vóór de hendel van de
elektrische parkeerrem is niet bedoeld
als opbergruimte.
Page 95 of 244

93
Rijden
6verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met een melding en een permanent
geluidssignaal tot de portieren zijn gesloten.
Als u de hendel indrukt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto: trek kort aan de hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het knipperen van het
controlelampje van de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd
door het controlelampje voor het remsysteem en
het controlelampje P in de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
De ruimte vóór de hendel van de
elektrische parkeerrem is niet bedoeld
als opbergruimte.
Aanbevelingen
Controleer voordat u de auto verlaat of
de parkeerrem is aangetrokken: de
lampjes van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en op de hendel moeten
allebei permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
een geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Stilzetten van de auto, bij
draaiende motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende motor
kort aan de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd door het verklikkerlampje
remsysteem en het verklikkerlampje P op de
hendel in combinatie met de weergave van een
melding.
Parkeren van de auto met
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(kans op vastvriezen), bij het slepen en
in een wasstraat is het raadzaam de
parkeerrem niet te gebruiken.
Schakel een versnelling in, zet de
selectiehendel in de stand P (Parkeren) of
plaats een wielblok bij een van de wielen om
te voorkomen dat de auto wegrolt.
►
Zet de motor af.
Het branden van het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en op de hendel geeft aan
dat de parkeerrem is aangetrokken.
►
Zet het contact weer aan, zonder de motor
te starten.
►
Zet de parkeerrem handmatig vrij door op
de hendel te drukken terwijl u het rempedaal
ingetrapt houdt.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt dit bevestigd door het doven van
het verklikkerlampje remsysteem en het
verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
►
Zet het contact af.
Bij een auto met de EAT8 automatische
transmissie wordt de stand P
automatisch ingeschakeld als het contact
wordt afgezet.
De wielen zijn dan geblokkeerd.
Page 96 of 244

94
Rijden
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de EAT8 automatische
transmissie , in het bijzonder met betrekking
tot het in de vrijloop zetten van de auto.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen (in het geval van
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de
automatische werking van het systeem uit te
schakelen.
►
Start de motor
.
►
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel los.
►
Trap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
►
Houd de hendel gedurende 2 seconden in de
stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het branden
van dit lampje op het instrumentenpaneel.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
V
anaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het lampje
op het instrumentenpaneel.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Wanneer het rempedaal niet werkt of in
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt, bij rijles geven (indien
wettelijk toegestaan), enz.), kan de auto worden
gestopt door aan de bedieningshendel te trekken
en deze vast te houden. De auto wordt afgeremd
zolang aan de parkeerremhendel wordt
getrokken. Het afremmen wordt onderbroken als
de parkeerremhendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en DSC zorgen ervoor dat
de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie
actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt het bericht
"Parkeerrem defect".
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC,
aangegeven door het branden van een van
de twee lampjes op het instrumentenpaneel,
kan de stabiliteit van de auto niet meer worden
gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor
zorgen dat de auto stabiel blijft door afwisselend
aan de hendel te trekken en deze weer los te
laten tot de auto stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar
het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
–
de auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
–
als aan bepaalde hellingcondities wordt
voldaan,
–
het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start
Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Trek de parkeerrem handmatig aan als u de
auto moet verlaten terwijl de motor draait.
Controleer vervolgens of het lampje van
de parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent brandt (niet knippert).