Page 177 of 244

175
In geval van pech
8Mistachterlichten (achterklep)
► Open de achterklep en verwijder vervolgens
de grote plastic afdekking.
► Maak de 2 toegangsdeksels los (links en
rechts).
►
Draai de bouten in elke opening los.
►
Maak de bekleding van de bagageruimte los
om bij de stekker van de lamp te kunnen komen.
►
Haal de stekker van de lampeenheid los. ►
V
erwijder de bevestigingsmoer van de
lampeenheid.
►
V
erwijder de lampeenheid voorzichtig via de
buitenzijde.
►
Draai de lamphouder een kwart slag los en
vervang de gloeilamp.
Achterlichten (SW)
1. Parkeerlichten (ledverlichting).
2. Richtingaanwijzers (PY-21W oranje).
3. Remlichten (ledverlichting).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistlampen (P21W).
Richtingaanwijzers (op de schermen)
► Open het kofferdeksel/de achterklep en
verwijder vervolgens het afdekplaatje.
►
V
erwijder de 2 bevestigingsmoeren van de
lampeenheid (pijptang aanbevolen).
►
Maak de bevestigingsclip los en verwijder
gelijktijdig de lamp voorzichtig via de buitenzijde.
Page 178 of 244

176
In geval van pech
► Haal de stekker van de lampeenheid los.
► V erwijder het afdichtschuim.
►
Maak de lamphouder los door op de 2
borglippen te drukken.
►
V
ervang de gloeilamp.
Achteruitrijlichten, mistlamp (achterklep)
► Open het kofferdeksel/de achterklep en
verwijder vervolgens het afdekplaatje.
►
V
erwijder de bevestigingsmoer van de
lampeenheid.
► Verwijder de lampeenheid voorzichtig via de
buitenzijde.
►
Haal de stekker van de lampeenheid los.
►
Mistlamp: maak de lamphouder los door
op de 2 borglippen te drukken en vervang de
gloeilamp vervolgens.
►
Achteruitrijlicht: draai de lamphouder een
kwart slag los en vervang de gloeilamp.
Kentekenplaatverlichting (W5W)
► Steek een kleine schroevendraaier in een
van de buitenste openingen van het lampglas.
► Duw de schroevendraaier naar buiten om het
lampglas los te maken.
► Verwijder het lampglas.
► Vervang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen is
bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van
de zekeringkast in het dashboard.
► Trek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
Page 179 of 244

177
In geval van pech
8► Steek een kleine schroevendraaier in een
van de buitenste openingen van het lampglas.
►
Duw de schroevendraaier naar buiten om het
lampglas los te maken.
►
V
erwijder het lampglas.
►
V
ervang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen is
bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van
de zekeringkast in het dashboard.
►
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
► Maak het deksel volledig los en keer het om.
► V erwijder de tang van de achterzijde van het
deksel.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering vervangt:
► Achterhaal de oorzaak van de storing en
verhelp de oorzaak.
►
Schakel alle stroomverbruikende
voorzieningen uit.
►
Zet de auto stil en schakel het contact uit.
►
Bepaal welke zekering defect is aan de hand
van de actuele zekeringtabellen en schema's.
Bij het vervangen van zekeringen is het
volgende zeer belangrijk:
►
Gebruik de speciale tang om de zekering uit
de zekeringkast te verwijderen en controleer of
het smeltdraadje van de zekering intact is.
►
V
ervang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
kleur): een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken - kans op brand!
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering opnieuw voordoet, laat dan het
elektrische systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij een
PEUGEOT-dealer of bij een gekwalificeerde
werkplaats.
Wanneer een zekering wordt vervangen
door een zekering die niet in deze
zekeringtabellen staat, kunnen er ernstige
storingen ontstaan. Neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Goed
Defect
Tang
Elektrische accessoires monteren
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehouden met
de montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
Page 180 of 244

178
In geval van pech
aanbevolen en geleverd worden, en niet
volgens haar voorschriften zijn gemonteerd.
Dit geldt met name als het totale
stroomverbruik van alle extra accessoires
meer dan 10 milliampère bedraagt.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
► Trek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
Overzicht zekeringen
ZekeringN r.Stroomsterkte (A)Functies
F9 5Inbraakalarm,
noodoproep en
pechhulpoproep.
F13 5 Achteruitrijcamera
en parkeerhulp.
F15 15 12V-accessoire-
ansluiting.
F16 15 Aansteker.
F18 20 Touchscreen,
cd-spe-
ler, audio- en
navigatiesysteem.
F19 5 Regen- en
lichtsensor.
Zekering
N r.Stroomsterkte (A)Functies
F20 5 Airbags.
F21 5 Instrumenten-
paneel.
F22/F24 30 Interne/externe
sloten, voor en
achter.
F23 5 Verlichting dash-
boardkastje,
make-upspiegel,
plafonniers voor en
achter.
F25/F27 15 Ruitensproeier-
pomp voor en
achter.
F26 15 Claxon.
F30 15 Ruitenwisser
achter.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak het deksel los.
► Vervang de zekering.
Page 181 of 244
179
In geval van pech
8
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak het deksel los.
► V ervang de zekering. ►
Sluit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting
van de zekeringkast.
Overzicht zekeringen
Zekering N r.Stroomsterkte (A)Functies
F13 5 Intelligente service-
centrale (BSI).
F16 15 Mistlampen vóór.
F18 10 Grootlicht rechts.
F19 10 Grootlicht links.
F25 40 Relais koplamp-
sproeiers (montage
achteraf).
F27 25 Intelligente service-
centrale (BSI).
F28 30 Emissieregel-
systeem dieselmo-
tor (AdBlue
®).
F29 30 Ruitenwissermotor
vóór.
Zekering
N r.Stroomsterkte (A)Functies
F30 80 Gloeibougies
(diesel), program-
meerbare extra
verwarming (mon-
tage achteraf),
koplampsproeier-
pomp.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
Page 182 of 244

180
In geval van pech
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke
stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen van de
afstandsbediening en accu's in bij een
speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit
in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand of explosie uit te
sluiten.
Was na afloop uw handen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u werkzaamheden uitvoert
Zet de auto stil, trek de parkeerrem aan,
zet de versnellingsbak in de neutraalstand en
zet vervolgens het contact af.
Controleer of alle elektrische functies van de
auto zijn uitgeschakeld.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang tot het gereedschap:
►
Open de motorkap via hendel in het interieur
en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de
buitenzijde.
►
Bevestig de motorkapsteun.
►
V
erwijder de kunststof afdekkap voor toegang
tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de
motor worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of met een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(zoals ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
Page 183 of 244

181
In geval van pech
8
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu ( A
) (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu ( B) of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op de minpool (-) van de
hulpaccu ( B
) of de startbooster (of op een
massapunt van de auto met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C
.
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze enkele minuten draaien.
► Start de auto met de lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even voordat u een nieuwe poging
doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
►
Maak de startkabels vervolgens in
omgekeerde volgorde
los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool
(+), als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende
op te laden.
Rijd de eerste 30 minuten na het starten
van de motor voorzichtig.
Het aanduwen van de auto om de motor
te starten is bij een auto met een
automatische transmissie niet toegestaan.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.
–
V
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
Page 184 of 244

182
In geval van pech
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
de lader B
uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader B
als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu
A,
•
de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen van het Stop & Start-systeem
onherstelbaar beschadigd raken.
24V
12V
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas weer als
de auto gedurende een bepaalde periode, die
afhankelijk is van de omgevingstemperatuur
en de laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te kunnen starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
►
Sluit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak).
►
Schakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit.
►
Zet het contact af en wacht 4 minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic
kapje van de pluspool (+)
op.
►
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om
de accupoolklem B te ontgrendelen.
►
Beweeg de accupoolklem B
omhoog om hem
te verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
Slepen van de auto
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan dat van de \
auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. De\
ze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde \
sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en stuurbekrachtiging niet.
Neem in de volgende gevallen contact op met een professioneel bergbedrijf:
– Uw auto staat met pech langs de autosnelweg of snelweg;
– Het is niet meer mogelijk om de versnellingsbak in de neutraalstand te z\
etten, het stuurslot te ontgrendelen of de parkeerrem uit te schakelen;
– Het is niet meer mogelijk om een auto met een automatische transmissie t\
e slepen, met draaiende motor;
– Bij takelen met slechts twee wielen op de grond;
– Bij auto's met vierwielaandrijving;
– Er is geen goedgekeurde sleepstang beschikbaar.