Page 137 of 244

135
Rijden
6
► Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje op het instrumentenpaneel
uit en wordt er een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
–
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Hulp bij het verlaten van een
parkeervak na parallel parkeren
► Als u na parallel parkeren vanuit een
parkeervak wilt wegrijden, start dan eerst de
motor
.
► Laat de auto stilstaan en selecteer
" Park Assist" in het menu Auto/
Rijverlichting en daarna het tabblad
Snelkoppelingen
van het touchscreen om de
functie te activeren.
► Druk op " Uitparkeren" op het
touchscreen.
► Bedien de richtingaanwijzer aan de zijkant
waar u het vak wilt verlaten.
►
Schakel de achteruitversnelling of een
versnelling vooruit in en laat het stuurwiel los.
► De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig. Rijd niet sneller dan 5 km/h vooruit
of achteruit en volg de aanwijzingen van de
"Parkeerhulp" totdat er wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra beide
voorwielen van de auto zich buiten het
parkeervak bevinden.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje op het instrumentenpaneel
uit en wordt er een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Hulp bij haaks inparkeren
► Wanneer u een parkeervak hebt
gevonden, selecteer " Park Assist" in het
menu Auto/Rijverlichting en daarna het tabblad
Snelkoppelingen
van het touchscreen om de
functie te activeren.
► Beperk de rijsnelheid tot maximaal 20
km/h en selecteer " Vakparkeren" op het
touchscreen.
Page 138 of 244

136
Rijden
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Tijdens het haaks inparkeren wordt het Park Assist-systeem automatisch
uitgeschakeld zodra de achterzijde van de
auto een obstakel tot minder dan 50 cm is
genaderd.
Tijdens het inparkeren of het uitrijden van een parkeervak kan de functie
Achteruitrijcamera in werking treden. Deze
functie zorgt ervoor dat u een beter overzicht
hebt van de directe omgeving van de auto
door aanvullende informatie op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Achteruitrijcamera.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeactiveerd door op
de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
– als het contact wordt afgezet,
– als de motor afslaat,
– als er binnen 5 minuten na het selecteren van
het type manoeuvre niet wordt gestart met een
manoeuvre,
– als de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
– als de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
► Bedien de richtingaanwijzer aan de zijkant
waar u wilt parkeren de meetfunctie te activeren.
Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot
1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw
auto aanhoudt.
► Rijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt.
Als er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gedetecteerd, wordt uw
auto naar het laatste parkeervak geleid.
► Rijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
► Schakel de achteruitversnelling in, laat het
stuurwiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7
km/h.
► De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
–
Rijd niet sneller dan 7
km/h, volg de instructies
op het instrumentenpaneel en let op de
waarschuwingen van de "Parkeerhulp" totdat
wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Page 139 of 244

137
Rijden
6De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Tijdens het haaks inparkeren wordt het Park Assist-systeem automatisch
uitgeschakeld zodra de achterzijde van de
auto een obstakel tot minder dan 50
cm is
genaderd.
Tijdens het inparkeren of het uitrijden van een parkeervak kan de functie
Achteruitrijcamera in werking treden. Deze
functie zorgt ervoor dat u een beter overzicht
hebt van de directe omgeving van de auto
door aanvullende informatie op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Achteruitrijcamera.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeactiveerd door op
de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
–
als het contact wordt afgezet,
–
als de motor afslaat,
–
als er binnen 5 minuten na het selecteren van
het type manoeuvre niet wordt gestart met een
manoeuvre,
–
als de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
–
als de antispinregeling (ASR) in werking
treedt, –
als de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
–
als de bestuurder het stuurwiel tegenhoudt,
–
na meer dan 4 parkeercycli,
–
als het bestuurdersportier wordt geopend,
–
als één van de voorwielen op een obstakel
stuit.
Dit pictogram wordt op het touchscreen
getoond en er verschijnt een melding op
het scherm in combinatie met een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Als het systeem tijdens een manoeuvre wordt
gedeactiveerd, moet de bestuurder het systeem
weer activeren om de meting voort te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
– bij het trekken van een aanhanger ,
–
als het bestuurdersportier wordt geopend,
–
bij een wagensnelheid van meer dan 70 km/h.
Raadpleeg een PEUGEOT
-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats wanneer u het
systeem voor langere tijd wenst uit te schakelen.
Storingen
Dit waarschuwingslampje gaat op het
instrumentenpaneel branden en er wordt
een melding weergegeven, combinatie met een
geluidssignaal.
Als de ruimte tussen uw auto en de parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Tijdens een manoeuvre houdt het Park Assist-
systeem geen rekening met onderdelen of
voorwerpen die buiten de carrosserie van de
auto uitsteken.
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet met
vuil, ijs of sneeuw zijn bedekt.
Laat het systeem bij een storing door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Page 140 of 244

Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Al ruim 20 jaar zoekt PEUGEOT TOTAL de limieten op en heeft daarbij
successen onder de zwaarste omstandigheden gehaald, met overwinningen
in de 24 uur van Le Mans en de Dakar Rally, en die van al onze Rally-klanten
over de hele wereld. Voor deze uitzonderlijke prestaties kozen de teams van
Peugeot Sport voor TOTAL QUARTZ, een hoogwaardig smeermiddel dat de
motor onder de meest extreme omstandigheden beschermt.
T QUA
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat
door de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De
innovatieve technologie van deze speciaal voor auto's van het merk Peugeot
ontwikkelde motorolie draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van
de CO
2-emissies en beschermt uw motor tegen verstoppingen.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF
Page 141 of 244

139
Praktische informatie
7Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om
de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 53 liter (of
45 liter, afhankelijk van de uitvoering).
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal. Als het
lampje gaat branden, bevat de tank nog
ongeveer 6 liter brandstof.
Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt,
wordt dit waarschuwingslampje telkens
weergegeven wanneer het contact wordt
ingeschakeld, samen met een melding en een
geluidssignaal. Onder het rijden worden deze
melding en het geluidssignaal steeds vaker
herhaald terwijl het brandstofniveau naar 0 gaat.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over een lege brandstoftank
(diesel).
Een pijltje bij het waarschuwingslampje
geeft aan aan welke zijde de
brandstofvulklep zich bevindt.
Stop & Start
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Tanken
Voor een juiste weergave van de
brandstofniveaumeter is het raadzaam minimaal
6 liter brandstof te tanken.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan
er een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn.
Page 142 of 244

140
Praktische informatie
Dit is normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
► Kies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van uw
auto).
►
Als uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de
vuldop.
►
Draai de brandstofvuldop linksom.
► Verwijder de brandstofvuldop en plaats deze
op de steun (op de brandstofvulklep).
►
Steek het pistool zo ver mogelijk in de
opening (druk daarbij tegen het metalen
terugslagventiel A
).
►
V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
►
Plaats de vuldop terug en sluit deze door de
dop rechtsom te draaien.
►
Druk de brandstofvulklep dicht (de auto moet
ontgrendeld zijn).
Uw auto is voorzien van een katalysator
, die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije
benzine worden gebruikt.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen benzine
worden getankt.
Wanneer u per ongeluk de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank eerst worden afgetapt voordat de
motor kan worden gestart.
Bij de Puretech 225 S&S EAT8-motor wordt
het gebruik van RON98 loodvrije benzine
aanbevolen voor een optimale werking van de
motor.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de
brandstoftoevoer door de brandstofafsluiter
onderbroken.
Tankbeveiliging diesel
Dit mechanisme is aangebracht bij auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken, maar
kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan blijft mogelijk,
maar dit moet met beleid gebeuren.
Houd de tuit van de jerrycan recht en
druk deze niet tegen de klep van de
tankbeveiliging, om ervoor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden
wij u aan om bij een PEUGEOT-dealer na
Page 143 of 244

141
Praktische informatie
7
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken, maar
kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan blijft mogelijk,
maar dit moet met beleid gebeuren.
Houd de tuit van de jerrycan recht en
druk deze niet tegen de klep van de
tankbeveiliging, om ervoor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden
wij u aan om bij een PEUGEOT-dealer na
te vragen of de auto geschikt is voor de
apparatuur in de landen die u bezoekt.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land
in acht met betrekking tot het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die speciaal zijn
bedoeld voor het type velg dat op uw auto is
gemonteerd.
Oorspronkelijke bandenmaat Type ketting
195/65 R15 Schakel 9 mm
205/55 R16
225/45 R17
225/40 R18 K-Summit K23
235/35 R19 Polaire Grip 70
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
►
Zet de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te voorkomen.
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Page 144 of 244

142
Praktische informatie
Sneeuwscherm
Het afneembare sneeuwscherm voorkomt
opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur
van de radiateur.
Voor het plaatsen en verwijderen van het
sneeuwscherm wordt geadviseerd
contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u begint of de motor
is uitgeschakeld en de koelventilator is
gestopt.
Aanbrengen
► Houd het sneeuwscherm tegen het bovenste
deel van het bovenste luchtrooster van de
voorbumper
.
►
Druk op het scherm om de bevestigingsclips
vast te zetten.
Plaats de beschermhoes voor de grille
voor erg koude omstandigheden niet
wanneer de auto is voorzien van een
PureTech 263 S&S BVM6-motor.
Verwijderen
► Wip met een schroevendraaier de vier
bevestigingsklemmen los.
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen:
–
als de buitentemperatuur
hoger is dan 10°C
('s zomers...),
–
bij het aankoppelen van een aanhanger
,
–
bij snelheden hoger dan 120 km/h.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende
bedrading die door PEUGEOT zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage
altijd volgens de voorschriften van de
fabrikant worden uitgevoerd.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires zoals een fietsendrager of een
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Trekhaak GTi
Uw auto is niet geschikt voor de montage
van een trekhaak.
Trekhaak met kogelgewricht
Vóór het gebruik
Verzeker u ervan dat de kogel correct
vergrendeld is. Doe dit door het volgende te
controleren:
Berline:
– het groene merkteken van de draaiknop
valt samen met het groene merkteken van de
kogel,
– de draaiknop maakt contact met de kogel
(stand A),
– het veiligheidsslot is vergrendeld en de
sleutel is verwijderd; de draaiknop kan niet
meer worden bediend,
– de kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan om dit te
controleren.
SW:
– de kogel is correct vergrendeld (stand A),
– het veiligheidsslot is vergrendeld en de
sleutel is verwijderd; de hendel kan niet meer
worden bediend,
– de kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan om dit te
controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger losraken. Kans op een ongeval!
Tijdens het gebruik
Ontgrendel het systeem nooit terwijl
er een aanhanger is aangekoppeld of er