Page 177 of 292
Page 178 of 292

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
de krik
Ter aanvulling van het handboek voor gebruik
en onderhoud waarbij dit supplement hoort,
worden hieronder enkele aanwijzingen gege-
ven over het juiste gebruik van de krik.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat de slinger bij gebruik vrij
kan draaien zonder dat u met uw hand over
de grond schuurt.
Ook de bewegende delen van de krik, de
"wormschroef" en koppelingen kunnen let-
sel veroorzaken: raak ze niet aan. Reinig
de krik grondig als er vet aan zit.
LET OP!
De krik is een hulpmiddel dat uitsluitend
is ontworpen voor het verwisselen van een
wiel, in het geval van een lekke band of
een beschadigde band van de auto waarin
deze is aangebracht of op auto's van het-
zelfde model. Ieder ander gebruik, bijv.
het opkrikken van andere automodellen of
LET OP!
andere zaken, is ten strengste verboden.
Gebruik hem nooit voor het uitvoeren van
onderhoud of reparaties onder de auto of
om zomerbanden te vervangen door win-
terbanden om omgekeerd. Begeef u nooit
onder de opgekrikte auto. Als er werk-
zaamheden onder de auto nodig zijn,
neemt u contact op met het FIAT-
servicenetwerk. Onjuiste plaatsing van de
krik kan ertoe leiden dat de auto valt: zet
de krik alleen op de aangegeven plaatsen.
Gebruik de krik niet voor lasten die groter
zijn dan die op het label. Start de motor
nooit terwijl de auto is opgekrikt. Als de
auto verder wordt opgekrikt dan nodig, kan
het geheel minder stabiel worden, met het
risico dat de auto plotseling met kracht
valt. Krik de auto daarom alleen zo ver als
nodig voor het vervangen van het (reserve-
)wiel.
Onderhoud
• Zorg ervoor dat er zich geen vuil ophoopt op
de "wormschroef".• Zorg dat de "wormschroef" altijd gesmeerd
is.
• Pas de krik nooit aan.
Gebruik de krik nooit:
• Bij temperaturen lager dan -40 °C.
• Op een zanderige of modderige onder-
grond.
• Op een ongelijke ondergrond.
• Op steile wegen.
• Onder extreme weersomstandigheden: on-
weer, tyfoons, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
176
Page 179 of 292

WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu van uw voertuig bevindt zich rechts-
achter in het motorcompartiment, achter de
stroomverdeelkast.
WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
lator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
WAARSCHUWING!
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK
(handgeschakelde versnellingsbak in
NEUTRAL) en zet de contactschakelaar in
de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Als u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo dat de accu
met de startkabels bereikbaar is, trek de
handrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
Positieve accupool
177
Page 180 of 292

WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan dit
persoonlijk letsel en schade aan eigen-
dommen tot gevolg hebben door het explo-
deren van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.
OPMERKING:
Zorg er altijd voor dat ongebruikte uiteinden
van startkabels tijdens het aansluiten elkaar
of een van de voertuigen niet raken.Aansluiten van de startkabels
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de startkabel aan op de externe pluspool
(+)van de auto met de lege accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel(-)van de
startkabel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Verbind het andere uiteinde van de mas-
sakabel(-)met een geschikt massapunt
op de motor (blootliggend metalen onder-
deel van de ontladen motor van het voer-
tuig), uit de buurt van de accu en het
brandstofinspuitsysteem.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-) van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
WAARSCHUWING!
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.
5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met de lege accu.
LET OP!
Laat de motor van het voertuig met de
hulpaccu niet boven 2000 tpm draaien.
Dit heeft namelijk geen voordelen voor het
opladen, verspilt brandstof en kan de mo-
tor van het voertuig met de hulpaccu be-
schadigen.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Loskoppelen van de startkabels
1. Koppel het min-uiteinde(-)van de start-
kabel los van het massapunt op de motor
van de auto met de lege accu.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
178
Page 181 of 292

2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel het andere uiteinde van de plus-
kabel(+)van de startkabel los van de
externe pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
5. Plaats de beschermkap weer op de ex-
terne pluspool(+)van de auto met de lege
accu.
Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
startkabels moet worden gestart, dient u de
accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten testen.LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in
NEUTRAAL wanneer u stilstaat, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Als de meternaald in de zone HOT
("H") staat, zet dan de auto veilig stil langs
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald in de zone HOT
("H") blijft staan en u voortdurend gongsig-
nalen hoort, zet de motor dan direct af en
waarschuw de wegenwacht.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
179
Page 182 of 292

• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de
vuldop van het koelsysteem als de radi-
ateur of het koelvloeistofreservoir heet is.
SCHAKELHENDEL
ONTGRENDELEN
Als zich een storing voordoet en de schakel-
hendel niet uit de stand PARK kan worden
bewogen, dan kunt u de volgende procedure
uitvoeren om de schakelhendel tijdelijk te
kunnen bewegen:
1. Zet de motor af.2. Trek de handrem stevig aan.
3. Verwijder met een kleine schroeven-
draaier of soortgelijk gereedschap de af-
dekking van het ontgrendelmechanisme
voor de schakelhendel (rechts van de
schakelhendel).
4. Zet de contactschakelaar in de stand ACC
of ON/RUN, maar start de motor niet.
5. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.
6. Steek de schroevendraaier of het soortge-
lijk gereedschap in de opening en houd
het ontgrendelmechanisme naar beneden
gedrukt.
7. Beweeg de schakelhendel naar de stand
NEUTRAL.
8. De motor kan dan in de stand NEUTRAL
worden gestart.
9. Breng de kap van het ontgrendelmecha-
nisme weer aan.
Plaats voor ontgrendelen van
schakelhendel
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
180
Page 183 of 292

EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJ KRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal
door een heen en weer gaande beweging los
krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom om
de voorwielen vrij te maken. Schakel vervol-
gens tussen DRIVE en REVERSE (bij automa-
tische versnellingsbak) of de 2E VERSNEL-
LING en REVERSE (bij handgeschakelde
versnellingsbak) en trap tegelijkertijd het
gaspedaal licht in. Trap het gaspedaal net
voldoende in om de heen en weer gaande
beweging van de auto op gang te houden,
zonder dat de wielen doorslippen of het toe-
rental overmatig oploopt.
LET OP!
Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het laten doorslip-
pen van de wielen kan leiden tot overver-
hitting en beschadiging van de
versnellingsbak. Laat de motor ten minste
één minuut stationair draaien met de ver-
snellingsbak in de stand NEUTRAL tel-
LET OP!
kens nadat de auto vijf keer heen en weer
is bewogen. Zo voorkomt u oververhitting
en vermindert u het risico op schade aan
de koppeling of de versnellingsbak bij
langdurige pogingen om de auto vrij te
krijgen.
OPMERKING:
Druk voordat u de auto heen en weer beweegt
eerst op de schakelaar "ESC Off" om het
elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC)
in de stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) te
zetten. Raadpleeg de paragraaf "Elektroni-
sche remregeling" in het hoofdstuk "Veilig-
heid" in het instructieboekje voor meer infor-
matie. Als de auto is losgekomen, drukt u
nogmaals op de schakelaar "ESC Off" om de
stand "ESC On" te herstellen.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen.
WAARSCHUWING!
Er kan een band exploderen, waardoor
iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere snelheid
dan 48 km/u (30 mph) of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er
ook voor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait.
LET OP!
• Wanneer u een vastzittend voertuig heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en de TWEEDE VER-
SNELLING, mogen de wielen nooit snel-
ler doorslippen dan 24 km/u (15 mph),
omdat anders schade kan ontstaan aan
de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het te snel
laten doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadiging
van de versnellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat de wie-
181
Page 184 of 292

LET OP!
len niet met meer dan 48 km/u (30 mph)
doorslippen (de transmissie schakelt
niet op).
SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf. Als de trans-missie en de aandrijflijn nog werken, kunnen
auto's met pech ook worden weggesleept zo-
als beschreven bij “De auto slepen achter
een camper” in het hoofdstuk “Starten en
rijden”.
Sleepmethode Wielen VAN de grond MODELLEN MET VIERWIELAANDRIJVING
Slepen met alle wielen op de grond GEENZie de instructies onder "De auto slepen achter een camper" in
"Starten en rijden".
• Automatische versnellingsbak inPARK
Handgeschakelde versnellingsbak in een versnelling (NIETin
NEUTRAL)
• Tussenbak inNEUTRAL
• Contact in stand ACC of ON/RUN
• Slepen invoorwaartserichting
Slepen met behulp van een wiellift
of dollyVoorNIET TOEGESTAAN
AchterNIET TOEGESTAAN
Flatbed (autoambulance)ALLE BESTE METHODE
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de
instructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of anderesleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van de auto, nooit aan bumpers of hieraan
bevestigde beugels. De verkeersvoorschriften
met betrekking tot het slepen van voertuigen
moeten worden opgevolgd.Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
182