Page 129 of 292

STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN.........129
Handgeschakelde versnellingsbak — indien
aanwezig...................129
Automatische versnellingsbak — indien
aanwezig...................129
Normaal starten — benzinemotor. . . .129
Extreem lage temperaturen (lager dan -30
°Cof-22°F) ................130
Als de motor niet start...........130
Na het starten................131
Normaal starten — dieselmotor......131
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN.................133
HANDREM................134
HANDGESCHAKELDE VERSNEL-
LINGSBAK — INDIEN AANWEZIG
.135
Schakelen..................136
Terugschakelen...............137
Achteruit schakelen.............138
AUTOMATISCHE VERSNELLINGS-
BAK — INDIEN AANWEZIG. . . .138
Sleutelblokkering..............139
Blokkeersysteem rem/transmissie. . . .140
Vijftraps automatische versnellingsbak —
indien aanwezig...............140
AutoStick...................140
BEDIENING VIERWIELAANDRIJVING
(COMMAND-TRAC I OF
ROCK-TRAC)
...............142
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen...........142
Schakelstanden...............143
Schakelprocedures.............144Trac-Lok achteras — indien aanwezig .145
Asvergrendeling (Tru–Lok) —
Rubicon-modellen.............145
Elektronisch loskoppelbare stabilisatorstang
— indien aanwezig.............146
STOP/STARTSYSTEEM — UITSLUI-
TEND VOOR MODELLEN MET DIE-
SELMOTOR EN HANDGESCHA-
KELDE VERSNELLINGSBAK. . . .147
Automatische modus............148
CRUISECONTROL...........150
Activeren...................151
De gewenste snelheid instellen......151
Ingestelde snelheid aanpassen......151
Accelereren om in te halen........152
Om de snelheid te hervatten.......152
Uitschakelen................152
STARTEN EN RIJDEN
127
Page 130 of 292
BRANDSTOF TANKEN........153
Brandstofvuldop..............153
Bericht brandstofvuldop los.......154
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER..............154
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten)...........154
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN
CAMPER..................156
Slepen van deze auto achter een ander
voertuig....................156
Slepen achter een camper — modellen met
vierwielaandrijving.............157STARTEN EN RIJDEN
128
Page 131 of 292

DE MOTOR STARTEN
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw autogordel vastmaken.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd de sleutelhouder bij het
verlaten van het voertuig en sluit het
voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto of op een voor
kinderen bereikbare plaats. Een kind
zou de knoppen van de elektrische raam-
bediening of andere schakelaars kunnen
WAARSCHUWING!
bedienen of de auto in beweging kunnen
zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Handgeschakelde versnellingsbak —
indien aanwezig
Trek de handrem aan, zet de schakelhendel
in de stand NEUTRAL en trap het koppelings-
pedaal in voordat u het voertuig start. Dit
voertuig is uitgerust met een koppelingsblok-
kering. De motor wordt niet gestart voordat
het koppelingspedaal tot aan de vloer is inge-
trapt.
Alleen uitvoeringen met vierwielaandrijving
In de groep 4L start het voertuig ongeacht of
het koppelingspedaal wel of niet tot aan de
vloer is ingetrapt. Deze functie verbetert de
prestaties bij het terreinrijden door het voer-
tuig te laten starten in 4L zonder hetkoppelingspedaal te hoeven intrappen. Het
"controlelampje 4WD Low" gaat branden als
de tussenbak naar deze functie wordt gescha-
keld.
Automatische versnellingsbak — indien
aanwezig
Start het voertuig met de schakelhendel in de
stand PARK (voertuig kan ook in de stand
NEUTRAL worden gestart). Trap het rempe-
daal in voordat u een rijstand inschakelt.
Normaal starten — benzinemotor
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Draai de contactschakelaar in de stand
START en laat los zodra de motor aanslaat.
Als de motor niet binnen 10 seconden aan-
slaat, draait u de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF, wacht u 10 tot 15 secon-
den en herhaalt u de procedure voor normaal
starten.
129
Page 132 of 292

Extreem lage temperaturen (lager dan -30 °C
of -22 °F)
Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij
deze temperaturen wordt het gebruik van een
van buitenaf gevoede elektrische motorblok-
verwarming (verkrijgbaar bij uw erkende dea-
ler) aanbevolen.
Als de motor niet start
WAARSCHUWING!
• Giet nooit brandstof of andere brandbare
vloeistoffen in de luchtinlaat van het
gasklephuis om de auto te starten. Hier-
door kunnen steekvlammen ontstaan die
ernstig letsel kunnen veroorzaken.
• Probeer niet de auto te starten door
middel van aanduwen of slepen. Auto’s
met een automatische versnellingsbak
mogen niet op die manier worden ge-
start. Onverbrande brandstof kan de ka-
talysator binnendringen, na het starten
ontbranden en zo de katalysator en de
auto beschadigen.
WAARSCHUWING!
• Wanneer de accu van de auto leeg is,
kunt u startkabels gebruiken en de auto
starten met een hulpaccu of de accu van
een andere auto. Deze manier van star-
ten kan gevaarlijk zijn als dit niet op de
juiste manier wordt gedaan. Raadpleeg
de paragraaf "Starten met startkabels" in
het hoofdstuk "In geval van nood/pech"
voor meer informatie.
Zonder Tipstart — alleen handgeschakelde ver-
snellingsbak
Als de motor niet start nadat u de procedures
voor "Normaal starten" of "Extreme koude"
hebt gevolgd, kan het zijn dat de motor 'ver-
zopen' is. Houd het gaspedaal helemaal in-
getrapt op de vloer terwijl de motor start.
Hierdoor wordt de overtollige brandstof
afgevoerd.
LET OP!
Om schade aan de startmotor te voorko-
men, mag u deze niet langer dan 15 se-
conden per keer laten draaien. Wacht
LET OP!
10 tot 15 seconden voor u het opnieuw
probeert.
Als de motor is 'verzopen' zal hij nog wel
lopen, maar heeft hij onvoldoende vermogen
om te blijven lopen wanneer de sleutel wordt
losgelaten. Als dit zich voordoet, moet u de
motor blijven starten met het gaspedaal vol-
ledig ingetrapt op de vloer. Laat het gaspe-
daal en de sleutel los wanneer de motor
soepel loopt.
Als de motor niet aanslaat na twee periodes
van 15 seconden aan startpogingen met het
gaspedaal ingedrukt tot op de vloer, herhaalt
u de procedures voor "Normaal starten" of
"Extreme koude".
Met Tipstart — alleen automatische versnel-
lingsbak
Als de motor niet start nadat u de procedures
voor "Normaal starten" of "Extreme koude"
hebt gevolgd, kan het zijn dat de motor 'ver-
zopen' is. Om de overtollige brandstof af te
voeren, houdt u het gaspedaal helemaal in-
gedrukt op de vloer. Daarna draait u de con-
STARTEN EN RIJDEN
130
Page 133 of 292

tactschakelaar in de stand "START" en laat u
deze los zodra de startmotor aanslaat. De
startmotor slaat automatisch binnen 10 se-
conden af. Als dit gebeurt, laat dan het gas-
pedaal los, draai de contactschakelaar in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de procedure "Nor-
maal starten".
LET OP!
Om schade aan de startmotor te voorko-
men, wacht u 10 tot 15 seconden voordat
u het nogmaals probeert.
Na het starten
Het stationaire toerental wordt automatisch
geregeld en neemt af naarmate de motor
warmer wordt.
Normaal starten — dieselmotor
1. De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL of PARK staan voordat u de motor
kunt starten.2. Draai de contactsleutel naar de stand ON.
3. Kijk naar het controlelampje "Wachten
met starten" in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Instrumenten-
groep" in het hoofdstuk "Uw instrumen-
tenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie. Dit zal twee tot tien seconden
gloeien, afhankelijk van de motortempe-
ratuur. Wanneer het controlelampje
"Wachten met starten" uitgaat, is de motor
gereed om te worden gestart.
4. Tipstartfunctie (alleen automatische
versnellingsbak)
Druknietop het gaspedaal. Draai de
contactsleutel naar de stand START en
laat hem los. De startmotor blijft draaien
en slaat automatisch af als de motor
begint te draaien. Als de motor niet aan-
slaat, slaat de startmotor automatisch
binnen 25 seconden af. Als dit gebeurt,
draait u de contactschakelaar in de stand
LOCK, wacht u 25 tot 30 seconden en
herhaalt u de procedure voor "Normaal
starten".OPMERKING:
In zeer koude omstandigheden kan de
startmotor maximaal 30 seconden blij-
ven lopen voordat de motor aanslaat. De
startmotor kan worden uitgeschakeld
door de contactsleutel in de stand OFF
te zetten, indien gewenst.
5. Zonder Tipstartfunctie (alleen handge-
schakelde versnellingsbak)
Draai de contactschakelaar in de stand
"START" en laat los zodra de motor aan-
slaat. Als de motor niet binnen 10 secon-
den aanslaat, draait u de contactschake-
laar in de stand LOCK, wacht u 10 tot
15 seconden en herhaalt u de procedure
voor normaal starten.
6. Laat de motor na het starten nog ca.
30 seconden stationair draaien voordat u
gaat rijden. Dit zorgt ervoor dat de olie
circuleert en de turbocompressor wordt
gesmeerd.
131
Page 134 of 292

Warmdraaien van dieselmotor
Geef nooit volgas als de motor koud is. Bij het
starten van een koude motor brengt u de
motor langzaam op het bedrijfstoerental, zo-
dat de oliedruk wordt gestabiliseerd naar-
mate de motor warmdraait.
OPMERKING:
Als u een koude motor onbelast laten draaien
met een hoog toerental, kan witte rook en een
afname van het motorvermogen het gevolg
zijn. Onbelaste motortoerentallen moeten la-
ger zijn dan 1200 omw/min tijdens het warm-
draaien, vooral bij lage temperaturen.
Laat bij temperaturen onder 32°F (0°C) de
motor gedurende vijf minuten met matige
toerentallen opwarmen voordat de motor vol
wordt belast.
Stationair draaien van dieselmotor — bij
lage temperaturen
Vermijd langdurig stationair draaien bij om-
gevingstemperaturen lager dan -18°C (0°F).
Lang stationair draaien kan schadelijk zijn
voor de motor omdat de temperatuur in de
verbrandingsruimte zo ver kan dalen dat de
brandstof niet volledig wordt verbrand. Door
onvolledige verbranding vormt zich koolstof
en glazuur op de zuigerveren en de verstui-
vers. De niet-verbrande brandstof kan ook in
het carter binnendringen, waardoor de olie
wordt verdund en de motor snel slijt.
De motor uitschakelen
Hanteer het volgende schema om te bepalen
hoeveel stationaire draaitijd nodig is om de
turbocompressor voldoende te koelen voordat
u de motor afzet, afhankelijk van de rijwijze
en de belading van de auto.Voordat u een turbodieselmotor uitzet, moet u
de motor altijd naar normaal stationair toerental
laten terugkeren en enkele seconden stationair
laten draaien. Op deze manier wordt de turbo-
compressor voldoende gesmeerd. Dit is vooral
van belang na zware ritten.
Laat de motor enkele minuten stationair
draaien voordat u de motor afzet. Laat de
motor drie tot vijf minuten stationair draaien
voordat de motor afzet, wanneer u met volle
belasting hebt gereden. Tijdens het stationair
draaien voeren de smeerolie en de koelvloei-
stof de overtollige warmte af van de verbran-
dingskamer, lagers, interne onderdelen en
turbocompressor. Dit is met name belangrijk
bij motoren met turbocompressor en inter-
koeler.
STARTEN EN RIJDEN
132
Page 135 of 292

AFKOELSCHEMA TURBOCOMPRESSOR
Rijden
OmstandighedenLading Turbocompressor
Temperature (temperatuur)Tijd stationair (in minuten)
voor uitschakelen
Stop & Go Leeg Koud Minder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1
Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Max. belasting Warm 3
Snelwegen Max. belasting Warm 4
Hellingen Max. belasting Heet 5
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbrenging en as)
van uw auto vereisen geen lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste
100 km (60 mijl) kunt u het beste een
snelheid tot 80 à 90 km/u (50 à 55 mph)
aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt
nu en dan kort accelereren met plankgas,
binnen de grenzen van de geldende verkeers-regels, bij aan een goed inrijdproces. Accele-
reren met plankgas in een lage versnelling
kan schadelijk zijn en moet worden verme-
den.
De motorolie die in de fabriek in de motor is
aangebracht, is een energiebesparend smeer-
middel van een hoge kwaliteit. Houd bij het
verversen van de olie rekening met de het te
verwachten klimaat waarin de auto wordt ge-
bruikt. Raadpleeg de paragraaf "Dealer Ser-
vice" in het hoofdstuk "Service en onderhoud"
voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of onver-
mengde minerale olie, omdat anders de
motor wordt beschadigd.
OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eerste
paar duizend kilometers mogelijk iets meer
olie. Dat is bij het inrijden normaal en duidt
niet op een probleem.
133
Page 136 of 292

HANDREM
Voordat u uitstapt, moet u controleren of de
handrem volledig is aangetrokken. Zorg ook
dat u de hendel bij een automatische versnel-
lingsbak in de stand PARK (parkeren) zet en
bij een handgeschakelde versnellingsbak in
REVERSE (achteruit) of in de EERSTE ver-
snelling.
De hendel van de handrem bevindt zich in de
middenconsole. Zet de auto op de handrem
door de handgreep stevig omhoog te trekken.
Om de handrem vrij te zetten, trekt u de
hendel iets omhoog, drukt u op de knop in het
midden en zet u de hendel vervolgens hele-
maal omlaag.
Als de handrem wordt aangetrokken terwijl
de contactschakelaar in de stand ON staat,
gaat het waarschuwingslampje voor het rem-
systeem in de instrumentengroep branden.
OPMERKING:
• Als de handrem is ingeschakeld en de au-
tomatische versnellingsbak in een versnel-
ling staat, gaat het waarschuwingslampje
voor het remsysteem knipperen. Als bewe-
ging van de auto wordt gedetecteerd, klinkter een geluidssignaal om de bestuurder
hierop te wijzen. Zet de handrem volledig
vrij voordat u met de auto gaat rijden.
• Dit lampje geeft dan alleen aan dat de
handrem is aangetrokken. Het geeft niet
aan hoe krachtig de handrem is
aangetrokken.
Wanneer u op een helling parkeert is het
belangrijk dat u op een neerwaartse helling
de voorwielen naar de stoeprand toe draait en
op een opwaartse helling van de stoeprand af.
Trek bij voertuigen met een automatische
versnellingsbak de handrem aan voordat u de
schakelhendel in de stand PARK zet. Anders
kan het door de belasting die op het vergren-
delmechanisme van de versnellingsbak werkt
moeilijk zijn om de schakelhendel uit de
PARK-stand te verwijderen. De handrem
moet altijd aangetrokken zijn als de bestuur-
der niet in de auto zit.
WAARSCHUWING!
• Gebruik de stand PARK van de automa-
tische versnellingsbak nooit als vervan-
ging van de handrem. Trek de handrem
Handremhendel
STARTEN EN RIJDEN
134