Page 137 of 292

WAARSCHUWING!
altijd volledig aan als u de auto parkeert,
om te voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
• Verwijder altijd de sleutelhouder bij het
verlaten van het voertuig en sluit het
voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Het achterlaten van
kinderen zonder toezicht in een auto is
om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar-
schuw kinderen dat ze niet aan de hand-
rem, het rempedaal of de schakelhendel
mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto of op een voor
kinderen bereikbare plaats. Een kind
zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schakelaars
kunnen bedienen of de auto in beweging
kunnen zetten.
• Controleer of de handrem volledig is
vrijgezet voordat u gaat rijden. Als u dit
WAARSCHUWING!
niet doet, kan dit leiden tot een defect
van de remmen, en daardoor tot een
aanrijding.
• De handrem moet altijd goed worden
aangetrokken wanneer u de auto verlaat.
Anders kan de auto wegrollen en schade
of letsel veroorzaken. Zorg ook dat u de
hendel bij een automatische versnel-
lingsbak in de stand PARK zet en bij een
handmatige versnellingsbak in RE-
VERSE of in de eerste versnelling. Als
dit wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en zo schade of letsel veroorza-
ken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor het
remsysteem blijft branden nadat de hand-
rem is vrijgezet, duidt dit op een storing in
het remsysteem. Laat het remsysteem on-
middellijk controleren door een erkende
dealer.
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG
WAARSCHUWING!
U of andere passagiers kunnen letsel op-
lopen als u het voertuig onbewaakt achter-
laat en de handrem niet goed heeft aange-
trokken. De handrem moet altijd worden
aangetrokken als de bestuurder zich niet
in het voertuig bevindt, vooral op een hel-
ling.
LET OP!
Rijd niet met de voet rustend op het
koppelingspedaal en probeer nooit om de
auto met het koppelingspedaal gedeelte-
lijk ingetrapt tegen te houden op een hel-
ling, om buitensporige slijtage van de kop-
peling te voorkomen.
135
Page 138 of 292

OPMERKING:
Tijdens koud weer kan het schakelen moeiza-
mer verlopen totdat de transmissievloeistof is
opgewarmd. Dat is normaal.Schakelen
Trap, voordat u schakelt, het koppelings-
pedaal volledig in. Trap terwijl u het
koppelingspedaal op laat komen het gaspe-
daal iets in.
Bij wegrijden vanuit stilstand moet u altijd
naar de eerste versnelling schakelen.
OPMERKING:
Het is normaal dat de transmissie een be-
paalde hoeveelheid geluid produceert. Het is
mogelijk dat dit geluid het meest opvalt wan-
neer het voertuig in NEUTRAL staat en de
koppeling aangrijpt (het koppelingspedaal is
losgelaten), maar het is ook hoorbaar tijdens
het rijden. Het geluid kan ook meer opvallen
wanneer de transmissie warm is. Dit geluid is
normaal en duidt niet op een probleem met
de koppeling of de transmissie.
Aanbevolen schakelsnelheden
Om uw handgeschakelde versnellingsbak ef-
ficiënt te gebruiken, vanuit het oogpunt van
zowel brandstofverbruik als prestaties, moet
er worden opgeschakeld zoals aangegeven in
de tabel met aanbevolen schakelsnelheden.
Schakel bij de voertuigsnelheden die zijn
aangegeven bij acceleratie. Wanneer het
voertuig zwaar belast is of een aanhanger
trekt, zijn deze aanbevolen opschakelsnelhe-
den wellicht niet van toepassing.
Schakelsnelheden voor handgeschakelde versnellingsbak in KM/U (MPH)
Motor Versnelling 1 tot 2 2 tot 3 3 tot 4 4 tot 5 5 tot 6
3,6 literAccel. 24 (15) 39 (24) 34 (55) 76 (47) 90 (56)
Cruise 16 (10) 31 (19) 43 (27) 60 (37) 66 (41)
Schakelpatroon
STARTEN EN RIJDEN
136
Page 139 of 292

OPMERKING:
Rijsnelheden weergegeven in de boven-
staande tabel zijn alleen voor 2H en 4H,
rijsnelheden in 4L zouden aanzienlijk lager
zijn.
Terugschakelen
Het terugschakelen van een hoge versnelling
naar een lagere versnelling wordt aangeraden
om de remmen te sparen wanneer u steile
heuvels afrijdt. Bovendien zorgt op tijd terug-
schakelen voor een betere acceleratie wan-
neer de snelheid weer wordt hervat. Schakel
geleidelijk terug. Sla geen versnellingen over
zodat de maximale toerentallen voor motor en
koppeling niet worden overschreden.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. Hierdoor kunnen de
aangedreven wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto in een slip kan raken.
LET OP!
• Het overslaan van versnellingen en het
terugschakelen bij een hoge voertuig-
snelheid kan leiden tot schade aan de
motor en schakelsystemen. Pogingen
om naar een lagere versnelling te scha-
kelen met het koppelingspedaal inge-
trapt kunnen leiden tot schade aan het
schakelsysteem. Schakelen naar een la-
gere versnelling en loslaten van het
koppelingspedaal kan leiden tot motor-
schade.
• Schakel bij het afdalen van een helling
slechts één versnelling tegelijk terug,
om te hoge motortoerentallen te voorko-
men. Anders kunnen de motor en de
koppeling beschadigd raken, zelfs wan-
neer het koppelingspedaal is ingetrapt.
Als de tussenbak in de lage groep staat,
ligt de voertuigsnelheid waarbij schade
aan de motor en de koppeling kan ont-
staan aanzienlijk lager.
• Wanneer de aanbevolen maximale terug-
schakelsnelheden niet worden aange-
houden, kunnen de motor en de koppe-
LET OP!
ling beschadigd raken, zelfs indien het
koppelingspedaal is ingetrapt.
• Het afrijden van een helling in de lage
groep terwijl het koppelingspedaal is in-
getrapt, kan leiden tot schade aan de
koppeling.
Aanbevolen maximale terugschakelsnelhe-
den
LET OP!
Wanneer de aanbevolen maximale terug-
schakelsnelheden niet worden aangehou-
den, kan het motortoerental te hoog wor-
den en/of kunnen de koppelingsschijven
beschadigd raken, zelfs indien het
koppelingspedaal is ingetrapt.
137
Page 140 of 292

Terugschakelsnelheden voor handgeschakelde versnellingsbak in KM/U (MPH)
Gekozen versnelling 6 naar 5 5 naar 4 4 naar 3 3 naar 2 2 naar 1
Maximumsnelheid 129 (80) 113 (70) 81 (50) 48 (30) 24 (15)
OPMERKING:
Rijsnelheden weergegeven in de boven-
staande tabel zijn alleen voor 2H en 4H,
rijsnelheden in 4L zouden aanzienlijk lager
zijn.
Achteruit schakelen
Om naar de stand REVERSE te schakelen,
brengt u het voertuig eerst volledig tot stil-
stand. Druk de koppeling in en stop even
zodat de aandrijflijn kan stoppen met
draaien. Vanuit de stand NEUTRAL beweegt
u de schakelhendel in één snelle, soepele
beweging naar het schakelgebied REVERSE,
recht er tegenover (de bestuurder hoort een
stevige 'klik' als de schakelhendel het om-
slagpunt passeert). Voltooi het schakelen
door de schakelhendel in de stand REVERSE
te trekken.
Het omslagpunt helpt voorkomen dat de be-
stuurder de schakelhendel per ongeluk in het
schakelgebied REVERSE brengt en waar-schuwt de bestuurder dat hij de versnellings-
bak in de stand REVERSE gaat zetten. Als
gevolg van deze functie kan een langzame
schakeling naar REVERSE worden gezien als
een poging om naar een hogere versnelling te
schakelen.AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
• Schakel alleen naar of uit PARK of RE-
VERSE als de auto volledig stilstaat.
• Schakel niet tussen PARK, REVERSE,
NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motor-
toerental dan stationair.
LET OP!
• Als u naar een versnelling schakelt,
moet u het rempedaal stevig ingetrapt
houden.
OPMERKING:
U moet het rempedaal ingetrapt houden wan-
neer u uit PARK schakelt.
WAARSCHUWING!
• Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de handrem
altijd volledig aan bij het uitstappen uit
het voertuig om te voorkomen dat het
voertuig gaat rollen en mogelijk letsel of
schade veroorzaakt.
• Uw auto kan zich in beweging zetten en
u en anderen verwonden wanneer hij
niet in de stand PARK staat. Controleer
dit door te proberen de schakelhendel
STARTEN EN RIJDEN
138
Page 141 of 292

WAARSCHUWING!
uit de stand PARK (parkeren) te bewe-
gen zonder het rempedaal in te trappen.
Zorg ervoor dat de schakelhendel in de
stand PARK staat voordat u het voertuig
verlaat.
• Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wan-
neer het motortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal niet ste-
vig ingetrapt houdt, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar een ver-
snelling wanneer de motor normaal sta-
tionair draait en u met uw voet krachtig
het rempedaal ingetrapt houdt.
• Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat het voertuig altijd volledig tot stil-
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat, zet het voertuig op de handrem
WAARSCHUWING!
en zet de schakelhendel in de stand
PARK, schakel de motor uit en neem de
sleutel uit het contact. Wanneer de sleu-
tel is verwijderd, wordt de versnellings-
bak in de parkeerstand vergrendeld
waardoor de auto niet ongewenst in be-
weging kan komen.
• Verwijder altijd de contactsleutel bij het
verlaten van het voertuig en sluit het
voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Het achterlaten van
kinderen zonder toezicht in een auto is
om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar-
schuw kinderen dat ze niet aan de hand-
rem, het rempedaal of de schakelhendel
mogen komen.
• Laat de contactsleutel niet achter in of
in de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats). Een kind
zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schakelaars
WAARSCHUWING!
kunnen bedienen of de auto in beweging
kunnen zetten.
Sleutelblokkering
Omdat dit voertuig is uitgerust met een sleu-
telblokkering, moet de versnellingsbak in de
parkeerstand worden gezet voordat het con-
tact naar de stand LOCK/OFF (vergrendelen/
uit) (waarin de contactsleutel kan worden
verwijderd) kan worden geschakeld. De sleu-
tel kan alleen uit de contactschakelaar wor-
den verwijderd wanneer de contactsleutel in
de stand LOCK/OFF staat. Wanneer de sleutel
eenmaal is verwijderd, is de versnellingsbak
vergrendeld in de parkeerstand.
OPMERKING:
Wanneer er een storing optreedt, zal het sys-
teem de sleutel in het contact blokkeren, om
u zo te waarschuwen dat deze beveiliging niet
meer werkt. U kunt de motor starten en
afzetten, maar u kunt de sleutel niet uit het
contactslot nemen zolang u de auto niet voor
onderhoud heeft aangeboden.
139
Page 142 of 292

Blokkeersysteem rem/transmissie
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor zorgt dat
de schakelknop in de stand PARK blijft tenzij
het rempedaal wordt ingetrapt. Om de scha-
kelhendel uit de stand PARK te zetten, moet
de contactschakelaar in de stand ON/RUN
worden gezet (met draaiende motor of niet)
en moet het rempedaal zijn ingetrapt.
Vijftraps automatische versnellingsbak —
indien aanwezig
De indicator voor de standen van de schakel-
hendel (in de instrumentengroep) geeft de
schakelgroep aan. U moet het rempedaal
ingetrapt houden om de schakelhendel uit de
stand PARK te kunnen bewegen (raadpleeg
de paragraaf "Schakelblokkeersysteem" in dit
hoofdstuk voor meer informatie hierover). Om
te gaan rijden dient u de schakelhendel van-
uit de stand PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.De elektronisch geregelde transmissie past
het schakelschema aan op basis van hande-
lingen van de bestuurder, samen met
omgevings- en wegomstandigheden. Het
elektronisch systeem van de versnellingsbak
is zelf-kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe auto in het
begin wat abrupt zijn. Dat is echter normaal.
Het nauwkeurige schakelpatroon ontwikkelt
zich binnen enkele honderden kilometers rij-
den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar PARK of
REVERSE schakelen nadat u het gaspedaal
hebt losgelaten en de auto tot stilstand is
gekomen. Houd altijd uw voet op het rempe-
daal als u naar deze standen schakelt.
De schakelknop heeft alleen de standen
PARK, REVERSE, NEUTRAL en DRIVE. U
kunt handmatig schakelen met de schakelaar
AutoStick. Door de schakelhendel naar links
of rechts (-/+) te bewegen terwijl deze in
DRIVE (rijden) staat, kunt u handmatig de
versnelling selecteren en wordt de huidige
versnelling in de instrumentengroep weerge-
geven als 1, 2, 3 enz. Zie "AutoStick" in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
AutoStick
AutoStick is een interactieve functie, die
handmatig schakelen mogelijk maakt waar-
door u meer controle over de auto krijgt. Met
AutoStick kunt u maximaal remmen op de
motor, ongewenst op- of terugschakelen voor-
komen en de prestaties van de auto verbete-
ren.
Versnellingshendel
STARTEN EN RIJDEN
140
Page 143 of 292

Met dit systeem heeft u ook meer controle
over de auto bij het inhalen, bij het rijden in
de stad, bij glad wegdek, in de bergen, het
trekken van een aanhangwagen en vele an-
dere situaties.
Bediening
Wanneer de schakelhendel in de rijstand
staat, schakelt de versnellingsbak automa-
tisch tussen de vijf beschikbare versnellin-
gen. Om AutoStick in te schakelen, hoeft u
alleen maar de schakelhendel naar rechts of
naar links te tikken (+/-) terwijl deze in de
stand DRIVE staat. Als u op (-) drukt om de
AutoStick modus te activeren, schakelt de
versnellingsbak terug naar een versnelling
lager, terwijl bij het gebruik van (+) om de
AutoStick modus te activeren de huidige ver-
snelling behouden blijft. Als AutoStick is
ingeschakeld, wordt de huidige versnelling in
de instrumentengroep weergegeven.
In de stand AutoStick schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder hand-
matig (+/-) kiest, tenzij dit leidt tot stotteren
of een te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de gekozen versnel-ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
• Indien nodig schakelt de transmissie auto-
matisch op om te hoge motortoerentallen te
voorkomen.
• Als u het gaspedaal diep intrapt, schakelt
de versnellingsbak automatisch terug (om
sneller op te trekken) als dat mogelijk is.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt aange-
geven.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet
de bestuurder handmatig opschakelen (+)
tijdens het optrekken.
• U kunt vanuit stilstand of in de eerste of
tweede versnelling wegrijden. Als u kort op
(+) drukt (bij stilstand) kunt u wegrijden in
de tweede versnelling. Wegrijden in de
tweede versnelling kan zinvol zijn als het
wegdek glad is door sneeuw of ijs.• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Maak geen gebruik van de cruisecontrol als
AutoStick is ingeschakeld.
• Het schakelen van de transmissie valt meer
op als AutoStick is ingeschakeld.
OPMERKING:
Als de tussenbak in groep 4L (laag) staat,
schakelt de versnellingsbak automatisch
(maar niet naar een hogere versnelling dan de
versnelling die wordt weergegeven).
Om de AutoStick modus uit te schakelen,
houdt u de schakelhendel naar rechts (+)
totdat "D" opnieuw wordt weergegeven in de
instrumentengroep. U kunt AutoStick op elk
moment in of uitschakelen zonder dat u uw
voet van het gaspedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
141
Page 144 of 292

WAARSCHUWING!
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.
BEDIENING
VIERWIELAANDRIJVING
(COMMAND-TRAC I OF
ROCK-TRAC)
WAARSCHUWING!
Als niet volledig naar een andere stand van
de tussenbak wordt geschakeld, kan de
tussenbak beschadigd raken, neemt het
motorvermogen af en kunt u de macht over
het stuur verliezen. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Als de tussenbak niet hele-
maal is aangegrepen, mag u niet met de
auto rijden.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen
De tussenbak heeft vier standen:
• 2H (tweewielaandrijving, hoge groep)• 4H (vierwielaandrijving, hoge groep)
• N (neutraalstand)
• 4L (vierwielaandrijving, lage groep)
De tussenbak is bedoeld voor het rijden in de
stand 2H voor normale weg- en snelwegomstan-
digheden zoals verharde wegoppervlakken.
Wanneer er extra tractie nodig is, kunnen de
tussenbakstanden 4H en 4L worden gebruikt
om de aandrijfassen vóór en achter samen te
vergrendelen en de voor- en achterwielen tedwingen om met dezelfde snelheid te draaien.
De standen 4H en 4L zijn uitsluitend bedoeld
voor een onverhard of glad wegdek en zijn niet
bedoeld voor normaal rijden. Rijden in de stan-
den 4H en 4L op verharde wegen veroorzaakt
overmatige slijtage aan de banden en schade
aan de onderdelen van de aandrijflijn. Raad-
pleeg de paragraaf "Schakelprocedures" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over schakelen
in 4H of 4L.
Het controlelampje voor 4WD (in de instrumen-
tengroep) waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de vierwielaandrijving staat en dat de
aandrijfassen vóór en achter samen zijn vergren-
deld. Het lampje gaat branden wanneer de tus-
senbak in de stand 4H wordt gezet.
OPMERKING:
Probeer niet te schakelen wanneer alleen de
voor- of de achterwielen doorslippen. De tussen-
bak is niet uitgerust met een synchromesh, en
de toerentallen van de aandrijfassen vóór en
achter moeten gelijk zijn voordat er geschakeld
kan worden. Schakelen wanneer de voor- of de
achterwielen doorslippen met verschillende
snelheden kan beschadiging van de tussenbak
tot gevolg hebben.Schakelhendel vierwielaandrijving
STARTEN EN RIJDEN
142