Page 49 of 122
Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
2. Druk op de schakelaar “MENU” om de
instelmodus te verlaten en terug te ke-
ren naar de standaard weergavemo-
dus.DAU44914
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
De voorremhendel is voorzien van een stel-
wiel voor afstelpositie. Om de afstand tus-
sen de voorremhendel en de gasgreep af te
stellen, draait u het stelwiel terwijl u de voor-
remhendel van de gasgreep vandaan
houdt. Controleer of het correcte instelpunt
op het stelwiel tegenover het merkteken
“ ” op de voorremhendel staat.
1. Voorremhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand
1 2
34
BV1-9-D2.book 17 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 50 of 122

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU44924
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar het
stuur toe om de achterrem te bekrachtigen.
De achterremhendel is voorzien van een
stelwiel voor afstelpositie. Om de afstand
tussen de achterremhendel en de stuur-
greep af te stellen, draait u het stelwiel ter-
wijl u de achterremhendel van het stuur
afgeduwd houdt. Controleer of het correcte
instelpunt op het stelwiel tegenover het
merkteken “ ” op de achterremhendel
staat.
DAU63230
Achterremblokkeerhendel
Dit voertuig is uitgerust met een achterrem-
blokkeerhendel waarmee het achterwiel
kan worden vergrendeld bij het stilstaan
voor verkeerslichten, spoorwegovergangen
etc.
Blokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel naar
links totdat deze vastklikt.
Deblokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel terug in
de oorspronkelijke positie.
OPMERKING
Zorg ervoor dat het achterwiel niet beweegt
als de achterremblokkeerhendel wordt be-
krachtigd.
WAARSCHUWING
DWA12362
Beweeg de achterremblokkeerhendel
nooit naar links terwijl het voertuig in be-
weging is, anders zou u de macht over
het stuur kunnen verliezen of een onge-
val kunnen veroorzaken. Zorg ervoor dat
het voertuig tot stilstand is gekomen
voordat u de achterremblokkeerhendel
naar links beweegt.
1. Achterremhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand
54321
12
3 4
1. Achterremblokkeerhendel
1
BV1-9-D2.book 18 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 51 of 122

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU65582
Anti-blokkeervoorziening
remsysteem (ABS)
Het ABS-systeem van dit model bestaat uit
een dubbel uitgevoerd elektronisch regelsy-
steem dat de voorrem en achterrem onaf-
hankelijk aanstuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pulsatie worden ge-
voeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” remmen,
dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Telkens wanneer het voertuig wordt
ingeschakeld en de snelheid 10 km/h
(6 mi/h) of hoger bereikt, voert het
ABS-systeem een zelfdiagnosetest
uit. Tijdens deze test hoort u een klik-
kend geluid en wanneer u een rem-
hendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speci-
aal gereedschap vereist, dus neem
contact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1. Opneemring achterwielsensor
2. Achterwielsensor
1
2
1
2
BV1-9-D2.book 19 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 52 of 122
Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU77324
Tankdop
Open het tankdopdeksel om toegang te krij-
gen tot de brandstoftank. (Zie pagina 3-10.)
Druk om de tankdop te verwijderen op de
ontgrendelknop en draai de tankdop links-
om.
Om de tankdop te plaatsen, draait u deze
rechtsom totdat de ontgrendelknop omhoog
springt.WAARSCHUWING
DWA11263
Controleer voor u gaat rijden of de tank-
dop correct is aangebracht en vergren-
deld. Door brandstoflekkage ontstaat
brandgevaar.
1. Tankdopdeksel
1. Ontgrendelknop
1. Ontgrendelknop
2. Tankdop
1
1
2
1
BV1-9-D2.book 20 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 53 of 122

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU13222
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU79080
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.
1. Maximaal brandstofniveau
2. Vulpijp brandstoftank
12
Voorgeschreven brandstof:
Loodvrije superbenzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhoud brandstoftank:
15 L (4.0 US gal, 3.3 Imp. gal)
Brandstofreserve:
3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
E5E10
BV1-9-D2.book 21 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 54 of 122

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-22
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer bij het tanken of het vulpi-
stool dezelfde markering draagt.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk.
Door loodvrije benzine te gebruiken gaan
bougies langer mee en blijven de onder-
houdskosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol. Gas-
ohol met ethanol kan worden gebruikt, mits
het ethanolgehalte niet hoger is dan 10%
(E10). Gasohol met methanol wordt niet
aangeraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brandstof-
systeem of problemen kan opleveren met
de voertuigprestaties.
DAU58301
Overloopslang brandstoftank
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting en ligging
van de overloopslang van de brand-
stoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of de overloopslang van de
brandstoftank niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
1. Overloopslang brandstoftank
1
BV1-9-D2.book 22 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 55 of 122

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-23
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU13434
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU80862
Opbergcompartimenten
OPMERKING
De opbergcompartimenten zijn voorzien
van elektronische sloten. (Zie pagina 3-10.)
Voorste opbergcompartiment
Om het opbergcompartiment te openen,
drukt u op de knop.
Open het deksel zoals getoond.
Om het opbergcompartiment te sluiten
drukt u het paneel terug in de oorspronkelij-
ke stand.
1. Knop
1
BV1-9-D2.book 23 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 56 of 122

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-24
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Achterste opbergcompartiment
Dit opbergcompartiment is bedoeld voor één
integraalhelm of twee jethelmen. LET OP:
Het gearceerde gebied is geen opberg-
ruimte. Plaats geen voorwerpen in dit ge-
bied om schade aan de zadelscharnieren
te voorkomen.
[DCA16092]
OPMERKING
Sommige helmen kunnen vanwege
hun grootte of vorm niet in het achter-
ste opbergcompartiment worden op-
geborgen.
Laat de machine niet onbeheerd ach-
ter met het zadel open.
Plaats de Smart-sleutel niet in een op-
bergcompartiment. De sleutel kan
worden binnengesloten, waarna het
Smart-sleutelsysteem mogelijk niet
meer normaal werkt.
LET OP
DCA15964
Laat het zadel niet gedurende lan-
gere perioden openstaan, anders
kan de accu ontladen raken door
het lampje.
Het opbergcompartiment kan nat
worden als het voertuig wordt ge-
reinigd, dus stop voorwerpen die u
wilt meenemen ter bescherming in
een plastic zak.
Stop natte voorwerpen in een plas-
tic zak alvorens deze in het opberg-
compartiment mee te nemen om te
voorkomen dat het vocht zich door
het opbergcompartiment verspreidt
en schimmelvorming kan optreden.
Bewaar geen waardevolle of breek-
bare voorwerpen in het opbergcom-
partiment.
Bewaar geen hittegevoelige voor-
werpen zoals voedingsmiddelen of
ontvlambare stoffen in het compar-
timent, aangezien het comparti-
ment warm kan worden door de
motorhitte en direct zonlicht.
WAARSCHUWING
DWA15401
Overschrijd het maximumlaadgewicht
van 199 kg (439 lb) (XP530D-A)
202 kg (445 lb) (XP530-A) voor de machi-
ne niet.
1. Deksel
1. Achterste opbergcompartiment
2. Gearceerde gedeelte
1
2
1
BV1-9-D2.book 24 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分