Page 25 of 122

Smart-sleutelsysteem
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU78052
De middenbok vergrendelen
Plaats de machine op een stevig, horizon-
taal oppervlak en zet de machine op de mid-
denbok. Houd de schakelaar “OFF/LOCK”
een seconde lang ingedrukt.
OPMERKING
Als het middenbokslot correct vergren-
delt, klinkt de zoemer één keer.
Als het middenbokslot niet correct ver-
grendelt, klinkt de zoemer gedurende
drie seconden en knippert het contro-
lelampje van het Smart-sleutelsy-
steem. Beweeg de machine
voorzichtig naar voren of achteren en
houd de schakelaar “OFF/LOCK” een
seconde ingedrukt.
DAU81290
Toegang tot
opbergcompartimenten en
brandstoftank
Openen van het zadel
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Druk kort op de schakelaar “ / ”. Na
verificatie van de Smart-sleutel klinkt
de zoemer twee keer.
3. Druk op de toets “SEAT” en het zadel-
slot wordt ontgrendeld.
4. Klap het zadel omhoog.
1. Schakelaar “OFF/LOCK”
1
1. “ / ”-schakelaar
1. “SEAT”-toets
1
1
BV1-9-D2.book 10 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 26 of 122

Smart-sleutelsysteem
3-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Sluiten van het zadel
Klap het zadel omlaag en duw erop om het
te vergrendelen.
OPMERKING
Controleer voordat u wegrijdt of het za-
del goed is gesloten.
In noodgevallen kan het zadel worden
geopend met een mechanische sleu-
tel. (Zie pagina 8-37.)
Om het tankdopdeksel te openen
Druk met de Smart-sleutel ingeschakeld en
binnen bereik kort op de schakelaar
“ / ”. Na verificatie van de Smart-sleutel
klinkt de zoemer twee keer.
1. Druk op de toets “FUEL”.
2. Open het deksel zoals getoond.Om het tankdopdeksel te sluiten
Duw het deksel in de oorspronkelijke stand.
Om het deksel van het voorste opberg-
compartiment te openen
Druk met de Smart-sleutel ingeschakeld en
binnen bereik kort op de schakelaar
“ / ”. Na verificatie van de Smart-sleutel
klinkt de zoemer twee keer.
1. Druk op de knop midden op het deksel
van het voorste opbergcompartiment.
2. Open het voorste opbergcomparti-
ment zoals getoond.
1. “FUEL”-toets
1
1. Tankdopdeksel
1. Knop
1
1
BV1-9-D2.book 11 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 27 of 122

Smart-sleutelsysteem
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Om het deksel van het voorste opberg-
compartiment te sluiten
Duw het deksel in de oorspronkelijke stand.
DAU80841
Parkeermodus
Het stuur is vergrendeld en de alarmverlich-
ting en richtingaanwijzers kunnen worden
ingeschakeld, maar alle andere elektrische
systemen zijn uit.
De parkeermodus inschakelen
1. Vergrendel het stuur. (Zie pagina 3-9.)
2. Houd de schakelaar “ / ” een se-
conde lang ingedrukt.
OPMERKING
Als het stuurslot niet is vergrendeld, klinkt
de zoemer 3 seconden (het controlelampje
van de Smart-sleutel knippert ook) en kan
de parkeermodus niet worden ingescha-
keld.
3. Na verificatie van de Smart-sleutel
klinkt de zoemer twee keer en wordt
de machine in de parkeermodus ge-
zet. Het controlelampje van de Smart-
sleutel gaat branden.
OPMERKING
Het zadel, het tankdopdeksel en het voorste
opbergcompartiment kunnen niet worden
geopend als de parkeermodus is ingescha-
keld.
LET OP
DCA20760
Als u de alarmverlichting of de richting-
aanwijzers langdurig gebruikt, kan dit de
accu ontladen.
De parkeermodus uitschakelen
Druk op de schakelaar “ / ”. Na verifica-
tie van de Smart-sleutel klinkt de zoemer
één keer en gaat het controlelampje van het
Smart-sleutelsysteem uit.
1. Deksel
1
BV1-9-D2.book 12 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 28 of 122

4-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Speciale kenmerken
DAU77263
Cruise control (XP530D-A)
De cruise control handhaaft een ingestelde
kruissnelheid tussen ongeveer 50 km/h (31
mi/h) en 140 km/h (87 mi/h).
WAARSCHUWING
DWA16341
Onjuist gebruik van de cruise con-
trol kan leiden tot verlies van de
controle over de machine met mo-
gelijk een ongeval tot gevolg. Ge-
bruik geen cruise control in druk
verkeer, slechte weersomstandig-
heden of op bochtige, gladde, heu-
velachtige of slechte wegen of
grindwegen.
Wanneer u heuvelopwaarts of heu-
velafwaarts rijdt, kan de cruise con-
trol de ingestelde kruissnelheid
mogelijk niet aanhouden.
Wanneer u de cruise control niet
gebruikt, moet u deze uitschakelen
om te voorkomen dat u deze per on-
geluk inschakelt. Controleer of het
controlelampje voor cruise control
“ ” uit is.Cruise control inschakelen
1. Druk op de aan-uitschakelaar voor de
cruise control “ ” om de cruise con-
trol in te schakelen. Het controlelampje
voor cruise control “ ” gaat aan.
2. Druk op de “SET–”-zijde van de instel-
schakelaar voor cruise control om de
cruise control te activeren. De huidige
rijsnelheid wordt ingesteld als de kruis-
snelheid. Het controlelampje voor de
cruise-controlinstelling “SET” gaat
aan.
De ingestelde kruissnelheid aanpassen
Terwijl de cruise control in werking is, drukt
u op de “RES+”-zijde van de instelschake-
laar voor cruise control om de ingestelde
kruissnelheid te verhogen of op de “SET–”-
zijde om de ingestelde kruissnelheid te ver-
lagen.
OPMERKING
Wanneer u de instelschakelaar eenmaal in-
drukt, wordt de snelheid in stappen van on-
geveer 2.0 km/h (1.2 mi/h) verhoogd.
Wanneer u de “RES+”- of “SET–”-zijde van
de instelschakelaar voor cruise control in-
gedrukt houdt, wordt de snelheid continu
verhoogd of verlaagd totdat u de schakelaar
weer loslaat.
U kunt de rijsnelheid ook handmatig verho-
gen met de gasgreep. Nadat u gas hebt ge-
1. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
2. Controlelampje cruise control “ ”
1 2
1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”
2. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
RE
S
SETP
ASS1
2
BV1-9-D2.book 1 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 29 of 122

Speciale kenmerken
4-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
geven, kunt u een nieuwe kruissnelheid
instellen door te drukken op de “SET–”-zijde
van de instelschakelaar. Als u geen nieuwe
kruissnelheid instelt en gas terugneemt,
remt de machine af tot de eerder ingestelde
kruissnelheid.
Cruise control uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit
om de ingestelde kruissnelheid te annule-
ren. Het controlelampje “SET” gaat uit.
Draai de gasgreep voorbij de gesloten
stand in de deceleratierichting.
Bekrachtig de voor- of achterrem.
OPMERKING
De rijsnelheid gaat dalen zodra cruise con-
trol wordt uitgeschakeld, als tenminste niet
aan de gasgreep wordt gedraaid.
De hervattingsfunctie gebruiken
Druk op de “RES+”-zijde van de instelscha-
kelaar voor cruise control om de cruise con-
trol opnieuw te activeren. De rijsnelheid
keert dan terug naar de eerder ingestelde
kruissnelheid. Het controlelampje “SET”
gaat aan.
WAARSCHUWING
DWA16351
Het is gevaarlijk de hervattingsfunctie te
gebruiken wanneer de eerder ingestelde
kruissnelheid te hoog is voor de huidige
omstandigheden.Cruise control uitschakelen
Druk op de aan-uitschakelaar van de crui-
secontrol “ ” om de cruise control uit te
schakelen. Het controlelampje “ ” en con-
trolelampje “SET” gaan uit.
OPMERKING
Als de cruise control of machinevoeding
wordt uitgeschakeld, wordt de eerder inge-
stelde kruissnelheid gewist. U kunt de her-
vattingsfunctie pas weer gebruiken nadat u
een nieuwe kruissnelheid hebt ingesteld.
Automatische uitschakeling van cruise con-
trol
De cruise control wordt elektronisch gere-
geld en is gekoppeld aan andere regelsy-
stemen. De cruise control wordt onder de
volgende omstandigheden automatisch uit-
geschakeld:
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden (bijvoor-
beeld als u een steile helling oprijdt).
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tractieregeling is inge-
schakeld, treedt deze in werking.)
Motorstoring etc.
Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, gaat het controlelampje “ ”
uit en knippert het controlelampje “SET” ge-
durende 4 seconden.
Als de cruise control automatisch is uitge-
schakeld, moet u stoppen en controleren of
de machine in goede staat verkeert voordat
u verdergaat.
Wanneer u op steile wegen rijdt, kan de
cruise control de ingestelde kruissnelheid
mogelijk niet aanhouden.
Wanneer u heuvelopwaarts rijdt, kan
de werkelijke rijsnelheid lager worden
dan de ingestelde kruissnelheid. Als
dit gebeurt, accelereert u met de gas-
greep tot de gewenste rijsnelheid.
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt, kan
de werkelijke rijsnelheid hoger worden
dan de ingestelde kruissnelheid. Als
1. Deceleratierichting
MO
DE1
BV1-9-D2.book 2 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 30 of 122

Speciale kenmerken
4-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
dit gebeurt, kunt u de instelschakelaar
niet gebruiken om de ingestelde kruis-
snelheid aan te passen. Als u de rij-
snelheid wilt verlagen, gebruikt u de
remmen. Wanneer u de remmen ge-
bruikt, wordt de cruise control uitge-
schakeld.DAU81390
D-mode (rijmodus)
D-mode is een elektronisch geregeld motor-
prestatiesysteem met twee modusselecties
(toermodus “T” en sportmodus “S”).
WAARSCHUWING
DWA18440
Wijzig de rijmodus niet tijdens het rijden.
Druk met de gasgreep gesloten op de rijmo-
dusschakelaar “MODE” om te schakelen
tussen de sportmodus “S” en de toermodus
“T”.
OPMERKING
De huidige rijmodus wordt weergege-
ven in de rijmodusweergave (pagina
5-6).
De huidige rijmodus wordt opgeslagen
wanneer de machine wordt uitgescha-
keld.
U kunt de D-mode niet wijzigen terwijl
de cruise control (XP530D-A) in wer-
king is.
Toermodus “T”
De toermodus “T” is geschikt voor verschil-
lende rijsituaties.
Deze modus biedt een soepel rijgedrag van
het lage- tot het hogetoerenbereik.
Sportmodus “S”
Vergeleken met de toermodus biedt deze
modus een sportievere motorrespons in het
lage- en middelhogetoerenbereik.
1. Rijmodusschakelaar “MODE”
MO
DE
1
BV1-9-D2.book 3 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 31 of 122

Speciale kenmerken
4-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
DAU77281
Tractieregeling
De tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de tractieregeling
in door het motorvermogen te reguleren tot-
dat de grip is hersteld.
Als tractieregeling in werking is, knippert het
controlelampje “ ”. Mogelijk merkt u ver-
andering in de reactie van de motor of het
uitlaatgeluid.
WAARSCHUWING
DWA18860
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
Tractieregeling instellen
Als u de machine inschakelt, wordt tractie-
regeling automatisch ingeschakeld.
Zie pagina 5-10 om de tractieregeling uit te
schakelen.
OPMERKING
Als de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, schakel dan de tractieregeling uit om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.
LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 8-18.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch uitgescha-
keld, bijvoorbeeld als een sensorfout wordt
gedetecteerd of wanneer langer dan enkele
seconden slechts één wiel kan draaien. Als
dit gebeurt, gaat het controlelampje “ ”
branden en mogelijk ook het waarschu-
wingslampje “ ”.
OPMERKING
Geef niet langdurig gas wanneer de machi-
ne op de middenbok staat. Anders wordt de
tractieregeling automatisch uitgeschakeld
en moet deze opnieuw worden ingesteld.
Als de tractieregeling automatisch wordt uit-
geschakeld, kunt u deze als volgt terugstel-
len.
1. Stop de machine en schakel deze vol-
ledig uit.
2. Wacht enkele seconden en schakel de
machinevoeding vervolgens in.
3. Het controlelampje “ ” dient uit te
gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.
OPMERKING
Als het controlelampje “ ” na het terug-
stellen blijft branden, kan nog steeds met de
machine worden gereden; laat de machine
1. Controlelampje tractieregeling “ ”
1
BV1-9-D2.book 4 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分
Page 32 of 122
Speciale kenmerken
4-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
echter zo snel mogelijk nakijken door uw
Yamaha dealer.
4. Laat een Yamaha dealer het voertuig
nakijken en het controlelampje “ ”
uitschakelen.
BV1-9-D2.book 5 ページ 2018年8月31日 金曜日 午後3時39分