Page 217 of 316

85)Voertuigen uitgerust met katalysator
mogen uitsluitend getakt worden met
loodvrije benzine. Loodhoudende benzine
kan de katalysator permanent beschadigen
en de werking om vervuilende emissies te
beperken teniet doen, waardoor de
prestaties van de motor in gevaar komen,
die hierdoor onherstelbaar beschadigd kan
raken. Als de motor niet goed werkt, in het
bijzonder bij moeizaam starten of bij
prestatieverlies, ga dan onmiddellijk naar
het Fiat Servicenetwerk. Langdurige en
onjuiste werking van de motor kan leiden
tot oververhitting van de katalysator en, als
gevolg, mogelijke schade aan de
katalysator en de auto.
86)Het gebruik van een
versnellingsbakvloeistof anders dan de
goedgekeurde kan de kwaliteit van het
schakelen in gevaar brengen en/of leiden
tot trilling van de versnellingsbak zelf.HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgeheven moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
De hefpunten van het voertuig zijn op
de zijskirts gemarkeerd met de
symbolen
(zie de afbeelding in
fig. 217 ).
WIELEN EN BANDEN
180) 181) 182) 183) 184)
SNEEUWKETTINGEN
87)
Op 205/55 R16 en 195/65 R15 banden
kunnen 9 mm sneeuwkettingen
gemonteerd worden.
Er kunnen 7 mm-kettingen gemonteerd
worden op 225/45 R17 banden.
Kettingen kunnen niet gemonteerd
worden op 225/40 R18 92W
XL-banden.
Belangrijke opmerkingen
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen. In bepaalde landen
worden banden gemarkeerd met de
M+S (Mud and Snow) beschouwd als
winteruitrusting; het gebruik hiervan is
gelijkwaardig aan dat van de
sneeuwkettingen.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
217P2000005-000-000
215
Page 218 of 316

BELANGRIJK Het gebruik van
sneeuwkettingen met banden met
niet-originele afmetingen kunnen het
voertuig beschadigen.
BELANGRIJK Het gebruik van
verschillende maten of typen (M+S,
winter-, enz.) banden op de voor- en
achterassen kan de bestuurbaarheid
van de auto benadelen, met het risico
van controleverlies over het voertuig en
bijgevolg ongevallen.
BELANGRIJK
180)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
181)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
182)Als de banden van het
"eenrichtingstype" zijn, geen banden van
de rechterkant van het voertuig verwisselen
naar de linkerkant, en omgekeerd. Dit type
banden kan alleen aan dezelfde zijde van
het voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
183)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
184)Rijden met geheel of gedeeltelijk
leeggelopen banden kan gevaarlijk zijn en
de band onherstelbaar beschadigen.
BELANGRIJK
87)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs
en rijd geen lange afstanden over wegen
zonder sneeuw, om beschadigingen aan
zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.
REMMEN
Het voertuig is uitgerust met vier
mechanische
remblokslijtagedetectoren, een op elk
wiel (voor versies met remschijven op
alle wielen) en twee mechanische
remblokslijtagedetectoren, uitsluitend
op de voorwielen (voor versies met
trommelremmen op de achterwielen).
Als de remvoeringen bijna zijn versleten,
zal bij het intrappen van het rempedaal
een zwak piepend geluid te horen zijn:
dit zal ongeveer 100 km duren (dit
aantal kilometers hangt af van rijstijl en
route).
Er kan dan nog gewoon worden
gereden, mits dat voorzichtig gebeurt.
Neem echter zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om de
versleten remblokken te laten
vervangen.
216
ONDERHOUD EN ZORG
Page 219 of 316

CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lak
88)
6)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van het
gebruik van de auto en van de
omgeving. Zo is het bijvoorbeeld
raadzaam het voertuig vaker te wassen
in gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Sommige delen van het voertuig
kunnen zijn voorzien zijn van een matte
lak die, om intact te blijven, speciale
zorg vereist: zie de aanwijzingen in de
waarschuwing aan het eind van deze
paragraaf
89)
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne van het dak
wanneer het voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan het
voertuig;
maak de carrosserie, indien
mogelijk, eerst nat met een waterstraal
onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in
de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de kunststof
lampenglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
217
Page 220 of 316

Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de startinrichting
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
88)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.89)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Gebruik voor het wassen
van de auto, uitsluitend met de hand,
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
INTERIEUR
185) 186) 187)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, ook onder de matten, om
roesten van het plaatwerk te
voorkomen.
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Het is raadzaam een
vochtige borstel te gebruiken voor het
reinigen van bekleding die niet van stof
is. Reinig de stoelen met een spons
bevochtigd met een oplossing van
water en neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN(waar aanwezig)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige
doek, zonder al te veel druk uit te
oefenen.
Dep vloeistoffen of vetvlekken op met
een absorberende, droge doek zonder
hierbij te wrijven. Reinig vervolgens met
een zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is,
gebruik dan een speciaal
reinigingsmiddel en volgt de
aanwijzingen strikt op.
218
ONDERHOUD EN ZORG
Page 221 of 316

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF EN
GECOATE
INTERIEURDELEN
90)
Reinig kunststof interieurdelen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van
olieachtige of hardnekkige vlekken
speciale producten zonder
oplosmiddelen die het originele
voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water. Het
gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
ONDERDELEN VAN ECHT
LEDER
(waar aanwezig)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten op
basis van alcohol.
Controleer alvorens een specifiek
product voor interieurreiniging te
gebruiken, of het geen alcohol en/of
stoffen op basis van alcohol bevat.
BELANGRIJK
185)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
186)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet blootgesteld worden aan temperaturen
boven 50°C. Wanneer het voertuig in de
zon staat, kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.
187)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer onder de pedalen liggen; verzeker u
ervan dat de matten altijd vlak liggen en
geen contact met de pedalen maken.
BELANGRIJK
90)Gebruik nooit alcohol, benzine en
hiervan afgeleide producten om het
dashboard en het glas van het
instrumentenpaneel te reinigen.
219
Page 222 of 316
TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken. Voor
de liefhebbers en de monteurs, maar
ook gewoon voor degenen die elk detail
van hun voertuig willen kennen.
IDENTIFICATIEGEGEVENS......221
MOTOR..................223
WIELEN..................226
AFMETINGEN..............233
GEWICHTEN...............235
TANKEN..................243
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN...........247
PRESTATIES...............252
BRANDSTOFVERBRUIK - CO
-EMISSIE.................253
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN HET
VOERTUIG AAN HET EINDE
VAN DE LEVENSDUUR........254
220
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 223 of 316

IDENTIFICATIE-
GEGEVENS
PLAATJE VOERTUIG-
INDENTIFICATIENUMMER
(VIN)
Dit bevindt zich op de stijl van het
bestuurdersportier. Het kan gelezen
worden als het portier open staat en
hierop zijn de volgende gegevens
vermeld fig. 218:
ANaam van de fabrikant
BNummer typegoedkeuring voertuig
CVoertuigidentificatienummer
DTechnisch toegestaan max. gewicht
met volledige belading
ETechnisch toegestaan max. gewicht
voor gecombineerd voertuig
FTechnisch toegestaan max. gewicht
op as 1
GTechnisch toegestaan max. gewicht
op as 2
HMotoridentificatie
IVersie typevariant
LKleurcode lakwerk
MAbsorptiecoëfficiënt rook
(Dieselversies)
NNadere instructies.VOERTUIG-
IDENTIFICATIENUMMER
Het Voertuigidentificatienummer (VIN) is
gestanst op een plaatje afgebeeld in
fig. 219, het bevindt zich in de linker
bovenhoek van de dashboardbekleding
en is zichtbaar vanaf de buitenkant van
het voertuig door de voorruit.
Dit nummer is ook op de vloer van het
interieur gestanst, vóór de rechter
voorstoel.
Om toegang te krijgen tot het plaatje,
klepje 1 fig. 220 in de door de pijl
aangegeven richting schuiven.
21804066J0011EM
21910016J0001EM
221
Page 224 of 316
Dit nummer bevat de volgende
gegevens:
type voertuig;
chassisnummer.
MOTORCODE
Deze is op het cilinderblok ingeslagen
en vermeldt het type en het
motorserienummer.
220P2000047-000-000
222
TECHNISCHE GEGEVENS