Page 105 of 260

BELANGRIJK
79)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en
tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
80)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met uw bovenlichaam
over het stuurwiel gebogen, maar zit
rechtop met uw rug stevig tegen de
rugleuning.
81)ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag dodelijk letsel van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.82)Zie voor het uitschakelen van de
airbags via het displaymenu van
het instrumentenpaneel, de beschrijving in
het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel", paragraaf
"Instellingenmenu".
83)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
84)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
85)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
86)Als bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, het lampje
niet
gaat branden of tijdens het rijden blijft
branden, dan is er mogelijk een storing in
de veiligheidssystemen. In dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners
mogelijk niet in werking treden bij
een botsing of, in een zeer beperkt aantal
gevallen, per ongeluk in werking treden.
Laat het systeem onmiddellijk controleren
door het Fiat Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
87)Voor bepaalde versies/markten gaat bij
een storing van het lampje
, het lampjebranden en worden de explosieve
ladingen van de passagiersairbag
uitgeschakeld.
88)Bedek bij auto's met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.89)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
90)Laat na diefstal of een poging tot
diefstal, vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
91)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.
103
Page 106 of 260

92)Het ledlampjegeeft de status aan
van de passagiersairbagbescherming.
Als de led uit is, is de zijairbag van de
passagier actief: gebruik het
Instellingenmenu om deze zijairbag uit te
schakelen (in dat geval gaat de led
branden) Wanneer de motor wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt de led circa
8 seconden, als ten minste 5 seconden
na de vorige uitschakeling zijn verstreken.
Als dit niet het geval is, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk. Als de
motor binnen 5 seconden opnieuw wordt
afgezet/gestart, kan de led gedoofd blijven.
Controleer in dit geval de correcte
ledwerking, zet de motor af, wacht
minstens 5 seconden en start de motor
weer. De led kan met verschillende
lichtsterkte branden, afhankelijk van de
voertuigcondities. De lichtsterkte kan ook
tijdens dezelfde sleutelcyclus variëren.
93)De activeringsdrempel van de airbag is
hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
94)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
104
VEILIGHEID
Page 107 of 260

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................106
TIJDENS PARKEREN ......................107
HANDREM ......................................107
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................108
GEBRUIK VAN DE
DUALOGIC-VERSNELLINGSBAK ...109
START&STOP-SYSTEEM ................111
CRUISECONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................112
SPEED LIMITER ..............................114
MODUSSELECTIESYSTEEM ..........115
PARKEERSENSOREN.....................118
ACHTERUITRIJCAMERA
(PARKVIEW®-
ACHTERUITRIJCAMERA)................120
EEN AANHANGER TREKKEN .........122
TANKEN..........................................123
ADBLUE®-ADDITIEF (UREUM)
VOOR DIESELUITSTOOT ................127
105
Page 108 of 260

DE MOTOR STARTEN
95) 96)38) 39) 40) 41) 42)
Verstel voordat u de motor start, de
stoel, achteruitkijkspiegels,
buitenspiegels en maak de
veiligheidsriem correct vast.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
VERSIES MET
HANDMATIGE
VERSNELLINGSBAK
Benzineversies
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Dieselversies
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan, zet de
versnellingspook in de vrijstand en draai
de contactsleutel naar MAR: het
lampje
op het instrumentenpaneel
gaat branden.
wacht tot het lampjeuitgaat en
trap dan het koppelingspedaal volledig
in zonder het gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in de stand
AVV zodra het lampje
uit gaat. Laat
de contactsleutel los zodra de motor
start.
BELANGRIJK Als de motor niet bij de
eerste poging start, draai dan de
contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen. Als,
met de contactsleutel op MAR, het
symbool
op het display blijft
branden samen met het lampje
op
het instrumentenpaneel (uitsluitend
voor benzineversies), dan wordt
geadviseerd de sleutel naar STOP en
dan weer naar MAR te draaien. Als het
symbool
blijft branden, probeer
dan met de andere sleutels die bij de
auto zijn geleverd. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de
motor nog steeds niet gestart kan
worden.
VERSIES MET
DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK
97)
Het starten van de motor kan zowel
met een ingeschakelde versnelling als in
de vrijstand (N) gebeuren.Het rempedaal moet echter altijd
ingetrapt worden als een andere
versnelling dan de vrijstand is
ingeschakeld. Het wordt aangeraden
de versnellingspook in de vrijstand
(N) te zetten voordat de motor wordt
gestart.
DE MOTOR AFZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien om
de temperatuur in de motorruimte
te laten zakken.
BELANGRIJK
95)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en de
uitlaatgassen van de motor bevatten
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
96)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.
106
STARTEN EN RIJDEN
Page 109 of 260

97)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie wegens het feit
dat de versnellingsbak automatisch naar
de vrijstand is gegaan, door een
geluidssignaal worden aangegeven.
BELANGRIJK
38)Het knipperen van het lampjegedurende 60 seconden na het
starten of na langdurige startpogingen,
duidt op een defect van het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
het voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel mogelijk
contact worden opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
39)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
40)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
41)Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
42)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
TIJDENS PARKEREN
Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten.
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor uit en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Op versies met een Dualogic-
versnellingsbak, moet de 1
eversnelling
of de achteruit ingeschakeld zijn met
de voet op het rempedaal en moet de
handrem, indien op een helling,
gebruikt worden om veilig te kunnen
parkeren.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(bij versies met Dualogic-
versnellingsbak wordt dit aangegeven
met de letter N op het display).
HANDREM
98) 99)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Inschakelen handrem
Trek hendel A fig. 85 omhoog totdat de
auto is geblokkeerd. Vier of vijf klikken
zijn over het algemeen voldoende
wanneer de auto op een vlakke
ondergrond staat, terwijl er tien of elf
nodig kunnen zijn als de auto met
belading op een steile helling staat:
neem als dit niet het geval is contact op
met het Fiat Servicenetwerk, om de
handrem opnieuw af te laten stellen.
85F0Y0601C
107
Page 110 of 260

Uitschakelen handrem
Trek hefboom A een stukje omhoog en
houd knop B ingedrukt; controleer of
het lampje
op het
instrumentenpaneel uitgaat.
BELANGRIJK
98)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
99)Bij auto's met een armsteun voor, moet
deze armsteun worden opgetild om te
voorkomen dat deze de werking van de
hendel in de weg zit.
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
100)43)
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en plaats de pook in de
gewenste stand (het schakelschema is
aangegeven op de pookknop).
Inschakeling achteruitversnelling
1.4 16V-versies: om vanuit de vrijstand
de achteruitversnelling R te kiezen,
trekt u de ring A fig. 86 onder de kop
van de versnellingspook omhoog en
verplaatst u tegelijkertijd de
versnellingspook naar rechts en dan
naar achteren.1.3 16V MultiJet-versie: om vanuit de
vrijstand de achteruitversnelling R in
te schakelen, de hendel naar rechts en
vervolgens naar achteren verplaatsen.
1.6 16V MultiJet-versie:omde
achteruitversnelling R vanuit de
vrijstand in te schakelen, de ring A
onder de knop optillen en tegelijkertijd
de pook naar links en vervolgens naar
voren verplaatsen.
Om de 6
eversnelling in te schakelen
(voor bepaalde versies/markten), de
versnellingspook stevig naar rechts
verplaatsen, om te voorkomen dat de
4
eversnelling per ongeluk wordt
ingeschakeld. Hetzelfde geldt bij het
schakelen van de 6
enaar de 5e
versnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaand voertuig worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
86F0Y0602C
108
STARTEN EN RIJDEN
Page 111 of 260

BELANGRIJK Het koppelingspedaal
mag uitsluitend voor het schakelen
gebruikt worden. Laat tijdens het rijden
de voet nooit, zelfs niet licht, op het
koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde
versies/markten kan de regelelektronica
van het koppelingspedaal een foutieve
rijstijl als een defect interpreteren.
BELANGRIJK
100)Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op de juiste wijze te schakelen.
Daarom is het van fundamenteel belang
dat er niets onder het pedaal ligt: let erop
dat de matten vlak liggen en dat ze de slag
van de pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
43)Rijd niet met de hand op de
versnellingspook aangezien de
uitgeoefende druk, hoe licht ook, na
verloop van tijd kan leiden tot slijtage van
de interne onderdelen van de
versnellingsbak.
GEBRUIK VAN DE
DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
101)44)
VERSNELLINGSPOOK
De versnellingspook A fig. 87 is van het
multistabiele zwevende type, d.w.z. hij
kan drie stabiele en drie instabiele
standen aannemen.
De drie stabiele standen zijn: vrijstand
(N), achteruit (R) en de middelste stand
tussen de instabiele standen (+) en
(-).
De middelste stand van de
versnellingspook is de
vooruitversnelling.De instabiele standen, d.w.z. de
standen die de pook verlaat zodra hij
wordt losgelaten, zijn de standen voor
het aanvragen van een hogere
versnelling (+), een lagere versnelling (-)
en de overschakeling van automatische
naar handmatige werking en
omgekeerd (A/M).
BEDIENINGSWIJZE
De versnellingsbak/transmissie kan op
twee manieren worden bediend:
MANUAL, waarbij de bestuurder
beslist zelf wanneer hij zal schakelen;
AUTO, waarbij het systeem beslist
wanneer er geschakeld wordt.
HANDMATIGE BEDIENING
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in en start de
motor;
duw de versnellingspook naar (+)
om de eerste versnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
bij ingeschakelde vooruitversnelling,
moet “M1”, “M2” (zie afbeelding), enz.
op het display worden weergegeven.
Druk de pook, als dit niet het geval
is, naar de stand A/M om de
handmatige bediening in te schakelen.
87F0Y0313C
109
Page 112 of 260

laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in;
duw tijdens het rijden de
versnellingspook naar (+) om de
volgende versnelling of naar (-) om een
versnelling terug te schakelen.
BELANGRIJK Bedien, voor een juist
gebruik van het systeem, het pedaal
uitsluitend met de rechtervoet.
AUTOMATISCHE
BEDIENING (AUTO)
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in en start de
motor;
duw de versnellingspook naar (+)
om de eerste versnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
bij ingeschakelde vooruitversnelling,
moet “A1”, “A2” (zie afbeelding), enz.
op het display worden weergegeven.
Druk de pook, als dit niet het geval
is, naar de stand A/M om de
automatische bediening in te
schakelen.
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in: het systeem schakelt een
aan de voertuigsnelheid aangepaste
versnelling in.AUTO-ECO WERKING
Druk op de ECO-knop fig. 88 om de
functie in te schakelen. De ECO-functie
kan alleen ingeschakeld worden bij
actieve automatische werking.
Met de ECO-functie ingeschakeld,
selecteert het systeem de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
voertuigsnelheid, het motortoerental
en de intensiteit waarmee het
gaspedaal wordt ingetrapt met als doel
het brandstofverbruik te beperken."Kick Down" FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Indien nodig (bijvoorbeeld tijdens het
inhalen), schakelt het systeem een
of meer versnellingen terug wanneer
het gaspedaal voorbij het stroeve punt
wordt ingetrapt (en als het
motortoerental dit toestaat) om het
geschikte vermogen en koppel voor de
verzochte acceleratie te leveren.
BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick
Down” functie wordt uitsluitend
aanbevolen tijdens het inhalen of snel
accelereren, om niet het
brandstofverbruik te verhogen.
BEDIENINGSTOETSEN
OP STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
45)
Bij sommige versies kan het schakelen
sequentieel plaatsvinden via de peddels
op het stuurwiel fig. 89.
Om de peddels op het stuurwiel stuur
te kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in de middelste stand
tussen (+) en (–) staan.
Om een hogere versnelling in te
schakelen: trek de rechter peddel (+)
naar het stuurwiel.Om een lagere
versnelling in te schakelen:trekde
rechter peddel (-) naar het stuurwiel.
88F0Y0614C
110
STARTEN EN RIJDEN