Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
ATTENTIE
Na ritten door water, modder, pek enz. kan de
werk in
g van de remmen vanwege natte rem-
schijven en -blokken trager zijn. Om ervoor te
zorgen dat de remmen weer goed werken,
moeten de remmen eerst voorzichtig worden
drooggeremd. VOORZICHTIG
● Het rijden door onder g
elopen zones kan
ernstige schade veroorzaken aan bepaalde
onderdelen van de wagen zoals de motor,
transmissie, het onderstel of het elektrische
systeem.
● Deactiveer voor het waden altijd het
star
t/stop-systeem* ››› pag. 209. Let op
● Contr o
leer de diepte van het water alvorens
over dat stuk weg te rijden.
● Stop nooit in het water, rijd niet achteruit
daarin en st
op nooit de motor.
● Houd er rekening mee dat wagens die uit
teg
engestelde richting komen golven kunnen
veroorzaken, waardoor het waterpeil hoger
komt dan het max. peil toegestaan voor uw
wagen.
● Voorkom rijden door zout water (corrosie). Systemen ter ondersteuning
v
an de be
s
tuurder
Start/stop-systeem* Gerelateerde video Afb. 183
Comfort Beschrijving en werking
Het start-stopsysteem kan u helpen brand-
s
t
of
te besparen en de CO 2-emissie te beper-
ken.
In de start/stop-stand wordt de motor auto-
matisch afgezet zodra de wagen stil komt te
staan of uitrolt, bijv. voor een verkeerslicht.
Het contact blijft ingeschakeld tijdens de pe-
riode van stilstand. Zodra verder gereden kan
worden, wordt de motor weer automatisch
gestart. In deze situatie blijft het licht van de
knop START ENGINE STOP vast branden
1)
. Zodra het contact wordt ingeschakeld, wordt
aut
om
ati
sch het start/stop-systeem geacti-
veerd.
In het Easy Connect-systeem kunt u nadere
informatie raadplegen over het start/stop-
systeem: door op de toets te drukken in
het menu
Status van de wagen .
B a
sisvoorwaarden voor start/stop-stand
● Het bestuurdersportier moet gesloten zijn.
● De bestuurder draagt de veiligheidsgordel.
● De motorkap is gesloten.
● De motor heeft een minimale bedrijfstem-
peratuur ber
eikt.
● De achteruitversnelling is niet ingescha-
keld.
● D
e auto staat niet op een steile helling. ATTENTIE
● Nooit de mot or afz
etten voordat de wagen
volledig tot stilstand is gekomen. De werking
van de rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te remmen.
Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurt
als u gewend bent, kan dit tot ongevallen en
ernstige verwondingen leiden. »1)
Alleen wagens met Keyless Access.
209
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Start/stop-systeem: Storing!
Functie niet beschikbaar Er i s
een s
toring opgetreden in het
start/stop-systeem. Rijd naar een gespeciali-
seerde werkplaats om de storing te laten re-
pareren.
Snelheidsregelsysteem (SRS)* Werkin
g Afb. 185
Display in het instrumentenpaneel:
s t
at
usaanduidingen van GRA. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 45
De cruise control (GRA) zorgt ervoor dat tij-
dens het vooruit rijden met snelheden vanaf ongeveer 20 km/u (15 mijl per uur) de gepro-
grammeerde s
nelheid constant wordt aange-
houden.
De GRA vermindert de snelheid van de wagen
enkel door niet meer te accelereren, niet door
actieve tussenkomst van de remmen ››› .
C ontr
o
lelampje
Gaat branden
Het snelheidsregelsysteem (SRS) is ingeschakeld en ac-
tief.
OF: de automatische afstandsregeling (ACC) is ingescha-
keld en actief.
OF: De snelheidsbegrenzer is ingeschakeld en actief. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Weergave op het display van de GRA
Status afb. 185:
GRA tijdelijk uitgeschakeld. De gepro-
grammeerde snelheid wordt in kleine of
donkere cijfers weergegeven.
Systeemfout. Raadpleeg een gespeciali-
seerde werkplaats.
GRA ingeschakeld. Het snelheidsgeheu-
gen is leeg.
A
B
C De GRA is actief. De geprogrammeerde
s
nelheid w
or
dt in grote cijfers weergege-
ven. ATTENTIE
Als u met een constante snelheid niet op een
vei lig
e afstand van andere weggebruikers
kunt rijden, kan het gebruik van het snel-
heidsregelsysteem tot ongevallen en ernstig
letsel leiden.
● Gebruik het snelheidsregelsysteem nooit in
druk v
erkeer, als de veiligheidsafstand onvol-
doende is, op steile wegen, op bochtige of
gladde wegen (sneeuw, ijs, regen of stenen),
en op overstroomde wegen.
● Gebruik het SRS ook nooit buiten de ver-
harde w
egen of op onverharde wegen.
● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
stand aan t
ot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
● Schakel het snelheidsregelsysteem altijd
na ge
bruik uit om te voorkomen dat de snel-
heid onverwacht geregeld wordt.
● Het is gevaarlijk weer terug te gaan naar de
opge
slagen snelheid wanneer die snelheid te
hoog is voor de omstandigheden van dat mo-
ment (wegdek, verkeer, weersgesteldheid).
● Bij het bergafwaarts rijden kan het snel-
heidsre
gelsysteem de snelheid niet constant
houden. Door het eigen gewicht van de wa-
gen kan de snelheid toenemen. Schakel terug
of rem de wagen met de voetrem af. D
212
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
In moeilijk e rij
situaties kan de Front Assist
uitzonderlijk waarschuwen en ingrijpen op de
remmen zonder dat dit nodig is, zoals bij-
voorbeeld in het geval van vluchtheuvels.
● Als de werking van de Front Assist ver-
stoor
d is, bijvoorbeeld door vuil of de ontre-
geling van de radarsensor, kan het systeem
onnodige waarschuwingen zenden en ontoe-
passelijk ingrijpen op de remmen.
● Front Assist reageert niet bij dieren, noch
bij krui
sende wagens of bij een tegemoetko-
mende wagen op dezelfde rijstrook.
● Front Assist reageert ook niet bij voetgan-
gers
die dezelfde richting uitgaan of uit te-
gengestelde richting naderen op dezelfde
rijstrook.
● U moet als bestuurder altijd paraat zijn om
de contro
le van de wagen over te nemen. Let op
● Bij ing e
schakelde Front Assist, kunnen de
aanwijzingen van het display van het instru-
mentenpaneel van andere functies verborgen
zijn, bijvoorbeeld een binnenkomende op-
roep.
● Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-
daal
"zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de Front As
sist kunnen worden onderbroken
door het koppelingspedaal of het gaspedaal
in te trappen, of door te draaien aan het
stuurwiel. ●
Front As
sist kan de auto doen vertragen tot
zelfs volledige stilstand. Het remsysteem
doet de wagen echter niet permanent stil-
staan. Trap het rempedaal in!
● Als de Front Assist niet werkt zoals be-
schr
even in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-
teem verschillende keren onnodig ingrijpt),
schakel het dan uit. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. Radarsensor
Afb. 190
Op de voorbumper: radarsensor. Op de voorbumper is een radarsensor inge-
bou
wd om de
v
erkeerssituatie te herkennen
››› afb. 190 1 .
Het
z
icht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of nevel. In dit geval werkt Front Assist niet. De
informatiet
ekst op het display in het instru-
mentenpaneel luidt: Front Assist: Sen-
sor zonder zicht! Indien nodig de ra-
darsensor reinigen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of wegens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van Front Assist wor-
den beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT
aan om naar een SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Op die wijze worden mogelijk gevaarlijke
situaties door een verkeerde werking van het » 219
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Laat
● Uit
S EA
T bev
eelt aan te rijden met de functie in
stand "Middel".
In- of uitschakelen van de waarschuwing van
de afstand
Als de veiligheidsafstand tot de voorligger
niet wordt gerespecteerd, wordt op het dis-
play van het instrumentenpaneel een waar-
schuwing hieromtrent weergegeven . In
dat geval de veiligheidsafstand verhogen.
De waarschuwing van de afstand kan worden
in- of uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-
teem met de toets en de functieknoppen
S ETUP en
B
e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag.
34.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de waarschuwing van de af-
stand altijd ingeschakeld te houden.
Front Assist tijdelijk uitschakelen in
de vo
lgende situaties In onderstaande omstandigheden wordt het
aanbev
o
l
en Front Assist uit te schakelen van-
wege beperkingen van dit systeem: ●
Wanneer de wag
en weggesleept wordt.
● Wanneer de wagen op een rolllenbak staat.
● Wanneer de radarsensor defect is.
● Wanneer de radarsensor een schok krijgt,
bijv
oorbeeld bij een botsing aan de achter-
kant.
● Wanneer hij verschillende keren onnodig
ingrijpt.
● A
ls de radarsensor tijdelijk afgedekt wordt
met een acc
essoire, zoals bijvoorbeeld een
bijkomende koplamp e.d.
● Wanneer de wagen in een vrachtwagen,
een veerpont
of een trein zal worden gela-
den.
Beperkingen van het systeem Front Assist heeft bepaalde fysieke beperkin-
g
en eig
en aan het
systeem. Zo kunnen bij-
voorbeeld sommige reacties van het systeem
onder bepaalde omstandigheden ongeschikt
zijn vanuit het standpunt van de bestuurder.
Daarom moet de bestuurder altijd aandach-
tig zijn om in te grijpen waar nodig.
Onderstaande omstandigheden kunnen ver-
oorzaken dat Front Assist niet of te laat zou
reageren:
● Tijdens de eerste momenten van het rijden
na in s
chakeling van het contact, door de ini-
tiële zelfkalibratie van het systeem. ●
Bij het nemen v
an scherpe bochten of com-
plexe trajecten.
● Als het gaspedaal helemaal ingetrapt
wordt
.
● Als de Front Assist uitgeschakeld of defect
is.
● Wanneer het
ASR uitgeschakeld is of het
ESC in de modu
s Sport handmatig ››› pag.
189 geactiveerd is.
● Als de ESC regelt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektris
ch vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de radarsensor vuil of bedekt is.
● Als er zich metalen voorwerpen bevinden
zoal
s bijv. rails op de rijbaan of platen ge-
bruikt bij werkzaamheden.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Als de wagen krachtig versneld wordt.
● Bij sneeuw of hevige regenval.
● Bij smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen.
● Bij
voertuigen die uit de lijn rijden.
● Bij voertuigen die elkaar kruisen.
● Bij voertuigen die naderbij komen in tegen-
ges
telde richting.
● De speciale lading en accessoires van an-
dere v
oertuigen die aan de zijkant, achterzij-
de of bovenzijde uitsteken.
221
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
bij dieren of voertuigen die kruisen of in te-
gen
g
estelde richting over dezelfde rijstrook
komen.
● Indien de ACC de snelheid niet voldoende
vermindert, r
em dan de wagen onmiddellijk
met het rempedaal.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt de
ACC
-functie mogelijk automatisch uitgescha-
keld tijdens de rit. Schakel het systeem uit
wanneer u begint te rijden.
● Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-
plaat
sen na de oproep tot ingreep door de be-
stuurder, rem dan de wagen met het rempe-
daal.
● Indien op het display van het instrumenten-
paneel e
en oproep tot ingreep van de be-
stuurder weergegeven wordt, regel dan zelf
de afstand.
● De bestuurder moet klaar zijn om zelf op
elk ogenb
lik te versnellen of te remmen. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
defect i
s, schakel dan de ACC uit. Zo vermijdt
u mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. Let op
● Als
de ACC niet werkt zoals beschreven in
dit hoofdstuk, gebruik het dan niet en ga
naar een gespecialiseerde werkplaats. Om
die reden beveelt SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan.
● De maximumsnelheid met ingeschakelde
ACC
bedraagt 210 km/u (150 mph).
● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnen
vreemde geluiden hoorb
aar zijn tijdens het
automatisch remmen, veroorzaakt door het
remsysteem. Aanwijzingen op het scherm, waar-
s
c
hu
wings- en controlelampjes Afb. 194
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: (A) A
CC niet actief (standby). (B)
ACC actief. Statusweergave op het display
W
eer
g
ave op het display ››› afb. 194:
Voorligger gedetecteerd. De ACC is niet
actief en regelt de snelheid niet.
Afstand tot de voorligger. De ACC is niet
actief en regelt de afstand niet. »
1 2
223
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Voorligger gedetecteerd. De ACC is actief
en r e
g
elt de snelheid.
Afstandsniveau 2 ingesteld door de be-
stuurder.
De ACC is actief en regelt de afstand af-
hankelijk van de snelheid.
Symbolen in het display van het instrumen-
tenpaneel en controlelampjes.
››› in Waarschuwingssymbolen op
p ag. 124
.
De snelheidsafname door de ACC om
de afstand tot de voorligger te behou-
den is onvoldoende.
Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door be-
stuurder.
ACC is momenteel niet beschikbaar.
a)
Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en op-
nieuw inschakelen. Een visuele controle van de radar-
sensor uitvoeren
››› afb. 195 (op vuil, ijs of schok). Is hij
nog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een gespeciali-
seerde werkplaats om het systeem na te kijken.
a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel met
kleurendisplay.
ACC is actief.
Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogram-
meerde afstand blijft constant.3
4
5
Heeft het symbool een witte kleur:
ACC is actief.
Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid en
de afstand tot de voorligger.
Heeft het symbool een grijze kleur:
De ACC is niet actief (standby)
Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.
Gaat groen branden.
ACC is actief.
Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
o
le kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
ssymbolen op pag. 124 in acht nemen. Let op
Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzin-
gen v
an het display van het instrumentenpa-
neel verborgen zijn door aanwijzingen van
andere functies, bijvoorbeeld een binnenko-
mende oproep. Radarsensor
Afb. 195
Op de voorbumper: radarsensor. Op de voorbumper is een radarsensor inge-
bou
wd om de
v
erkeerssituatie te herkennen
››› afb. 195 1 .
Het
z
icht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt de automatische af-
standsregeling (ACC) niet. De informatietekst
op het display in het instrumentenpaneel
luidt: ACC: Sensor zonder zicht! In-
dien nodig de radarsensor reinigen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
224
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
zijn ingesteld bij het inschakelen van de af-
s t
and
sregeling (ACC) met toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 34.
Rijpr
ofiel instellen
Bij wagens met SEAT Drive Profile kan het ge-
kozen rijprofiel het acceleratie- en remgedrag
van de ACC beïnvloeden ››› pag. 237.
Bij wagens zonder SEAT Drive Profile kan het
gedrag van de ACC worden beïnvloed door
het selecteren van een van de onderstaande
rijprofielen in het Easy Connect-systeem:
● Normal
● Sport
● Eco
● Comfort
In dit gev
al krijgt men toegang tot de instel-
lingen van de ACC middels de toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP >
Onder s
t
euning van de bestuurder >
A
C
C ›››
pag. 34
.
Onder
staande voorwaarden kunnen tot ge-
volg hebben dat de ACC niet reageert:
● Ingetrapt gaspedaal.
● Geen versnelling ingeschakeld.
● Als de ESC regelt.
● De bestuurder heeft de veiligheidsgordel
niet om g
egespt. ●
Vers
chillende lichten van de wagen of van
de elektrisch vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph).
Aanwijz
ingen voor de bestuurder
ACC niet beschikbaar
Het systeem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren. ACC en Front Assist: momen-
teel niet beschikbaar. Sensor
zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Sensor schoonmaken
››› afb. 195.
ACC: momenteel niet beschik-
baar. Helling te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van
de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC
kan niet worden geactiveerd. ACC: enkel beschikbaar in D, S
of M
Stand van keuzehendel D/S of M selecteren. ACC: parkeerrem vastgezet
De AC
C wordt uitgeschakeld als de parkeer-
rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-
schikbaar na het loszetten van de parkeer-
rem.
ACC: momenteel niet beschik-
baar. Ingreep stabiliteitscon-
trole
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven wanneer de elektronische sta-
biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval
wordt de ACC automatisch uitgeschakeld. ACC: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, bij het vertrekken op
een lichte helling, de wagen zich naar achter-
en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-
keld is. Trap de rem in om te vermijden dat
de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen
tegen een andere wagen. ACC: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt
weergegeven in wagens met schakelbak als
de actuele snelheid te laag is voor de ACC-
modus.
De snelheid die u wenst op te slaan moet
minstens 30 km/u (18 mpu) bedragen. Bij
snelheden lager dan 20 km/u (12 mpu)
wordt het snelheidsregelsysteem uitgescha-
keld. »
227
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
stilstaand voertuig bevindt, zal de ACC hier
niet op r
e
ageren ››› afb. 200 D. Rem in deze
gevallen zelf indien nodig.
Voertuigen die rijden in tegengestelde rich-
ting en voertuigen die elkaar kruisen
De ACC reageert niet op voertuigen uit tegen-
gestelde richting die naderen noch op voer-
tuigen die elkaar kruisen.
Metalen voorwerpen
Metalen voorwerpen zoals bijvoorbeeld rails
op de rijbaan of platen gebruikt bij werk-
zaamheden, kunnen de radarsensor in ver-
warring brengen en verkeerde reacties van de
ACC veroorzaken.
Factoren die de werking van de radarsensor
kunnen beïnvloeden
Als de werking van de radarsensor verstoord
zou zijn, bijv. wegens zware regenval, nevel,
sneeuw of modder, dan wordt de ACC tijdelijk
uitgeschakeld. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. Indien nodig de radarsensor rei-
nigen ››› afb. 195.
Wanneer de radarsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd. Bij sterke weerkaatsing van het signaal van
de rad
ar, bijvoorbeeld in een gesloten par-
keerplaats, kan de werking van de ACC beïn-
vloed worden.
Rijden met een aanhangwagen
Bij het rijden met een aanhangwagen, is de
regeling van de ACC minder dynamisch.
Oververhitte remmen
Als de remmen overmatig verhitten, bijvoor-
beeld na plots remmen of op lange en zeer
steile afdalingen, kan de ACC tijdelijk uitge-
schakeld zijn. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. In dit geval kan de cruise control
niet worden geactiveerd.
Zodra de temperatuur van de remmen vol-
doende gedaald is, kan de cruise control op-
nieuw geactiveerd worden. De foutmelding
verdwijnt van het display van het instrumen-
tenpaneel. Als het bericht ACC niet be-
schikbaar gedurende lange tijd blijft bran-
den, dan betekent dit dat er een storing is.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. ATTENTIE
Als de waarschuwing Rempedaal intrap-
pen wor dt
genegeerd, dan kan de wagen on-
gewild vooruit bewegen en tegen de voorlig- ger botsen. In ieder geval dient u, voordat u
we
grijdt, t
e controleren of de weg vrij is. Het
kan voorkomen dat de radarsensor hindernis-
sen op de weg niet zou herkennen. Dit kan
een ongeval en zware verwondingen tot ge-
volg hebben. Trap indien nodig op de rem. 231
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid