Bedienen
VOORZICHTIG
● Vermijd hog e mot
ortoerentallen als de mo-
tor nog koud is, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk. Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental per
minuut aan
››
› afb. 125 1 .
De t oer
enteller geeft u, samen met de toeren-
talindicatie, de mogelijkheid om de motor
van uw wagen altijd te gebruiken op het
meest geschikte toerental.
Het begin van het rode veld in de toerenteller
geeft het voor alle versnellingen maximaal
toelaatbare motortoerental aan voor een in-
gereden motor die op bedrijfstemperatuur is.
Schakel op voordat dit veld wordt bereikt bij
wagens met schakelbak of plaats de keuze-
hendel in de stand "D", of haal uw voet van
het gaspedaal bij wagens met automatische
transmissie.
Beter is het echter om de hoge toerentallen
te mijden en te letten op de versnellingsindi-
caties. Voor aanvullende informatie, zie
››› pag. 42, Indicatie van de versnellin-
gen. VOORZICHTIG
De naald van de toerenteller ›››
afb. 125 1 mag de rode zone slechts kort bereiken, dit
om te
v
oorkomen dat de motor beschadigd
raakt. Milieu-aanwijzing
Vroeg opschakelen helpt om brandstof te be-
sp ar
en, de uitstoot te beperken en rijgeluiden
te verminderen! Elementen op het beeldscherm
Bij het inschakelen van het contact kan op
het
di
s
play van het instrumentenpaneel
››› afb. 125 3 uiteenlopende informatie
w eer
g
egeven worden, naargelang de uitvoe-
ring van de wagen:
● Motorkap, achterklep en portieren geopend
›››
pag. 41.
● Waarschuwings- en informatieteksten.
● Afgelegde afstand.
● Tijd.
● Navigatieaanwijzingen.
● Buitentemperatuur.
● Kompas.
● Keuzehendelstand ›››
pag. 194.
● Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
vers
nellingsbak) ›››
pag. 42. ●
Multif
unctie-indicatie (MFA) en menu's voor
verschillende instellingsopties ›››
pag.
37
● Service-intervalindicatie ›››
pag. 43.
● Tweede snelheidsindicatie ›››
pag. 121.
● Snelheidssignaal ›››
pag. 43.
● Statusindicatie van het start-stopsysteem
›››
pag. 209.
● Indicatie van de staat van het actieve cilin-
derbeheer (ACT ®
)* ››
› pag. 205
● Staat van rijden met laag verbruik ( )
›
›› pag. 121
● Motorcode (MKB) ›››
pag. 121.
Afgelegde afstand
De totale kilometerteller registreert de totaal
afgelegde afstand van de wagen.
De dagkilometerteller (trip ) geeft het aantal
kilometers of mijlen weer dat na de laatste
keer terugzetten van de dagteller is afgelegd.
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl weer.
● Druk kort op de knop ›››
afb. 125 4 om de
d agk
i
lometerteller op 0 te zetten.
● Houd de knop 4 gedurende 3 sec. inge-
drukt om t
erug t
e keren naar de vorige waar-
de.
120
Instrumenten en controlelampjes
Tijd
● Om de tijd in te stellen, houdt u op knop
› ›
›
afb. 125 4 gedurende min. 3 sec. inge-
drukt om n
aar de ur
en resp. minuten te gaan.
● Druk om verder te gaan met het instellen
op de toets 4 . Houd de toets ingedrukt om
de c ijf
er
s snel te veranderen.
● Na instelling van het uur begint het tellen
van de seconden aut
omatisch vanaf 0.
● Druk nogmaals op knop 4 om het instel-
l en
v
an de klok te beëindigen.
● Na instelling van het uur verdwijnt de tijd-
weerg
ave, terwijl de wijzigingen behouden
blijven.
De tijd kan ook worden ingesteld in het Easy
Connect-systeem via de toets en de func-
tieknop SETUP > Datum en tijd › ›
›
pag.
125.
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven.
Keuzehendelstand
De ingeschakelde rijstand wordt zowel aan-
gegeven naast de keuzehendel als op het
display in het instrumentenpaneel. In de po-
sities D en S, alsook bij de tiptronic, wordt op het display tevens de overeenkomstige ver-
snellin
g weergegeven.
Aanbevolen versnelling (schakelbak)
Tijdens het rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 42.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden.
Voor het instellen van de tweede snelheids-
meter gaat u naar het Easy Connect-systeem
via toets en de functieknop SETUP >
Eenheden › ›
›
pag. 125.
Snelheidswaarschuwing
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding zodra de ingestelde
snelheid wordt overschreden. Dat is bijv.
handig als u winterbanden gebruikt die niet
geschikt zijn voor de maximumsnelheid van
de wagen ›››
pag. 43.
Voor het instellen van de waarschuwings-
functie via de tweede snelheidsmeter gaat u naar het Easy Connect-systeem via toets
en de functieknop SETUP > Bestuur-
dershulpsysteem › ›
›
pag. 125.
Indicatie van de start/stop-werking
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 209.
Staat van rijden met laag verbruik (ECO) *
Naargelang de uitrusting verschijnt tijdens
het rijden op het display van het instrumen-
tenpaneel de indicatie "ECO " wanneer de wa-
gen zich in de staat met laag verbruik be-
vindt, dankzij het actieve cilinderbeheer
(ACT ®
)* ››› pag. 205.
Motorcode (MKB)
Houd knop ››› afb. 125 4 langer dan 15 sec.
in g
edrukt
om de motorcode (MKB) van de
wagen weer te geven. Hierbij dient het con-
tact te zijn ingeschakeld en de motor stil te
staan. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
ssymbolen op pag. 124 in acht nemen. ATTENTIE
Zelfs als de buitentemperatuur boven het
vries p
unt ligt, kunnen wegen en bruggen
glad zijn. » 121
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Ook b ij b
uitentemperaturen boven +4°C
(+39°F) kunnen zich ijsplekken vormen op de
weg, zelfs zonder dat het symbool "ijskri-
stal" weergegeven wordt.
● De buitentemperatuurvoeler voert een me-
ting ter oriënt
atie uit. Let op
● Er zijn
verschillende typen instrumentenpa-
nelen, dus kunnen de versies en indicaties
van het display verschillen. Bij wagens zon-
der weergave van waarschuwings- of informa-
tieteksten op het display worden storingen
uitsluitend door controlelampjes weergege-
ven.
● Afhankelijk van de uitrusting kunnen be-
paal
de instellingen en indicaties ook via het
Easy Connect-systeem worden ingesteld.
● Wanneer er verschillende waarschuwingen
zijn, wor
den de symbolen na elkaar geduren-
de een aantal seconden getoond en blijven ze
branden tot de storing wordt verholpen. Kilometerteller
Afb. 126
Instrumentenpaneel: kilometerteller
en r e
setknop
. De weergave van het afgelegde traject ge-
beur
t
in k
ilometers "km" resp. in mijlen "mi".
Het is mogelijk om van meeteenheid (kilome-
ters "km"/mijlen "mi") te wisselen via de
radio/Easy Connect*. Meer informatie hier-
over vindt u in het Instructieboekje bij het Ea-
sy Connect*-systeem.
Kilometerteller/dagteller
De kilometerteller toont het totaal aantal met
de wagen verreden kilometers.
De dagteller geeft de afstand aan die gere-
den is nadat de dagteller voor de laatste keer
is teruggezet. Hiermee kunnen korte afstan-
den worden gemeten. Het laatste cijfer geeft
een afstand van 100 meter of 1/10 mijl aan.
De dagteller kunt u op nul terugzetten door
de knop 0.0/SET
› ›
› afb
. 126 in te drukken. Storingsindicatie
Als
er een storing in het instrumentenpaneel
is, wordt op het display van de dagteller DEF
weergegeven. Laat de storing zo spoedig mo-
gelijk verhelpen.
Koelvloeistoftemperatuurmeter Afb. 127
Instrumentenpaneel: koelvloeistof-
t emper
at
uurmeter Voor wagens zonder koelvloeistoftempera-
t
uurmet
er
verschijnt er een controlelampje
wanneer er een hoge temperatuur is ››› pag.
290. Zie ook ››› .
D e k
oelvloei
stoftemperatuurmeter werkt al-
leen bij ingeschakeld contact ››› afb. 127. Let
op de volgende aanwijzingen bij de tempera-
tuurbereiken om motorschade te voorkomen.
122
Instrumenten en controlelampjes
Koud bereik
A l
s
uitsluitend de lichtsegmenten in het on-
derste bereik van de schaal branden, heeft
de motor zijn bedrijfstemperatuur nog niet
bereikt. Vermijd hoge motortoerentallen,
volgas en sterke motorbelasting.
Normaal bereik
De motor heeft zijn bedrijfstemperatuur be-
reikt, als de led's tot in het middelste bereik
van de schaal branden. Bij hoge omgevings-
temperaturen resp. bij zware belasting van
de motor is het mogelijk dat de led's blijven
branden, zelfs tot in het hoogste bereik. Dit
is geen probleem zolang het controlelampje
in het display van het instrumentenpaneel
niet oplicht.
Temperatuurbereik
Als de led's in het bovenste deel van de
schaal en het controlelampje in het dis-
play in het instrumentenpaneel oplichten, is
de koelvloeistoftemperatuur hoog ››› pag.
290. VOORZICHTIG
● Voor een l an
ge levensduur van de motor
wordt geadviseerd om hoge toerentallen,
plankgas en het sterk belasten van de motor
gedurende de eerste 15 minuten na de start
bij een koude motor te vermijden. De tijd die
de motor heeft om op bedrijfstemperatuur te
komen, hangt mede af van de omgevingstem- peratuur. In dat geval kunt u kijken naar de
motor
o
lietemperatuur* ›››
pag. 42
.
● Extra lampen en andere aanbouwdelen
vóór de koelluc
htinlaat verslechteren de koe-
lende werking van de koelvloeistof. Bij hoge
buitentemperaturen en sterke motorbelasting
bestaat dan het gevaar voor oververhitting
van de motor!
● De voorspoiler zorgt ook voor de juiste ver-
deling v
an de koellucht tijdens het rijden. Als
de spoiler is beschadigd, wordt de koelende
werking minder en bestaat het gevaar van
oververhitting van de motor. Roep de hulp
van vakmensen in. Brandstofvoorraad
Afb. 128
Brandstofindicator. De weergave
››
›
afb. 128 verschijnt alleen bij
ingeschakeld contact. Zodra de wijzer in het
reservebereik komt, gaan de rode led onder-
in en het controlelampje branden ›››
pag. 119. Zodra het brandstofpeil extreem laag
wor
dt, gaat de led onderin rood knipperen.
Het nog af te leggen aantal km met de nog
beschikbare brandstof wordt in het display
van het instrumentenpaneel ››› afb. 125 3 weergegeven.
A
l
s
u wilt weten welke inhoud de brandstof-
tank van uw wagen heeft, kunt u dit raadple-
gen in ›››
pag. 57. VOORZICHTIG
Nooit de tank helemaal leegrijden. De onre-
gelm atig
e brandstofvoorziening kan tot over-
slaan van de ontsteking leiden. Op deze wijze
kan onverbrande brandstof in het uitlaatsys-
teem komen, dit zou oververhitting van de
katalysator en schade hieraan kunnen veroor-
zaken. Waarschuwings- en controle-
l
amp
j
es
Waarschuwingssymbolen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 47
Er zijn rode waarschuwingssymbolen (priori-
teit 1) en gele waarschuwingssymbolen (prio-
riteit 2). »
123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Communicatie en multimedia
Bediening van het audio-, telefoon- en navigatiesysteem met spraakbediening Afb. 129
Bedieningselementen aan het stuurwiel.KnopRadioMedia (behalve AUX)AUXTelefoon a)Navigatiesysteem a)
ADraaien
Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (ra-
dio) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (me-
dia) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (me-
dia) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De telefoonfunctie
hoeft niet gekozen te zijn.
Volume van spraakweergave
omhoog/omlaag brengen. De
navigatiefunctie hoeft niet ge-
kozen te zijn, maar er moet wel
een actieve spraakweergave
zijn op het moment dat het vo-
lume wordt afgesteld.
ADrukkenVolume onderdrukken.Volume onderdrukken.Volume onderdrukken.Inkomende oproep onderdruk-
ken.Spraakweergave die op dat
moment wordt afgespeeld on-
derdrukken.
Ba)Spraakbediening in-/uitschakelen.
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens). Met het systeem in telefoonmodus heeft deze
toets geen functie bij een actieve oproep, maar wel functionaliteit van Radio/Media (behalve AUX).
C /
DZoekopdracht vorige/volgende
zender b)
.
Kort indrukken: Wisselen naar
de vorige/volgende titel.
Lang indrukken: Snel te-
rug-/vooruitspoelen c)
.
Geen functie
– Er is geen actieve oproep:
functionaliteit van Radio/Me-
dia (behalve AUX)
– Actieve oproep: geen functieZonder functie voor de overige
modi (navigatie, hulpsyste-
men, wagenstatus, ritgege-
vens).
» 127
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
BedienenKnopRadioMedia (behalve AUX)AUXTelefoon
a)Navigatiesysteem a)
E /
Fa)Menu van instrumentenpaneel veranderen.
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).
GInstrumentenpaneel met kleuren:
naar het vorige menu gaan.
Monochroom instrumentenpaneel: naar de vorige functie gaan.
HDraaien
Instrumentenpaneel met kleu-
ren: Lijst van beschikbare zen-
ders (uitsluitend indien het in-
strumentenpaneel zich in het
menu Audio bevindt).Instrumentenpaneel met kleu-
ren: volgende titel (uitsluitend
indien het instrumentenpaneel
zich in het menu Audio be-
vindt).
Geen functie
– Er is geen actieve oproep:
Lijst van laatste oproepen.
– Actieve oproep: de lijst van
gespreksopties openen (ge-
sprek in de wacht, gesprek be-
eindigen, microfoon uitschake-
len, privénummer enz.).– Actieve route: naar het aan-
zicht gaan om de routebegelei-
ding stop te zetten.
– Geen actieve route: lijst van
laatste bestemmingen.
HDrukkenWerkt op het instrumentenpaneel of bevestigt de menu-optie van het instrumentenpaneel afhankelijk van de menu-optie
a) Afhankelijk van de uitrusting van de wagen.
b) Deze handeling kan worden uitgevoerd wanneer u naar de radio luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.
c) Deze handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer u naar media luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn. 128
Communicatie en multimedia
Bediening van het audio-, telefoon- en navigatiesysteem zonder spraakbediening Afb. 130
Bedieningselementen aan het stuurwiel.KnopRadioMedia (behalve AUX)AUXTelefoon a)Navigatiesysteem a)
ADraaien
Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (ra-
dio) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (me-
dia) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De audiofunctie (me-
dia) hoeft niet gekozen te zijn.Volume omhoog / omlaag
brengen. De telefoonfunctie
hoeft niet gekozen te zijn.
Volume van spraakweergave
omhoog/omlaag brengen. De
navigatiefunctie hoeft niet ge-
kozen te zijn, maar er moet wel
een actieve spraakweergave
zijn op het moment dat het vo-
lume wordt afgesteld.
ADrukkenVolume onderdrukken.Volume onderdrukken.Volume onderdrukken.Inkomende oproep onderdruk-
ken.Spraakweergave die op dat
moment wordt afgespeeld on-
derdrukken.
Ba)– Inkomende oproep: telefoon opnemen (kort indrukken), oproep afwijzen (lang indrukken).
– Actieve oproep: actieve oproep beantwoorden (kort indrukken).
– Geen actieve/inkomende oproep: telefoonmenu openen (kort indrukken), nummer van laatste actieve oproep herhalen (lang indrukken).
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).
C /
DZoekopdracht vorige/volgende
zender b)
.
Kort indrukken: Wisselen naar
de vorige/volgende titel.
Lang indrukken: Snel te-
rug-/vooruitspoelen c)
.
Geen functie
– Er is geen actieve oproep:
functionaliteit van Radio/Me-
dia (behalve AUX)
– Actieve oproep: geen functieZonder functie voor de overige
modi (navigatie, hulpsyste-
men, wagenstatus, ritgege-
vens).
» 129
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
BedienenKnopRadioMedia (behalve AUX)AUXTelefoon
a)Navigatiesysteem a)
E /
Fa)Menu van instrumentenpaneel veranderen.
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).
GVerandert de audiobron op cyclische wijze: FM/AM – CD – SD – USB – AUX – BT Audio (enkel indien ze beschikbaar zijn).
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).
HDraaien
Instrumentenpaneel met kleu-
ren: Lijst van beschikbare zen-
ders (uitsluitend indien het in-
strumentenpaneel zich in het
menu Audio bevindt).Instrumentenpaneel met kleu-
ren: volgende titel (uitsluitend
indien het instrumentenpaneel
zich in het menu Audio be-
vindt).
Geen functie
– Er is geen actieve oproep:
Lijst van laatste oproepen.
– Actieve oproep: de lijst van
gespreksopties openen (ge-
sprek in de wacht, gesprek be-
eindigen, microfoon uitschake-
len, privénummer enz.).– Actieve route: naar het aan-
zicht gaan om de routebegelei-
ding stop te zetten.
– Geen actieve route: lijst van
laatste bestemmingen.
HDrukkenWerkt op het instrumentenpaneel of bevestigt de menu-optie van het instrumentenpaneel afhankelijk van de menu-optie
a)
Afhankelijk van de uitrusting van de wagen.
b) Deze handeling kan worden uitgevoerd wanneer u naar de radio luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.
c) Deze handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer u naar media luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn. 130