De essentie
● Ge b
ied B : er kan olie worden bijgevuld,
m aar het
pei
l moet in dit gebied blijven.
● Gebied C : olie bijvullen tot het gebied
B .
O lie b
ij
vullen
● Dop van de motorolie-vulopening los-
schr
oeven.
● Voeg olie langzaam bij.
● Controleer tegelijk het peil om niet te veel
bij te
vullen.
● Wanneer het oliepeil minimaal het gebied
B bereikt heeft, draait u de dop van de vul-
mond v
oor
zichtig vast.
Motoroliespecificaties
Benzinemotoren
Met LongLife ServiceVW 504 00
Zonder LongLife ServiceVW 504 00, VW 502 00
Dieselmotoren
Met LongLife ServiceVW 507 00
Zonder LongLife ServiceVW 507 00 Toevoegingen aan de motorolie
Aan de mot
or
o
lie mag geen enkele soort ad-
ditief worden toegevoegd. De door dergelijke
toevoegingen veroorzaakte schade wordt
niet door de garantie gedekt.
››› in Motorolie verversen op pag. 293
›››
pag. 290 Koelvloeistof
Afb. 55
Motorruimte: vuldop van het koel-
vloei s
t
ofexpansiereservoir. Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ›
›› pag. 290.
Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneer
het peil lager is dan .
Koelvloeistofspecificatie
Het koelsysteem van de motor bevat van in
de fabriek een mengsel van speciaal behan-
deld water en ten minste 40% additief G13
(TL-VW 774 J), met een lila kleur. Dit mengsel
biedt niet alleen bescherming tegen vries- temperaturen tot -25°C (-13°F), maar be-
schermt
ook de lichtmetalen onderdelen van
het koelsysteem van de motor tegen corrosie.
Bovendien voorkomt dit mengsel kalkaan-
slag en wordt het kookpunt van de koelvloei-
stof beduidend hoger.
Om het koelsysteem te beschermen, moet
het percentage additief altijd minstens 40%
zijn, zelfs bij hoge temperaturen en een
warm klimaat, en er geen antivriesbescher-
ming nodig is.
Indien wegens het klimaat meer bescher-
ming nodig is, kan het aandeel van additief
verhoogd worden, maar enkel tot 60%; an-
ders daalt de antivriesbescherming en is de
koeling dus minder goed.
Wanneer u koelvloeistof bijvult, moet er een
mengsel van gedestilleerd water en minstens
40% van het additief G13 of G12 plus-plus
(TL-VW 774 G) worden gebruikt (beide lila)
om een optimale bescherming tegen corrosie
te hebben ››› in Koelvloeistofspecificatie
op p ag. 295
. Het
mengen van G13 met de
koelvloeistoffen van de motor G12 plus (TL-
VW 774 F), G12 (rood) of G11 (groenblauwe
kleur) zal ervoor zorgen dat er een aanzienlijk
lagere bescherming tegen corrosie is, het-
geen vermeden dient te worden ››› in Koel-
vloei s
t
ofspecificatie op pag. 295. 42
De essentie
● Laat de luc
ht
compressor draaien tot een
druk van 2,0-2,5 bar (29-36 psi/200-250
kPa) wordt bereikt. Maximaal 8 minuten .
● Sluit de luchtcompressor af.
● Indien de aangegeven druk niet wordt be-
reikt, draait
u de vulslang los van het ventiel.
● Beweeg de wagen 10 m zodat het afdicht-
middel w
ordt verdeeld in de band.
● Draai de vulslang van de compressor op-
nieuw op het
ventiel.
● Herhaal het proces voor het oppompen.
● Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-
keert
de band in slechte staat. Zet de wagen
stil en roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
● Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-
slan
g los van het bandventiel.
● Wanneer de bandenspanning tussen
2,0-2,5 bar ligt, rijdt
u verder met een snel-
heid onder 80 km/u (50 mph).
● Controleer de bandenspanning opnieuw na
10 minuten ››
› pag. 90.
››› in Bandenafdichtset TMS (Tyre Mo-
bility System)* op pag. 88
››› pag. 88 Een wiel verwisselen
W ag
en
gereedschap* Afb. 63
Onder de afdekking van de laadvloer
v an de b
ag
ageruimte: wagengereedschap. Adapter voor antidiefstalbouten
Sl
eepoog, k
an
vastgeschroefd worden
Wielsleutel
Krikhendel
Krik
Schroevendraaier met binnenzeskant in
de greep
Draadbeugel voor het lostrekken van de
naafdoppen of de doppen van de wiel-
bouten.
1 2
3
4
5
6
7
››› in Inbouwplaats op pag. 86
›››
pag. 85 Integrale wieldop*
Afb. 64
De integrale wieldop uitbouwen. De integrale wieldop uitbouwen
● Neem de wielsleutel en de draadhaak van
het w
ag
engereedschap ›››
pag. 85.
● Haak de draad in in een van de uitsparin-
gen v
an de wieldop.
● Steek de wielsleutel in de draadhaak
›››
afb. 64 en trek de wieldop in de pijlrich-
ting. » 47
De essentie
Antidiefstalbouten losdraaien
Bij w iel
en met
integrale wieldop moet de an-
tidiefstalbout van het wiel in stand ››› afb. 67
2 of
3 zijn gedraaid. Anders kan de inte-
gr al
e w
ieldop niet worden gemonteerd.
● De adapter voor de antidiefstalbouten uit
het wag
engereedschap nemen.
● De adapter tot de aanslag op de antidief-
stal
bout schuiven.
● Zet de wielsleutel helemaal in de adapter.
● Pak de wielsleutel bij een uiteinde vast en
draai de bout c
irca één slag linksom ››› .
B el
an
grijke informatie over wielbouten
De velgen en wielbouten zijn ontworpen om
in de door de fabriek bepaalde combinatie te
worden gemonteerd. Bij elke aanpassing aan
andere velgen de erbij behorende wielbouten
met de juiste lengte en vorm gebruiken. De
bevestiging van de wielen en de werking van
het remsysteem hangt daarvan af.
In bepaalde omstandigheden dient u niet de
wielbouten van hetzelfde model te gebrui-
ken.
Aantrekmomenten van de wielbouten
Het voorgeschreven aanhaalmoment van de
wielbouten voor stalen en lichtmetalen vel-
gen is 140 Nm. Nadat u een band hebt ver-
vangen, controleer onmiddellijk het aanhaal- moment van de wielbouten met een betrouw-
bare moments
leutel.
Als de wielbouten verroest zijn en het kost
moeite om ze erin te draaien, de bouten ver-
vangen en de schroefdraad schoonmaken al-
vorens het aanhaalmoment te controleren .
Nooit de wielbouten of steken van de
schroefdraad op de wielnaaf smeren of er
olie op aanbrengen. Hoewel ze met het voor-
geschreven aanhaalmoment zijn aangetrok-
ken, kunnen ze onder het rijden losdraaien. ATTENTIE
Als de wielbouten niet goed zijn aangebracht,
ku nnen
ze onder het rijden losdraaien waar-
door u de controle over de wagen verliest; dit
kan aanzienlijke schade of letsel tot gevolg
hebben.
● Uitsluitend de bouten van de overeenkom-
stige
velg gebruiken.
● Nooit verschillende wielbouten gebruiken.
● De bouten en schroefdraden moeten
schoon
zijn, vrij van olie en vet, en de bouten
moeten er gemakkelijk in te draaien zijn.
● Voor het los- of aandraaien van de wielbou-
ten altijd en uit
sluitend de wielsleutel gebrui-
ken die standaard bij de wagen is meegele-
verd.
● Wielbouten ongeveer één slag losdraaien
voord
at de wagen wordt opgekrikt.
● Nooit de wielbouten of steken van de
schr
oefdraad op de wielnaaf smeren of er olie op aanbrengen. Hoewel ze met het voorge-
sc
hr
even aanhaalmoment zijn aangetrokken,
kunnen ze onder het rijden losdraaien.
● De schroefverbindingen van velgen met ge-
schr
oefde velgring nooit losdraaien.
● Als wielbouten met een lager aanhaalmo-
ment wor
den vastgezet, kunnen ze onder het
rijden losdraaien; de bouten en velgen kun-
nen zelfs loskomen. Door een te groot aan-
haalmoment kan de wielbout resp. de
schroefdraad worden beschadigd. 49
Veiligheid
Veiligheid
V ei
lig rijden
V
eilig op weg In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informa-
tie, tips, s
ug
gesties en waarschuwingen die
u moet lezen en opvolgen in uw eigen belang
en dat van uw passagiers. ATTENTIE
● In dit hoof d
stuk vindt u belangrijke infor-
matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-
gen om kunnen gaan. De overige belangrijke
informatie die u moet kennen voor uw eigen
veiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-
ders, vindt u ook in de andere hoofdstukken
van uw wagendocumentatie.
● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-
mentatie altijd in u
w wagen ligt. Dit geldt in
het bijzonder wanneer u de wagen aan ande-
ren uitleent of verkoopt. Rijadviezen
In leidin
g tot themaAfhankelijk van het voorziene gebruik van de
w
ag
en, k
an het wenselijk zijn om de motor
aan de onderkant te beschermen. Een bo- demplaatbeschermer kan het risico op be-
sch
adiging van de onderzijde van de wagen
en de carterpan verminderen, bijv. bij het op-
rijden van stoepranden of het verkeer op on-
verharde wegen. SEAT raadt aan de montage
in een Technische Dienst te laten uitvoeren. ATTENTIE
Het rijden onder de invloed van alcohol,
drugs, medic ijnen en
verdovende middelen
kan ernstige zelfs dodelijke ongevallen ver-
oorzaken.
● Alcohol, drugs, medicijnen en verdovende
kunnen de w
aarneming, reactietijd en veilig-
heid tijdens het rijden aanzienlijk schaden. U
kunt hierdoor de controle over de wagen ver-
liezen. Vóór elke rit
Let vóór elke rit op de volgende punten voor
u
w eig
en
veiligheid en die van uw bijrijders:
– Zorg ervoor dat de verlichting en de knip-
perlichten
van uw wagen optimaal werken.
– Controleer de bandenspanning.
– Zorg ervoor dat alle ruiten een helder en
goed z
icht naar buiten bieden.
– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit
›››
pag. 157.
– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-
diening v
an de pedalen kan belemmeren. –
Spieg
els, voorstoel en hoofdsteun verstel-
len naargelang uw lichaamslengte.
– Zorg dat de inzittenden op de achterbank
de hoofds
teun in gebruiksstand hebben
››› pag. 149.
– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen
naarg
elang hun lichaamslengte te verstel-
len.
– Kinderen beschermen met een geschikt
kinderz
itje en een op een juiste wijze om-
gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 77.
– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders
erop wijz
en de juiste zithouding aan te ne-
men ››› pag. 59.
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen. Ook bijrijder
s erop wijzen de veilig-
heidsgordel juist om te gespen ››› pag.
67.
Factoren die op de veiligheid van in-
vloed zijn Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-
heid
v
oor uz
elf en uw bijrijders. Als u afgeleid
bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf
en ook andere verkeersdeelnemers in gevaar
››› , om deze reden:
– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.
door u w b
ijrijder
s of een telefoongesprek.
58
Veiligheid
Hierna worden de juiste zithoudingen ge-
t oond
v
oor de bestuurder en de andere inzit-
tenden.
Personen die wegens hun lichaamsbouw de
juiste zithouding niet kunnen aannemen,
moeten informeren bij een gespecialiseerde
werkplaats over mogelijke speciale inrichtin-
gen. Alleen als een juiste zithouding wordt
aangenomen, bieden veiligheidsgordel en
airbag een optimale bescherming. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen.
Voor uw eigen veiligheid en om letsel of on-
gevallen bij plotseling remmen of bruuske
manoeuvres te voorkomen, beveelt SEAT u de
volgende houdingen aan:
Geldig voor alle inzittenden:
● Verstel de hoofdsteun zo dat de bovenrand
hiervan op dez
elfde hoogte komt te staan als
de bovenzijde van het hoofd, in geen geval
tot onder ooghoogte. Houd de nek zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun ››› afb. 79 en
››› afb. 80.
● Kleine personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal
omlaagschuiven, zelfs als het hoofd
onder de bovenrand ervan blijft.
● Grote personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal
omhoogschuiven.
● Rugleuning rechtop zetten zodat uw rug ge-
heel te
gen de rugleuning aan ligt.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voet
enruimte. ●
Stel de
veiligheidsgordel goed af en maak
hem goed vast ››› pag. 67.
Daarnaast nog geldig voor de bestuurder:
● Pas het stuurwiel aan zodat het minstens
25 cm (10 inch)
verwijderd is van de borstkas
››› afb. 79 en zodat het buitenste deel ervan
aan de zijkant vastgenomen kan worden met
beide handen en de armen licht gebogen.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds naar
de borstk
as gericht zijn, niet naar het ge-
zicht.
● Pas de bestuurdersstoel in de lengterich-
ting aan z
odat de pedalen volledig ingetrapt
kunnen worden met de benen licht gebogen
en zodat de knieën minstens 10 cm (4 inch)
verwijderd blijven van het dashboard ››› afb.
79.
● Stel de hoogte van de stoel van de bestuur-
der zo af
dat hij eenvoudig tot bij het hoog-
ste punt van het stuurwiel kan komen.
● Houd beide voeten altijd in de voetenruim-
te z
odat u de wagen altijd onder controle
hebt.
Daarnaast nog geldig voor de bijrijder:
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achter
en voor een optimale bescherming in
het geval dat de airbag geactiveerd wordt. Stand van het stuurwiel verstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 18. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de stuurwielverstel-
ling en een v
erkeerde stand van het stuurwiel
kunnen ernstige of zelfs dodelijk letsel ver-
oorzaken.
● Druk na het verstellen van de stuurkolom,
de hendel ››
› afb. 24
1 stevig omhoog
zod at
de stand van het stuurwiel tijdens het
rijden niet onbedoeld kan veranderen.
● Verstel het stuurwiel nooit tijdens het rij-
den. Indien u tijdens het
rijden merkt dat het
stuurwiel versteld moet worden, dient u op
veilige wijze te stoppen en het stuurwiel in de
juiste stand te zetten.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds gericht
zijn naar de bor
stkas en niet naar het gezicht,
om de bescherming van de voorairbag van de
bestuurder niet te beperken bij een ongeval.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel
steed
s met beide handen vastnemen aan de
buitenzijde ervan (positie 9 en 3 uur), om het
risico op letsel bij de activering van de voor-
airbag van de bestuurder te verminderen.
● Houd het stuurwiel nooit vast in de positie
van 12 uur of op ander
e wijze, bijv. in het
midden. In zulke gevallen kunnen bij active-
ring van de bestuurdersairbag ernstig letsel
aan uw armen, handen en hoofd worden toe-
gebracht. 60
Veilig rijden
Verwondingsgevaar door een verkeer-
de z
ithoudin
gAantal zitplaatsen
Naarg
el
ang de uitvoering, beschikt de wagen
over vijf tot zeven plaatsen. Elke zitplaats is
uitgerust met een veiligheidsgordel.
5 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
23–
7 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
232 Het niet of verkeerd dragen van de veilig-
heid
sg
or
del verhoogt het risico op ernstige
of zelfs dodelijk letsel. Veiligheidsgordels
kunnen alleen bij juiste gordelverloop hun
optimale beschermende werking waarbor-
gen. Het aannemen van een verkeerde zit-
houding heeft een negatieve invloed op de
beschermende werking van de veiligheids-
gordel. Dit kan levensgevaarlijke en zelfs do-
delijke verwondingen tot gevolg hebben. Het
risico van ernstig lichamelijk letsel of met
zelfs dodelijke gevolgen wordt vooral ver-
groot als een airbag die afgaat een inzittende
treft die een verkeerde zithouding heeft inge- nomen. De bestuurder is verantwoordelijk
voor all
e inzittenden in de wagen, vooral voor
kinderen.
De volgende opsomming omvat voorbeelden
van zithoudingen die voor alle inzittenden
gevaarlijk kunnen zijn.
Wanneer de wagen in beweging is:
● Nooit in de wagen staan.
● Nooit op de stoelen staan.
● Nooit op de stoelen knielen.
● Nooit de rugleuning sterk naar achteren
kantel
en.
● Nooit tegen het dashboard leunen.
● zich nooit uitrekken in de stoelen.
● Nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten.
● Nooit dw
ars op de stoel gaan zitten.
● Nooit uit de ramen leunen.
● Nooit de voeten uit de ramen steken.
● Nooit de voeten op het dashboard leggen.
● Nooit de voeten op het kussen van de stoel
of rugleu
ning leggen.
● Nooit in de voetenruimte gaan zitten tij-
dens een rit
.
● nooit op de armleuning gaan zitten.
● Nooit zonder omgegespte veiligheidsgor-
del meerijden.
● Nooit in de b
agageruimte verblijven. ATTENTIE
Het aannemen van een verkeerde zithouding
in de st oel
en van de wagen kan het risico op
ernstige of zelfs dodelijke letsels verhogen
bij het plotseling remmen, bruuske manoeu-
vres, botsingen of ongevallen, of wanneer de
airbag afgaat.
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek op
juist
e wijze plaatsnemen en die zithouding
gedurende de rit aanhouden. Dit houdt ook
het dragen van de veiligheidsgordel in.
● Vervoer nooit meer personen dan het aan-
tal
zitplaatsen met veiligheidsgordel in de
wagen.
● Beveilig kinderen in de wagen altijd met
een goedgek
eurd bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte
››› pag. 77.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voet
enruimte. Let de voeten bijvoorbeeld
nooit op de stoel of op het dashboard, en
steek ze nooit uit het raam. Anders kunnen
de airbag en veiligheidsgordel niet de opti-
male bescherming bieden en bestaat er een
verhoogd letselrisico bij een ongeval. ATTENTIE
Alvorens te vertrekken, dient u de stoel, vei-
ligheidsg or
del en hoofdsteun te verstellen en
te verzekeren dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel juist dragen.
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achter
en. » 61
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Veiligheid
●
Ver s
tel de bestuurdersstoel zo dat er een
minimale afstand van 25 cm (10 inch) is tus-
sen de borstkas en het stuurwiel. Verstel de
bestuurdersstoel zo dat de pedalen helemaal
ingetrapt kunnen worden met de benen licht
gebogen en dat de afstand tot het dashboard
ter hoogte van de knieën minstens 10 cm (4
inch) bedraagt. Indien het vanwege uw li-
chaamsbouw niet mogelijk is om hieraan te
voldoen, dient u direct contact op te nemen
met een gespecialiseerde werkplaats om de
nodige wijzigingen te laten uitvoeren.
● Rij nooit met de rugleuning te ver naar ach-
teren g
ekanteld. Hoe meer de rugleuning
naar achteren gekanteld is, hoe groter het ge-
vaar op lichamelijk letsel door een verkeerd
gordelverloop of verkeerde zithouding!
● Rij nooit met de rugleuning naar voren ge-
kantel
d. Wanneer een voorairbag afgaat, kan
de rugleuning heftig naar achteren bewegen
en de inzittenden van de achterbank verwon-
den.
● Zorg steeds voor een zo groot mogelijke
ruimte tu
ssen het stuurwiel en het dash-
board.
● Zit steeds met de rug recht en goed tegen
de rugleunin
g gedrukt, met goed afgestelde
voorstoelen. Houd geen enkel lichaamsdeel
tegen of heel dicht bij de airbag.
● Het risico op ernstig letsel neemt toe voor
de inzitt
enden van de voorstoelen als ze niet
rechtop zitten, omdat de veiligheidsgordels
dan niet correct gedragen worden. ATTENTIE
Een verkeerde afstelling van de stoelen kan
ong ev
allen en ernstig letsel veroorzaken.
● Verstel de stoelen alleen wanneer de wagen
stil
staat, aangezien de stoelen anders onver-
wacht kunnen verschieten tijdens het rijden
en de bestuurder zo de controle over de wa-
gen kan kwijtraken. Bovendien wordt tijdens
het verstellen van de stoel een verkeerde
houding aangenomen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie v
an de stoel alleen aan wanneer zich
niemand binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● Geen enkel voorwerp mag terechtkomen in
het v
erstelbereik van de stoelen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie v
an de achterbank alleen aan wanneer
niemand zich binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● De verstel- en blokkeerbereiken van de
stoel
en mogen niet vuil zijn. Pedaalruimte
P ed a
len Voorkom dat de vloermatten of andere voor-
w
erpen onder de ped
al
en terecht komen. Gebruik alleen vloermatten die de pedaal-
ruimte vrijl
aten en correct in de voetenruimte
bevestigd kunnen worden.
Bij uitval van een remcircuit moet het rempe-
daal verder dan gebruikelijk worden inge-
trapt om de wagen tot stilstand te brengen. ATTENTIE
Het plaatsen van voorwerpen in de voeten-
ruimte v
an de bestuurder kan het bedienen
van de pedalen belemmeren. Dit kan leiden
tot het verlies van de controle over de wagen
en zo het risico op een ernstig ongeval verho-
gen.
● Zorg ervoor dat de pedalen op elk moment
bediend kunnen w
orden en dat er geen voor-
werpen onder kunnen rollen.
● Maak de vloermat altijd in de voetenruimte
vas
t.
● Plaats nooit andere vloermatten of vloerbe-
dekking
en op de af fabriek gemonteerde
vloermat.
● Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp in de
voetenruimt
e van de bestuurder kan vallen
onder het rijden. VOORZICHTIG
De pedalen moeten altijd onbelemmerd kun-
nen wor den bediend. A
ls bijvoorbeeld het
remcircuit defect raakt, moet het rempedaal
een langere weg afleggen om de wagen stil te
zetten. Hiertoe moet het rempedaal dieper en
krachtiger dan normaal worden ingetrapt. 62
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels W aar
om
veiligheidsgordels?
Inleiding tot thema Controleer regelmatig de toestand van alle
vei
ligheid
sgordels. Als beschadigingen van
het riemweefsel, de gordelverbindingen, de
oprolautomaat of het slotgedeelte worden
vastgesteld, moet de betreffende veiligheids-
gordel onmiddellijk door een gespecialiseer-
de werkplaats worden vervangen ››› . De
g e
s
pecialiseerde werkplaats moet de ge-
schikte onderdelen gebruiken voor de wa-
gen, uitvoering en het modeljaar. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen. ATTENTIE
Veiligheidsgordels die niet of slecht omge-
ge s
pt zijn, verhogen het risico van ernstig of
zelfs dodelijk letsel. De optimale bescher-
mende werking wordt alleen gewaarborgd als
u ze juist draagt en gebruikt.
● Veiligheidsgordels zijn de efficiëntste mid-
delen om het ri
sico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel te verminderen bij een ongeval. Om
de voorpassagier en alle andere inzittenden
te beschermen, moeten de veiligheidsgordels
altijd correct vastgemaakt zijn wanneer de
wagen in beweging is.
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correct
e zithouding innemen, de veiligheids- gordel van hun plaats juist omgespen en die
onder het rijden b
lij
ven dragen. Dit geldt ook
voor alle inzittenden op trajecten in de stad.
● Kinderen in de wagen moeten beveiligd
worden met
een bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en grootte, en
met de veiligheidsgordels correct omgegespt
››› pag. 77.
● Begin niet te rijden alvorens alle inzitten-
den hun v
eiligheidsgordel correct hebben
omgegespt.
● Steek de slotgesp steeds in het overeen-
komstig
e stoelslot en zorg ervoor dat die
vastklikt. Het gebruik van een gordelslot dat
niet overeenkomt met de stoel vermindert de
bescherming en kan ernstig letsel veroorza-
ken.
● Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
werpen in het k
likelement van de sloten ge-
morst kunnen worden. Dit kan de werking van
de sloten en de veiligheidsgordels schaden.
● Maak de veiligheidsgordel nooit los onder
het rijden.
● Gebruik
de gordel steeds voor slechts één
persoon te
gelijk.
● Reis nooit met baby's of kinderen op
schoot
of omgegespt met dezelfde gordel.
● Rijd nooit met dikke en losse kledingstuk-
ken, bij
v. een jas over een sweatshirt, aange-
zien die de passing en correcte werking van
de veiligheidsgordel bemoeilijken. ATTENTIE
Beschadigde veiligheidsgordels vormen een
belan grijk
gevaar en kunnen ernstig of dode-
lijk letsel veroorzaken.
● Voorkom beschadiging van de veiligheids-
gordel
door inklemming tussen het portier of
in het stoelmechanisme.
● Indien het riemweefsel of andere delen van
de vei
ligheidsgordel beschadigd zijn, kunnen
de gordels breken bij bruusk remmen of een
ongeval.
● Laat de veiligheidsgordels onmiddellijk
verv
angen door gordels die goedgekeurd zijn
door SEAT voor de betreffende wagen. Veilig-
heidsgordels die tijdens een ongeval worden
belast en daardoor minder spannen, moeten
door een gespecialiseerde werkplaats worden
vervangen. Vervanging kan noodzakelijk zijn,
ook al lijken er geen zichtbare beschadiging
te zijn. Controleer voorts de verankeringen
voor de veiligheidsgordels.
● Probeer nooit om de veiligheidsgordels zelf
te rep
areren, te veranderen of uit te bouwen.
Alle reparaties aan veiligheidsgordels, oprol-
automaten en gordelsloten moeten plaatsvin-
den in een gespecialiseerde werkplaats. 63
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid