Page 177 of 269

Rijden en bediening175Breng de brandstofdop na het tanken
weer aan en draai deze rechtsom
vast.
Sluit de tankklep.
Tankdop
Gebruik uitsluitend originele tankdop‐ pen. Auto's met een dieselmotorhebben een speciale tankdop.
Brandstofverbruik -CO 2-uitstoot
Het brandstofverbruik (gecombi‐
neerd) van het model Opel Movano
ligt binnen een bereik van ongeveer
9,5 tot 6,6 l/100 km.
Afhankelijk van het land verschijnt het
brandstofverbruik in km/l. In dit geval
ligt het brandstofverbruik (gecombi‐ neerd) van het model Opel Movano
binnen een bereik van ongeveer 10,5
tot 15,2 km/l.
De CO 2-emissie (gecombineerd) ligt
binnen een bereik van ongeveer 173
tot 248 g/km.Raadpleeg voor de waarden die
specifiek voor uw voertuig gelden het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij
uw voertuig werd geleverd of de
andere nationale autopapieren.
Algemene informatie
De officiële waarden voor het brand‐
stofverbruik en de specifieke CO 2-
emissie zijn gebaseerd op het Euro‐
pese basismodel met standaarduit‐
rusting.
Brandstofverbruikgegevens en CO 2-
emissiegegevens worden bepaald
volgens verordening R (EG)
nr. 715/2007 (in de meest recente van
toepassing zijnde versie), waarbij
rekening wordt gehouden met het
gewicht van de auto in bedrijfstoe‐
stand, zoals voorgeschreven door de
verordening.
De gespecificeerde waarden zijn
slechts bedoeld om de verschillende
automodellen te kunnen vergelijken.
Ze vormen geen garantie voor het
werkelijke brandstofverbruik van een
bepaalde auto.Accessoires leiden mogelijk tot een
geringe verhoging ten opzichte van
het opgegeven brandstofverbruik en
de CO
2-
emissie. Daarnaast hangt het
brandstofverbruik af van de persoon‐
lijke rijstijl, de staat van het wegdek en de verkeersomstandigheden.
Page 178 of 269

176Rijden en bedieningTrekhaak
Algemene informatie Alleen trekhaken gebruiken die voor
uw auto zijn goedgekeurd. Trekhaken
later door een werkplaats laten inbou‐
wen. Zo nodig wijzigingen in de auto
aanbrengen, zoals in het koelsys‐
teem, de hitteschilden of andere
uitrusting.
Rijgedrag en aanhangertips
Bij beremde aanhangers/caravans de losbreekkabel bevestigen.
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd. Voor aanhangers met een
geringe rijstabiliteit wordt het gebruik
van een trillingsdemper aanbevolen.
Niet sneller rijden dan 80 km/u, ook al
zijn hogere snelheden toegestaan in
het land waar u rijdt.Als de aanhanger begint te slingeren, langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 251.
Aanhanger trekken
Trekgewicht Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt specifiek af van de auto
en de motor en mag niet worden over‐
schreden. Het werkelijke trekgewicht
is het verschilt tussen het werkelijke
totaalgewicht van de aanhanger en het werkelijke kogelgewicht in aange‐
koppelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Het geldt normaal bij
hellingspercentages tot maximaal
12%.Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor
elke 1000 meter hoogtetoename met
10 % worden verminderd. Bij het
rijden op wegen met een gering
hellingspercentage (minder dan 8%,
bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te
worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 232
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
Page 179 of 269

Rijden en bediening177De maximaal toelaatbare kogeldruk
staat op het typeplaatje van de trek‐
haak en in de autopapieren vermeld.
Altijd de maximale kogeldruk nastre‐
ven, vooral bij zware aanhangers. Nooit rijden met een kogeldruk lager
dan 25 kg.
Wanneer de aanhanger met meer
dan 1200 kg beladen is, een minimale
kogeldruk van 50 kg aanhouden.
Achterasbelasting Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto
(inclusief alle inzittenden), mag de
toelaatbare achterasbelasting (zie
typeplaatje of autopapieren) niet
worden overschreden.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger, de kogelstang demonteren.
Akoestisch
waarschuwingssignaal
trekhaaksysteem
Wanneer een auto met een trekhaak‐ systeem aangesloten is op een cara‐
van of aanhangwagen, dan verandert
de toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal wanneer de
richtingaanwijzers worden gebruikt.
De toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal verandert, als
een richtingaanwijzer op de caravan/
aanhangwagen of op de auto kapot
gaat.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet
u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van het elektronisch stabili‐
teitsprogramma (ESP) 3 162.Extra functies
PTO (krachtafnemer)
Activering
PTO (krachtafnemer) activeren met
stilstaande auto en stationair draai‐
ende motor:
● De keuzehendel in neutraal plaatsen (auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak: keuze‐
hendel in stand N).
● Het koppelingspedaal intrappen.
Page 180 of 269

178Rijden en bediening● Schakelaar op het instrumenten‐paneel indrukken; LED in scha‐
kelaar gaat na ongeveer
twee seconden branden.
● Laat het koppelingspedaal los.
Het stationaire motortoerental
verhoogt tot 1.200 omw/m.Voorzichtig
Tijdens de bediening van de PTO
(krachtafnemer) mag u de keuze‐
hendel nooit uit neutraal halen
(auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak: keuzehendel in stand N) om schade aan de
versnellingsbak te voorkomen.
Als geschakeld moet worden,
bijv. om de rijsnelheid te verande‐
ren, moet de PTO altijd eerst
worden gedeactiveerd.
Deactivering
PTO (krachtafnemer) deactiveren: ● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakelaar op het instrumenten‐ paneel indrukken; LED in scha‐
kelaar dooft na ongeveer
twee seconden.
● Laat het koppelingspedaal los.
Storing
Als de LED in de schakelaar niet
brandt bij het activeren van de PTO en/of het systeem niet werkt:
Het koppelingspedaal geleidelijk
loslaten.
- of - ● De keuzehendel in neutraal plaatsen (auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak: keuze‐
hendel in stand N).
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakelaar op het instrumenten‐ paneel indrukken; LED in scha‐
kelaar gaat na ongeveer
twee seconden branden.
● Laat het koppelingspedaal los.Daarna de bovenstaande procedure
herhalen.
Let op
De PTO-functie is niet beschikbaar
wanneer controlelamp A 3 99, C
3 100 of W 3 101 brandt.
Page 181 of 269

Verzorging van de auto179Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................180
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 180
Auto stallen .............................. 180
Verwerking van sloopauto .......181
Controle van de auto .................181
Werkzaamheden uitvoeren .....181
Motorkap ................................. 181
Motorolie .................................. 182
Koelvloeistof ............................ 183
Stuurbekrachtigingsvloeistof ...184
Sproeiervloeistof ......................185
Remmen .................................. 186
Remvloeistof ............................ 186
Accu ........................................ 186
Dieselbrandstoffilter .................188
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 188
Wisserblad vervangen .............189
Gloeilamp vervangen .................190
Koplampen .............................. 190
Adaptief rijlicht (AFL) ...............192
Mistlampen .............................. 193
Richtingaanwijzers vooraan ....193Achterlichten ............................ 194
Zijrichtingaanwijzers ................195
Derde remlicht ......................... 196
Kentekenverlichting .................197
Binnenverlichting .....................197
Instrumentenverlichting ...........198
Elektrisch systeem .....................199
Zekeringen .............................. 199
Zekeringenkast in motorruimte 200
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................200
Zekeringenkast in bagageruimte ......................... 201
Boordgereedschap ....................203
Gereedschap ........................... 203
Velgen en banden .....................204
Banden .................................... 204
Winterbanden .......................... 205
Aanduidingen op banden ........205
Bandenspanning .....................205
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 206
Profieldiepte ............................ 208
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 209
Wieldoppen ............................. 209
Sneeuwkettingen .....................210
Bandenreparatieset .................210Wiel verwisselen ......................213
Reservewiel ............................. 216
Starthulp gebruiken ...................219
Trekken ...................................... 221
Auto slepen ............................. 221
Andere auto slepen .................222
Verzorging van uiterlijk ..............223
Verzorging exterieur ................223
Verzorging interieur .................225
Page 182 of 269

180Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen. Voorko‐
men dat de auto kan gaan rollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
Page 183 of 269
Verzorging van de auto181● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website, als dat
conform de wet vereist is. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Inspecteer alleen in de motor‐
ruimte wanneer het contact uit is. De auto mag niet in een Autostop
staan 3 139.
De koelventilator kan gaan werken zelfs als het contact uit is.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem wekt zeer
hoge spanningsniveaus op. Nietaanraken.
Om ze beter herkenbaar te makenzijn de doppen op de vulopeningen
voor motorolie, koelvloeistof, sproei‐
ervloeistof en de handgreep van de
oliepeilstok geel van kleur.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Page 184 of 269

182Verzorging van de auto
Aan veiligheidspal trekken, iets links
van het midden, en motorkap
openen.
Motorkapstang omhoog uit de houder
trekken en in de rechter haak onder
de motorkap vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop/Start-systeem 3 139.Voorzichtig
Zorg dat de voorruitenwisser
uitgeschakeld is voordat u de
motorkap opent 3 87.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
9 Waarschuwing
Laat bij ook maar de geringste
frontale aanrijding de motorkap‐ veiligheidspal door een werk‐
plaats controleren.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen.
Controleer of de gebruikte olie de
juiste specificatie heeft. Aanbevolen
olie en smeermiddelen 3 228.
Het maximale motorolieverbruik is 0,6 liter per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
tien minuten uitgeschakeld zijn
geweest.