Page 81 of 269
Opbergen79
Druk de grendel naar onder om de
wand los te zetten en hem zoals
gewenst te verplaatsen. Zorg ervoor
dat de grendel volledig vastzit en dat
de verdeelwand rechtop staat.
Berg de verdeelwand op aan één kant
van de bagageruimte wanneer u hem niet gebruikt.
Telescopische blokkeerstangen
De telescopische blokkeerstangen
kunnen worden gebruikt in een verti‐
cale stand, vastgezet aan de vloer- en
daklaadrails
of in een horizontale stand, vastgezet aan de zijlaadrails.
Zorg ervoor dat de blokkeerstangen
volledig in de laadrails vastzitten
voordat u de auto belaadt.
Om de stang los te zetten, drukt u op
het slot en schuift u tegelijkertijd met
de stang.
De maximale belasting voor de zijlaa‐ drails is 100 daN/700 mm.
Blokkeercapaciteit: 300 kg.
Page 82 of 269
80OpbergenBlokkeerstang met veiligheidsnet
De blokkeerstang kan worden vast‐
gezet aan de zijlaadrails boven; draai de blokkeerstang met de hendel op
zijn plaats. Zorg dat de blokkeerstang geheel vastklikt.
Het geïntegreerde veiligheidsnet kan
dan worden bevestigd aan de verwij‐
derbare sjorogen in de zij- en vloer‐
laadrails (zie afbeelding).
Spanbanden Met de juiste spanbanden kunt u
voorwerpen vastzetten met behulp
van de verwijderbare sjorogen op de
laadrails aan de zijkant of in de vloer.
De maximale belasting voor de vloer‐ laadrails is 500 daN/700 mm.
Sjorcapaciteit: 800 daN in banden.
Capaciteit stalen bevestiging:
170 daN in directe spanning.De maximale belasting voor de zijlaa‐
drails is 100 daN/700 mm.
Sjorcapaciteit: 300 daN in banden.
Verwijderbare sjorogen 3 77, Bela‐
dingsinformatie 3 83.
Page 83 of 269
Opbergen81Veiligheidsnet
Laat het veiligheidsnet van de
dakruimte zakken en maak het vast
aan de sjorogen in de vloer van de auto 3 77.
Pas de spanning op de banden aan
zodat de lading goed vast zit.
Wanneer u het veiligheidsnet niet
gebruikt, moet u het in de dakruimte
opbergen.
Beladingsinformatie 3 83.
Scheidingsrooster
bagageruimte
Bij auto's met een ruit in het cabine‐
schutbord zit er wellicht een metalen rooster aan de kant van de bagage‐ruimte.
Het rooster biedt bescherming tegen
rondvliegende voorwerpen vanuit de
laadruimte bij krachtig remmen, een
plotselinge verandering van richting
of een ongeval.
Afhankelijk van de versie zijn de ruiten in de achterdeur en de
zijschuifdeur(en) ook voorzien van ruitbeschermingen, voor meer
bescherming en beveiliging.
Beladingsinformatie 3 83.
Gevarendriehoek De gevarendriehoek kan worden
opgeborgen in de ruimte onder de
voorstoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 76.
Page 84 of 269
82OpbergenVerbanddoos
Als zichtbare aanduiding van de
aanwezigheid van een verbanddoos
kan er een etiket op de dakconsole
zitten 3 76.
De verbanddoos kan worden opge‐ borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Met behulp van de twee lussen op het stoelkussen trekt u het kussen naarvoor om erbij te kunnen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 76.
Afhankelijk van de versie zit de
verbanddoos eventueel in de ruimte
tussen de voorstoelen of in de
dakconsole.
Brandblusser
Als zichtbare aanduiding van de
aanwezigheid van een brandblusser
kan er een etiket op de dakconsole
zitten 3 76.
De brandblusser kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen. Met behulp van de twee
lussen op het stoelkussen trekt u het
kussen naar voor om erbij te kunnen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 76.
Afhankelijk van de versie zit de brand‐
blusser eventueel in de ruimte tussen
de voorstoelen.
Eventueel zit er een extra brandblus‐
ser in de voorportierplaat of in de
bagageruimte.
Page 85 of 269

Opbergen83Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dakdra‐
gersysteem verwijderen wanneer het
niet wordt gebruikt.Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen zo ver moge‐ lijk vooraan en gelijkmatig
verdeeld in de laadruimte plaat‐
sen. Bij stapelbare voorwerpen
de zwaarste voorwerpen onder‐ aan leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 77.
● Objecten vastzetten of voorko‐ men dat ladingen te veel gaan
schuiven door delen van de opti‐
onele FlexOrganizer met behulp
van verwijderbare sjorogen aan
de laadrails vast te zetten.
FlexOrganizer 3 78.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om schuiven
tegen te gaan.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hefboom en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet
belemmeren. Geen losse voor‐
werpen in het interieur leggen.● Niet met een geopende achter‐ klep rijden. Bovendien is de
kentekenplaat alleen goed zicht‐
baar en verlicht met gesloten
deuren.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd
worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 232) en
het EU- leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw auto in de tabel Gewichten voorin
deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Page 86 of 269
84OpbergenExtra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
● De toegestane dakbelading (waarin het gewicht van de
dakdrager is inbegrepen) is
200 kg voor standaard dakvari‐
anten. De dakbelasting is de som van het gewicht van het dakdra‐
gersysteem en de lading.
Page 87 of 269

Instrumenten en bedieningsorganen85Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................86
Stuurwielverstelling ...................86
Stuurbedieningsknoppen ...........86
Claxon ....................................... 86
Knoppen op stuurkolom ............86
Wis-/wasinstallatie voorruit ........87
Buitentemperatuur .....................88
Klok ........................................... 89
Elektrische aansluitingen ...........90
Aansteker .................................. 91
Asbakken ................................... 91
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................92
Instrumentengroep ....................92
Snelheidsmeter ......................... 92
Kilometerteller ........................... 92
Dagteller .................................... 92
Toerenteller ............................... 93
Brandstofmeter .......................... 93
AdBlue-meter ............................ 93
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 94
Peilsensor motorolie ..................94
Service-display .......................... 94Versnellingsbakdisplay ..............95
Controlelampen ......................... 95
Richtingaanwijzer ......................98
Gordelverklikker ........................98
Airbag en gordelspanners .........98
Airbag-deactivering ...................98
Laadsysteem ............................. 99
Storingsindicatielamp ................99
Service-indicatie ........................99
Schakel motor uit .....................100
Remsysteem ........................... 100
Antiblokkeersysteem (ABS) .....100
Opschakelen ........................... 100
Lane Departure Warning .........100
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) ........................ 101
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................. 101
Koelvloeistoftemperatuur .........101
Voorverwarming ......................101
AdBlue ..................................... 101
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 101
Motoroliedruk ........................... 102
Te laag brandstofpeil ...............102
Stop-startsysteem ...................103
Rijverlichting ............................ 103
Grootlicht ................................. 103
Grootlichtassistentie ................103
Mistlamp .................................. 103Mistachterlicht......................... 103
Cruise control .......................... 103
Tachograaf .............................. 103
Portier open ............................. 103
Informatiedisplays ......................104
Driver Information Center ........104
Info-Display ............................. 104
Boordinformatie ......................... 105
Geluidssignalen .......................105
Tripcomputer .............................. 106
Tachograaf ................................. 108
Page 88 of 269
86Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 164.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom Bepaalde functies van het infotain‐
mentsysteem kunnen ook via de toet‐
sen op de stuurkolom worden
bediend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.