Page 97 of 244
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is heel belangrijk: het
bevat de beschrijving van alle
veiligheidssystemen van het voertuig en
het levert aanwijzingen die voor een
correct gebruik ervan nodig zijn.VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN...............96
VEILIGHEIDSGORDELS.........96
GORDELSPANNERS...........99
FRONTAIRBAGS............100
ZIJAIRBAGS...............103
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
KINDEREN................104
ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN .133
TPMS – Tyre Pressure Monitoring
System..................136
95
Page 98 of 244

VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN
84) 85)
19) 20)
3)
Afhankelijk van de uitrusting zou het
voertuig met de volgende zaken kunnen
zijn uitgerust:
krachtbegrenzers;
frontairbags bestuurderszijde en
passagierszijde.
Deze systemen zijn ontworpen om
afzonderlijk of tegelijkertijd in werking te
treden in geval van een frontale botsing.
Afhankelijk van de kracht van de
botsing, activeert het systeem:
de vergrendeling van de
veiligheidsgordel;
de gordelspanner (die de gordel strak
houdt);
de airbags.
BELANGRIJK
84)Controleer na ieder ongeval de
veiligheidsinrichtingen.
85)Werkzaamheden aan het gehele
systeem (gordelspanners, airbags,
elektronische modules, bedrading) of
hergebruik op een ander voertuig, ook al is
het identiek, zijn ten strengste verboden.
BELANGRIJK
19)Om ongewenste inschakeling, en
eventuele daaruit voortvloeidende schade,
te voorkomen, mag alleen deskundig
personeel van het Fiat Servicenetwerk
werkzaamheden aan de gordelspanners en
airbags verrichten.
20)De controle van de elektrische
kenmerken van de actuator mag alleen
worden verricht door personeel dat daar
specifiek voor is opgeleid en met gebruik
van de juiste gereedschappen.
BELANGRIJK
3)Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voor
de verwijdering van de gasgenerator van de
gordelspanners en de airbags, als het
voertuig wordt gesloopt.
VEILIGHEIDS-
GORDELS
86)
Voor duidelijke veiligheidsredenen, altijd
de veiligheidsgordels omdoen. Houd u
bovendien altijd aan de wetten van het
land waar u zich bevindt.
BELANGRIJK Zorg er voor een
volledige effectiviteit van de achterste
veiligheidsgordels voor dat de enkele
achterstoel goed op zijn plaats vastzit.
Zie de paragraaf "Aparte achterstoelen”
in het hoofdstuk "Kennismaken met uw
voertuig”.
Alvorens de motor te starten, eerst de
rijpositie aanpassen en de
veiligheidsgordels aanpassen om de
best mogelijke bescherming (voor alle
passagiers) te verkrijgen.
De veiligheidsgordels moeten altijd
schoon gehouden worden. Gebruik
producten geselecteerd door het Fiat
Servicenetwerk of zeep en warm water,
een spons voor het schoon schrobben
en een droge doek voor het drogen.
Gebruik geen schoonmaakmiddelen of
chemische producten.
BESTUURDERSSTOEL
VERSTELLEN
Ga met uw rug tegen de rugleuning
zitten (nadat u kleding zoals een jas,
jack, enz. hebt uitgedaan). Dit is een
essentiële factor voor een correcte
houding van de rugleuning;
96
VEILIGHEID
Page 99 of 244

verstel de stoel op basis van de
pedalen. De positie van de stoel moet
dusdanig zijn dat het koppelingspedaal
volledig kan worden ingetrapt. De
rugleuning moet dusdanig worden
gekanteld dat de armen licht gebogen
zijn;
zet de hoofdsteun in de gewenste
stand. Voor maximale veiligheid moet
de afstand tussen het hoofd en de
hoofdsteun minimaal zijn;
Pas het kussen aan op de gewenste
stoelhoogte. Deze verstelling
optimaliseert het zicht;
zet het stuurwiel in de gewenste
stand.
VEILIGHEIDSGORDELS
AANPASSEN
Ga stevig tegen de rugleuning zitten.
De borstriem 1 fig. 169 moet zo dicht
mogelijk langs de nek lopen, zonder de
nek te raken.
De heupriem 2 fig. 169 moet op de
dijen rusten en tegen de bovenbenen.
De gordel moet zo strak mogelijk om
het lichaam zitten (vermijd bijv. te dikke
kleding of het plaatsen van obstakels
tussen het lichaam en de gordel).Bevestigen
Trek de gordel langzaam naar buiten
zonder kracht te zetten en steek de tab
3 fig. 170 in gesp 5 (controleer of hij
goed is bevestigd door aan de tab 3 te
trekken).
Herhaal de handeling als de
veiligheidsgordel blokkeert.
Als de gordel volledig is geblokkeerd,
trek hem dan langzaam maar stevig ten
minste 3 cm naar buiten.Laat hem normaal terugrollen en trek
hem weer naar buiten. Neem, als het
probleem aanhoudt, contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Controlelampje veiligheidsgordels
van de voorstoelen niet omgelegd
Als de veiligheidsgordel niet is
bevestigd, blijft het lampje aan als de
motor is gestart en gaat het knipperen
zodra 16 km/h is bereikt. Bovendien
klinkt er ongeveer twee minuten een
geluidssignaal.
Hoogte van de veiligheidsgordel
van de voorstoel instellen
Beweeg hendel 6 fig. 171 om de
instelpositie te selecteren, zodat de
borstriem 1 fig. 169 stevig om het
lichaam zit, zoals bovenbeschreven.
Controleer na de verstelling of de gordel
goed op zijn plaats vastzit.
169T13622
170T13622-1
171T36553
97
Page 100 of 244

Losmaken
Druk op knop 4 fig. 170 en de gordel
wordt weer opgerold. Begeleid het bij
het oprollen.
Veiligheidsgordels achterstoelen
Voor de eerste rij achterstoelen
moeten gordels 8 fig. 172 worden
gebruikt;
voor de achterste rij achterstoelen
moeten gordels 7 fig. 172 worden
gebruikt.
Wanneer veiligheidsgordel 8
fig. 172 niet wordt gedragen, breng tab
9 in gesp 10.
Gebruikstoestand: controleer voordat
de veiligheidsgordels van de
achterstoelen aan de zijkant worden
gebruikt, of tab 11 fig. 173 van iedere
gordel in de bijbehorende gesp 12 is
bevestigd.Bevestigen en losmaken worden op
dezelfde manier gedaan als voor de
veiligheidsgordels van de voorstoelen.
Toegang tot de laatste rij:maak de
gordel van de tweede rij los en verwijder
hem uit zijn gesp 13 fig. 174 om de
toegang tot de laatste rij te
vergemakkelijken.
87)
Vergeet niet de gordel weer vast te
doen als er een passagier op die plaats
zit.
Veiligheidsgordels middenstoelen
Rol de gordel langzaam naar buiten tot
de tab in gesp 14 fig. 175 kan worden
bevestigd.
88)
BELANGRIJK Voor werkzaamheden op
de achterbank, zie de paragraaf "Aparte
achterstoelen” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”.
89) 90) 91) 92) 93) 94) 95) 96) 97) 98)172T36613
173T36614
174T36704
175T36556
98
VEILIGHEID
Page 101 of 244

BELANGRIJK
86)Veiligheidsgordels die niet goed zijn
afgesteld of gedraaid zitten, kunnen in
geval van een ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één veiligheidsgordel per persoon,
kind of volwassene. Zelfs zwangere
vrouwen moeten een veiligheidsgordel
dragen. Zorg er in dat geval voor dat de
heupriem niet te hard op de onderbuik
drukt, maar dat de gordel ook niet te los
zit.
87)Controleer of de achtergordels op hun
plaats zitten en naar behoren werken,
nadat de enkele achterstoel is versteld.
88)Zorg ervoor dat de enkele achterstoel
stevig op zijn plaats vastzit, voor een
optimale bescherming door de
veiligheidsgordel. Zie de paragraaf "Aparte
achterstoel” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”.
89)Wijzig de componenten van de
origineel geïnstalleerde veiligheidssystemen
op generlei wijze: veiligheidsgordels,
stoelen en bijbehorende bevestigingen.
Raadpleeg in speciale gevallen (voor bijv.
de montage van een kinderzitje) het Fiat
Servicepunt.
90)Gebruik geen voorwerpen waardoor de
gespen los zouden kunnen gaan
(veiligheidsspelden, klemmen, enz.), want
een losse veiligheidsgordel kan leiden tot
letsel in geval van een ongeval.
91)Leg de schoudergordel nooit onder uw
arm of achter uw rug om.
92)Gebruik nooit dezelfde gordel voor
meer dan één persoon en bevestig nooit
uw veiligheidsgordel over een baby of een
kind op uw schoot.93)Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is.
94)Controleer na ongevallen de
veiligheidsgordels en vervang ze, indien
nodig. Vervang bovendien de
veiligheidsgordels als ze tekenen vertonen
van slijtage of verslechtering.
95)Zorg er tijdens het terugplaatsen van
de enkele achterstoel voor dat de
veiligheidsgordels en gespen correct
geplaatst zijn, zodat ze naar behoren
kunnen worden gebruikt.
96)Controleer of het
vergrendelingssysteem van de
veiligheidsgordels goed in de gesp is
ingestoken.
97)Steek er geen voorwerpen in die de
gordel zouden kunnen blokkeren en een
correcte werking zouden kunnen
verhinderen.
98)Zorg ervoor dat u de behuizing voor de
bevestiging correct hebt geplaatst (hij mag
niet afgedekt, samengedrukt of geplet
worden door mensen of voorwerpen).
GORDELSPANNERS
99)
Wanneer de gordelspanners in werking
treden, zorgen ze ervoor dat de
veiligheidsgordel stevig om het lichaam
van de inzittenden blijft zitten, om op
die manier de effectiviteit van de gordel
te vergroten.
Wanneer de startschakelaar aan is en
zich een krachtige frontale botsing
voordoet, kan het systeem, afhankelijk
van de ernst van het ongeval, de
gordelspanner 1 fig. 176van de
veiligheidsgordel activeren, zodat de
gordel direct wordt teruggetrokken.
KRACHTBEGRENZERS
Afhankelijk van hoe hard de botsing
was, activeert dit mechanisme om de
werking van de veiligheidsgordel tegen
het lichaam tot een houdbaar niveau te
beperken.
176T31857
99
Page 102 of 244

BELANGRIJK
99)Controleer na ieder ongeval de
veiligheidsinrichtingen. Werkzaamheden
aan het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, elektronische modules, bedrading)
of hergebruik op een ander voertuig, ook al
is het identiek, zijn ten strengste verboden.
Om ongewenste inschakeling, en eventuele
daaruit voortvloeidende schade, te
voorkomen, mag alleen deskundig
personeel van het Fiat Servicenetwerk
werkzaamheden aan de gordelspanners en
airbags verrichten. De controle van de
elektrische kenmerken van de actuator
mag alleen worden verricht door personeel
dat daar specifiek voor is opgeleid en met
gebruik van de juiste gereedschappen.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voor de
verwijdering van de gasgenerator van de
gordelspanners en de airbags, als het
voertuig wordt gesloopt.
FRONTAIRBAGS
AIRBAGS AAN
BESTUURDERSZIJDE EN
PASSAGIERSZIJDE
100) 101)
Deze zijn ten opzichte van de
bestuurdersstoel en de voorste
passagiersstoel geïnstalleerd. Het
“airbag”-symbool op het stuurwiel en
dashboardkastje (airbaggebied A
fig. 177 ) zijn herinneringen aan de
aanwezigheid van de inrichting.
Ieder airbagsysteem bestaat uit:
een opblaasbaar kussen en een
bijbehorende gasgenerator die aan
bestuurderszijde in het stuurwiel en aan
passagierszijde in het dashboard zijn
geïnstalleerd;
een elektronische regelmodule die
de elektrische ontstekingsinrichting van
de gasgenerator aanstuurt;
een enkel controlelampjeop het
instrumentenpaneel.
Werking
Het systeem werkt pas nadat de
startschakelaar is aangezet.
In geval van eenfrontalebotsing,
worden de airbags opgeblazen,
waardoor de impact van het hoofd en
de borst van de bestuurder tegen het
stuurwiel en van de passagier tegen het
dashboard wordt beperkt; ze lopen
direct na de botsing weer leeg, zodat
ze niet in de weg zitten bij het verlaten
van het voertuig fig. 178.
Onregelmatige werking
Het controlelampje 4 fig. 179 gaat aan,
wanneer de startinrichting wordt
geïntroduceerd en gaat na een paar
seconden weer uit. Als het lampje niet
aangaat wanneer de startinrichting
wordt geïntroduceerd of als het aangaat
wanneer de motor draait, duidt dit op
een systeemstoring.
177T36503
178T31857-1
100
VEILIGHEID
Page 103 of 244

Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk. Iedere
vertraging in het opblazen kan de
effectiviteit in het geding brengen.
Alle onderstaande waarschuwingen
zijn bedoeld om te voorkomen dat
het opblazen van de airbag wordt
verhinderd en om ernstig letsel
door rondvliegende voorwerpen als
de airbags worden opgeblazen te
voorkomen.
Waarschuwingen betreffende de
bestuurdersairbag
102) 103) 104)
Waarschuwingen betreffende de
passagiersairbag
105) 106) 107) 108) 109)
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE EN
KINDERZITJE
Uitschakeling van de frontairbag
aan passagierszijde (voor
voertuigen waarop dat mogelijk is)
110) 111)
Om een kinderzitje op de voorste
passagiersstoel te installeren, moeten
de veiligheidsinrichtingen van de
voorste passagier worden
uitgeschakeld.
De airbags uitschakelen: zet het
voertuig stil, schakel het contact uit, en
druk en draai knop 1 fig. 180 naar de
stand OFF.
Zet het contact aan en controleer of het
controlelampje
op het
informatiepaneel 2 fig. 181 aan is en,
afhankelijk van de versie van het
voertuig, of het bijbehorende bericht
wordt weergegeven.Het lampje blijft permanent branden om
te bevestigen dat een kinderzitje kan
worden geïnstalleerd op de
passagiersstoel.
The printing on the dashboard and
labels A fig. 182 and fig. 183 on each
side of the passenger’s sun visor 3
fig. 182, remind you of these
instructions.
179T36504
180T36502
181T36500
182T36505
101
Page 104 of 244

Inschakeling frontairbag
passagierszijde
Wanneer het kinderzitje niet meer wordt
gebruikt, moet de airbag weer worden
ingeschakeld om ervoor te zorgen dat
de voorpassagier wordt beschermd in
geval van een ongeval.
De airbags weer inschakelen: zet
het voertuig stil, schakel het contact uit,
en druk en draai stop 1 fig. 184 naar de
stand ON. Schakel de schakelaar in en
controleer of het controlelampje
uit is
en of het lampjeop het
informatiepaneel 2 fig. 185, iedere keer
als u de motor start, ongeveer 1 minuut
gaat branden.De veiligheidsinrichtingen die gepaard
gaan met de veiligheidsgordel van de
voorpassagier, moeten ingeschakeld
zijn.
Storingen
Als het in-/uitschakelsysteem van de
frontairbags aan passagierszijde niet
werkt, kan geen kinderzitje tegen de
rijrichting in worden gemonteerd.
Tevens raden we af passagiers op die
plaats te vervoeren.Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
100)Het airbagsysteem werkt volgens een
pyrotechnisch principe, wat wil zeggen dat
bij de inschakeling warmte wordt
gegenereerd, rook vrijkomt (wat niet duidt
op vuur) en een ontploffingsgeluid wordt
gegenereerd. Door het opblazen van de
airbag, wat direct plaats zou moeten
hebben, kunnen huidirritaties en andere
problemen ontstaan.
101)Bevestig geen voorwerpen (buttons,
logo's, horloges, telefoonhouders, enz.)
aan het stuurwiel.
102)Het stuurwiel mag op generlei wijze
worden afgedekt.
103)Het stuurwiel mag niet gedemonteerd
worden (behalve door een deskundig
monteur van het Fiat Servicenetwerk).
104)Rijd niet te dicht op het stuurwiel:
gebruik een rijhouding waarbij uw armen
licht gebogen zijn. Op die manier heeft de
airbag voldoende ruimte om correct te
worden opgeblazen.
105)Lijm niets (buttons, logo's, horloges,
telefoonhouders, enz.) op het dashboard in
de buurt van de airbag.
106)Plaats niets (dieren, paraplu's,
wandelstokken, dozen, enz.) tussen het
dashboard en de passagier.
107)Leg uw voeten niet op het dashboard
of op de stoel: dergelijke houdingen
zouden tot ernstig letsel kunnen leiden.
Houd in het algemeen alle lichaamsdelen
(knieen, handen, hoofd, etc.) weg van het
dashboard.
183T35770184T36501
185T36500
102
VEILIGHEID