TYPEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen:
Volglas lampen (type A): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type B): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Buislampen (type C): trek de lamp uit de veercontacten om hem te
verwijderen.
Halogeenlampen (type D): maak de lamp vrij en trek hem uit zijn
zitting door de stekker opzij te draaien.
Halogeenlampen (type E): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon gasontladingslampen (type F): raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk om dit type lamp te vervangen.
149
LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Dimlicht/grootlicht
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒ga te werk vanuit de motorruimte,
verwijder rubber dop A fig. 109, met
behulp van het speciale lipje;
❒draai de lamp- lamphouder linksom
en trek deze naar buiten;
❒koppel de stekker B los en vervang
lamp C.
❒plaats vervolgens de lamp en de
lamphouder in zijn zitting en draai deze
rechtsom, verzeker u ervan dat hij
goed vergrendeld is.
❒monteer de rubber dop A weer.BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.Koplampen grootlicht/dimlicht met
Xenon gasontladingslampen
Neem voor het vervangen van deze
lampen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Stadslichten/dagverlichting (DRL)
Ga als volgt te werk om de lampen
te vervangen:
❒draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
❒draai, met behulp van de
schroevendraaier, schroeven A fig. 110
los en verwijder inspectieklepje B;
❒identificeer de lamp voor het
stadslicht/DRL;❒draai de lamp- lamphouder linksom
en trek deze naar buiten;
❒vervang de lamp met de
"bajonetsluiting" A fig. 111;
❒zet tenslotte inspectieklepje B fig.
110 terug, door de
bevestigingsschroeven A volledig vast
te draaien.
Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
❒draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
❒draai, met behulp van de
schroevendraaier, schroeven A fig. 110
los en verwijder inspectieklepje B;
❒identificeer de lamp voor de
richtingaanwijzer;
❒draai de lamp- lamphouder linksom
en trek deze naar buiten;
109F1B0146C
110F1B0147
111F1B0148C
151
❒vervang de lamp met de
"bajonetsluiting") A fig. 111;
❒zet tenslotte inspectieklepje B fig.
110 terug, door de
bevestigingsschroeven A volledig vast
te draaien.
Mistlampen
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
❒draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
❒draai, met behulp van de
schroevendraaier, schroeven A fig. 110
los en verwijder inspectieklepje B;
❒identificeer de lamp voor de mistlamp
❒draai de lamp- lamphouder linksom
en trek deze naar buiten;
❒maak de stekker los;
❒vervang de lamp-lamphouder B fig.
111.
❒sluit de stekker weer aan op de
nieuwe lamp-lamphouder, monteer de
unit en controleer of hij goed
vergrendeld is;
❒monteer de unit door deze rechtsom
te draaien, controleer of hij goed
vergrendeld is;
❒zet tenslotte inspectieklepje B fig.
110 terug, door de
bevestigingsschroeven A volledig vast
te draaien.
Richtingaanwijzers op flanken
BELANGRIJK De procedure is alleen
met behulp van illustraties beschreven.
Het wordt aanbevolen contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om
de lampen te laten vervangen.
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒verwijder uiterst voorzichtig afdekking
B fig. 112 van de buitenspiegel (met
behulp van geschikt gereedschap om
het lakwerk niet te beschadigen) die
rond het frame van de spiegel zelf
zit (zoals aangegeven in de afbeelding);
❒verwijder lampenglas A, verwijder
vervolgens lamp C door deze uit de
lamphouder te trekken.
❒monteer de nieuwe lamp, controleer
of hij goed is vergrendeld;
❒monteer de lamphouder weer op
lampenglas A;❒zet de afdekking B goed terug op de
buitenspiegel, controleer of hij goed
vergrendeld is.
Achterlichtunits
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
❒open de achterklep;
112F1B0149C
113F1B0022C
114F1B0151C
152
NOODGEVALLEN
❒gebruik de sleutel A fig. 113 die bij
het voertuig is geleverd (bevindt zich in
de map met de boorddocumentatie),
draai de twee schroeven A fig. 114 los
en maak de lichtunit van de betreffende
pinbevestigingen los door voorzichtig
te trekken;
❒maak de middelste stekker B los,
draai vervolgens de twee schroeven C
los;
❒maak de met de pijl aangegeven
lipjes los en trek lamphouder D fig. 115
naar buiten;
❒identificeer de lamp die vervangen
moet worden (1 Stadslicht/Remlicht - 2
Richtingaanwijzer - 3 Mistachterlicht
(waar aanwezig) of Achteruitrijlicht);❒alle lampen hebben een
"bajonetsluiting"; daarom moeten ze
enigszins ingedrukt en tegelijkertijd
gedraad worden om ze te kunnen
vervangen: linksom om ze te
verwijderen, rechtsom om ze te
monteren;
❒monteer de lamphouder D weer in
het lamphuis; stop wanneer u de lipjes
op hun plaats vast hoort klikken;
❒draai de twee schroeven C fig. 114
vast en sluit de middelste stekker B
weer aan;
❒monteer het lampenglas weer, door
de twee schroeven A volledig vast te
draaien;
❒sluit de achterklep weer.
3eremlicht
De lampjes van het 3eremlicht zijn leds.
Neem voor het vervangen contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Kentekenverlichting
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
❒verwijder, met de bijgeleverde
schroevendraaier, lampenglazen A fig.
116 ga te werk op het aangegeven
punt;
❒draai de lamphouder B fig. 117
linksom, verwijder lamp C en vervang
hem.❒monteer tenslotte de lampenglazen
weer.
OPMERKING Breng, alvorens het
lampenglas te verwijderen, een
bescherming (bijv. een doek) aan op de
punt van de schroevendraaier, om te
voorkomen dat het lampenglas
beschadigd raakt.
115F1B0152C116F1B0153C
117F1B0154C
153
❒het openen wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig uit zijn
zitting is gekomen;
❒verwijder deksel B , door het op de
zijgeleiders naar boven te schuiven,
zoals aangegeven in de afbeelding.
Op het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.Zodra de zekering vervangen is, als
volgt te werk gaan:
❒zet het deksel B correct terug op zijn
plaats in de zijgeleiders van de kast;
❒schuif het boven af volledig naar
beneden;
❒draai schroef A volledig vast, met
behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
❒draai tegelijk de schroef langzaam
rechtsom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
❒draai de schroef langzaam los;
❒het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in de
behuizing zit.
ZEKERINGENKAST IN
DASHBOARD
De zekeringenkast fig. 121 bevindt zich
aan de linkerkant van de stuurkolom
en de zekeringen zijn gemakkelijk
bereikbaar via het onderste deel van
het dashboard.
Neem voor het vervangen van
zekeringen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
119F1B0191C
120F1B0190C
121F1B0193C
155
ZEKERINGENKAST IN DE BAGAGERUIMTE
OPMERKING De configuratie van de bagageruimte verschilt afhankelijk van de uitrusting op het voertuig.
Zekeringenkast B
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
HI-FI-systeem F2 20
SchuifdakF3 20
Elektrische verstelling lendensteun voorstoel (bestuurderszijde) F4 7.5
Elektrische verstelling voorstoel (bestuurderszijde) F5 30
Elektrische verstelling voorstoel (bestuurders- en passagierszijde) F6 7.5
Elektrische verstelling lendensteun voorstoel (bestuurders- en
passagierszijde)F7 30
BELANGRIJK
135)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
136)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR.
137)Als een zekering doorbrandt die niet is op deze en de vorige pagina is beschreven, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
138)Alvorens een zekering te vervangen, moet gecontroleerd worden of de contactsleutel uit het slot is genomen en of alle stroomverbruikers
uit staan en/of zijn uitgeschakeld.
BELANGRIJK
59)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
60)Als de motorruimte moet worden schoongespoten, voorkom dan dat de waterstraal rechtstreeks op de zekeringenkast en de motor van
de ruitenwissers wordt gericht.
158
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK
139)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Leg daarom zowel de krik als het wiel
met de lekke band in de daarvoor
bedoelde behuizing in de bagageruimte.
140)Het is uiterst gevaarlijk om een wiel te
verwisselen aan de kant van het voertuig
naast de rijbaan: verzeker u er dan van dat
het voertuig op voldoende afstand van
de weg staat, om te voorkomen dat u
overreden wordt.
141)Geef de aanwezigheid van het
stilstaande voertuig aan in
overeenstemming met de geldende
regelgeving: alarmknipperlichten,
gevarendriehoek, enz. De inzittenden
moeten het voertuig verlaten, met name als
dit zwaar beladen is. Passagiers moeten
op een veilige afstand van het verkeer
wachten wanneer het wiel wordt
verwisseld. Om veiligheidsredenen, op
hellingen of onverharde wegen, de wielen
altijd blokkeren met de bijgeleverde
wiggen.142)De rij-eigenschappen van het voertuig
worden veranderd wanneer het
noodreservewiel gemonteerd is. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het noodreservewiel
is ongeveer 3000 km. Hierna moet de band
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Monteer
nooit een standaard band op de velg van
een ruimtebesparend reservewiel. Zorg
ervoor dat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Het gebruik van twee of meer
noodreservewielen is verboden. Smeer
de schroefdraden van de wielbouten niet
voordat u deze monteert: ze zouden los
kunnen raken tijdens het rijden!
143)Het noodreservewiel (waar aanwezig)
is specifiek voor uw voertuig: gebruik het
niet op andere modellen, en gebruik
evenmin een noodreservewiel van andere
modellen voor uw voertuig. Gebruik het
noodreservewiel alleen in noodgevallen.
Het mag alleen gebruikt worden voor
de afstand die nodig is om een werkplaats
te bereiken en niet bij hogere snelheden
dan 80 km/h. Op het ruimtebesparende
reservewiel is een oranje etiket
aangebracht met de belangrijkste
waarschuwingen en gebruiksbeperkingen.
Verwijder de sticker nooit en dek hem
niet af.144)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Hij mag, bijvoorbeeld,
niet gebruikt worden om andere voertuigen
of voorwerpen op te krikken. Gebruik de
krik nooit om onderhoud of
reparatiewerkzaamheden onder het
voertuig te verrichten. Ga nooit onder een
opgekrikt voertuig liggen. Mocht het nodig
zijn om werkzaamheden te verrichten onder
het voertuig, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk. Onjuiste plaatsing van
de krik kan er toe leiden dat het voertuig
eraf valt: gebruik hem alleen op de
aangegeven plaatsen. Gebruik de krik niet
voor belastingen die hoger zijn dan
aangegeven op het etiket.
145)Er kunnen geen sneeuwkettingen
gemonteerd worden op het
ruimtebesparende reservewiel. In geval van
een lekke voorband (aandrijfwiel) en als er
sneeuwkettingen gebruikt moeten worden,
gebruik dan een standaardwiel en monteer
het ruimtebesparende reservewiel op de
achteras. Op deze manier, met twee
normale aandrijfwielen op de vooras,
kunnen sneeuwkettingen gemonteerd
worden (deze aanwijzing is ook geldig voor
4x4 versies).
146)Voer nooit werkzaamheden uit aan het
ventiel. Steek nooit gereedschap, van
welk type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, die overeen moet komen met
de spanningswaarden die zijn aangegeven
in het hoofdstuk “Technische gegevens”.
162
NOODGEVALLEN
❒als deze na vijf minuten nog steeds
geen minstens 1,8 bar bedraagt,
koppel dan de compressor van het
ventiel en het stopcontact af en
verplaats vervolgens het voertuig
ongeveer tien meter naar voren of naar
achteren, zodat de afdichtvloeistof
zich gelijkmatig in de band kan
verdelen; pomp de band vervolgens
weer op.
❒als na deze handeling nog steeds
geen 1,8 bar wordt verkregen binnen 5
minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk;
❒stop na ongeveer 10 minuten rijden
en controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de elektrische
parkeerrem in te schakelen;
❒als een spanning van minstens 1,8
bar wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij draaiende
motor en ingeschakelde elektrische
parkeerrem), ga onmiddellijk weer rijden
en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
147)Beschadigingen op de zijkanten van
de band kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de Fix&Go automatic kit niet als
de band beschadigd is geraakt door het
rijden met een lege band.
148)Draag de beschermende
handschoenen die bij de Fix&Go automatic
kit geleverd zijn.
149)Breng de sticker aan op een plaats
die goed zichtbaar is voor de bestuurder
om eraan te herinneren dat de band
behandeld is met de Fix&Go automatic kit.
Rijd voorzichtig, met name in bochten.
Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
150)Rij niet verder als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald: the Fix&Go
automatic kit kan de vereiste afdichting niet
garanderen omdat de band te ernstig
beschadigd is. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
151)U moet altijd aangeven dat de band
gerepareerd is met behulp van de Fix&Go
automatic kit. Overhandig de folder aan het
personeel dat de band die behandeld is
met de Fix&Go automatic kit zal repareren.
152)Reparatie is niet mogelijk als de
wielvelg beschadigd is (loopvlak is
vervormd, waardoor lucht kan
ontsnappen). Verwijder niet het eventueel in
de band binnengedrongen voorwerp
(schroef of spijker).153)Bedien de compressor niet langer dan
20 minuten achter elkaar. Gevaar voor
oververhitting. De Fix&Go automatic kit is
niet geschikt voor definitieve reparatie, dus
de gerepareerde banden mogen slechts
tijdelijk gebruikt worden.
154)De spuitbus bevat ethyleenglycol en
latex: dit kan een allergische reactie
veroorzaken. Schadelijk bij inslikken.
Irriterend voor de ogen. Kan irritatie
veroorzaken bij inademing of contact.
Vermijd contact met huid, ogen en kleding.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk
water. Wek het braken niet op bij inslikken.
Spoel de mond uit, drink veel water en
raadpleeg onmiddellijk een arts. Buiten
bereik van kinderen bewaren. Het product
mag niet gebruikt worden door
astmapatiënten. Adem de dampen niet in
tijdens het inbrengen en oppompen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts bij
allergische reacties. Bewaar het busje in
zijn houder, uit de buurt van
warmtebronnen. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum. Vervang het
busje als de houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken.
BELANGRIJK
61)Als de band door vreemde voorwerpen
lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden
voor beschadiging in het loopvlak of de
schouder met een diameter van max.
4 mm.
164
NOODGEVALLEN